ECLI:NL:RBNNE:2020:4627

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
18/243378-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, vernieling en inbraak met bijzondere voorwaarden

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, vernieling en inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn gekoppeld, omvatten onder andere een klinische opname. De verdachte heeft in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 20 augustus 2020 een personenauto, merk Volkswagen, type Lupo, gestolen en deze opzettelijk vernield. Daarnaast heeft hij op 23 juni 2019 een televisie gestolen uit een opvang van Verslavingszorg Noord Nederland en in de periode van 26 augustus 2020 tot en met 27 augustus 2020 heeft hij samen met anderen diverse gereedschappen en een motor gestolen. De rechtbank heeft de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 3 in de zaak met parketnummer 18/259030-20, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/243378-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/259030-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
10 december 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kuipers, advocaat te Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/243378-20 dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 augustus 2020 tot en met 20 augustus 2020 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, een personenauto, merk Volkswagen, type Lupo, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Volkswagen, type Lupo, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
en in de zaak met parketnummer 18/259030-20 dat:
1.
hij, op of omstreeks 23 juni 2019, in de gemeente Emmen, een TV, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Verslavingszorg Noord Nederland , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 26 augustus 2020 tot en met 27 augustus 2020, te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse gereedschappen en/of een motor, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij, op of omstreeks 6 september 2020, te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zestig planken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Gabinova, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3 in de zaak met parketnummer 18/259030-20.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in de zaak met parketnummer 18/243378-20 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/259030-20 heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat geen van de verbalisanten verdachte herkent als de man die de televisie heeft weggenomen. Er wordt enkel vastgesteld dat op de beelden te zien is dat verdachte schoenen met witte zolen draagt en dat de persoon die de TV heeft weggenomen ook schoenen met witte zolen draagt. Daarnaast bevat het dossier een bedenkelijke verklaring van [getuige 1] . Dit is te weinig om tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [getuige 2] geen bewijswaarde heeft, nu niet kan worden uitgesloten dat zij heeft verklaard mede op grond van andere motieven dan het dienen van de waarheidsvinding. Dit geldt ook voor de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] . Daar komt bij dat de verbalisanten, die hebben verklaard verdachte op de beelden te herkennen, op geen enkele wijze hebben beschreven waaraan zij verdachte menen te herkennen. Überhaupt kunnen aan de hand van de vage stills in het dossier eigenlijk geen herkenningen worden gedaan. Zelfs als de rechtbank overweegt dat de persoon lijkt op verdachte, dan bevatten de stills nog onvoldoende onderscheidend vermogen om alleen op basis hiervan te komen tot een veroordeling.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie en de raadsman- feit 3 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 en de feiten
1. en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 augustus 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020267203 d.d. 4 oktober 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
De rechtbank past met betrekking tot de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
ten aanzien van feit 1
1. De door verdachte ter zitting van 10 december 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de nacht van 22 juni op 23 juni 2019 op visite geweest bij [getuige 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019161689 d.d. 20 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Ik doe aangifte van diefstal. Ik ben werkzaam bij Verslavingszorg Noord Nederland in de opvang in de Kop van Zuid Emmen. In de opvang is een gemeenschappelijke huiskamer. In die huiskamer stond een TV. Op 22 juni 2019 omstreeks 23.00 uur stond de TV er nog. Op 23 juni omstreeks 07.00 uur zag ik dat de TV weg was. Een collega, [naam] heeft
vervolgens beveiligingsbeelden bekeken van Treant Scheper Ziekenhuis. Daarop was te zien dat de haar bekende [verdachte] tussen 03.30 en 04.00 uur het gebouw de Kop van Zuid inging. Op die beelden stond ook een bewoner van ons, [getuige 1] . Ik heb [getuige 1] geconfronteerd met de beelden en de gestolen TV. [getuige 1] verklaarde aan mij dat [verdachte] op bezoek was geweest en dat [verdachte] de TV had meegenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 16 september 2019, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik bekeek camerabeelden afkomstig van Treant Scheper Ziekenhuis, Kop van Zuid. De beelden waren opgevraagd in verband met diefstal van een televisie uit het gebouw van Verslavingszorg Noord Nederland . Hieronder wordt beschreven wat ik waarneem op bovengenoemde camerabeelden.
Camera gericht op ingang. Onderin: 2019-06-22.
Fragment 2:
00:21:33: Komt een oudere man binnen, kijkt achterom. Achter hem komt een man binnen
met een fiets. Deze man wordt vanaf nu MAN 2 genoemd.
MAN 2: Draagt een zwarte hoodie met capuchon. Op borsthoogte loopt een dikke rode
balk. Hij draagt een rugzak.
Fragment 7:
zelfde camera
00:31:25
MAN 2 draagt sneakers met opvallende dikke witte zolen.
Fragment 9:
zelfde camera
0:5:25:40: Vermoedelijk MAN 2 naar buiten, maar nu met capuchon over zijn hoofd. Zicht vanaf rugzijde. Draagt zelfde rugzak. Heeft onder zijn rechterarm een platte beeldscherm geklemd. Sneakers met dezelfde witte zolen, donkere kleur bovenzijde schoen.
Samenvattend:
Om 05:25:40 loopt MAN 2 uit het gebouw met een beeldscherm onder zijn arm geklemd. Aangezien MAN 2 dezelfde kleding draagt als eerder, hem genoemd als MAN 2.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 23 september 2019, opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Bij het bekijken van de beelden zag ik direct dat het om de mij ambtshalve bekende [verdachte] ging. Ik heb [verdachte] meerdere keren getroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 23 september 2019, opgenomen op pagina 11 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 23 september 2019 werd een filmpje aangeboden met de vraag de herkenning van de persoon die de trui draagt met op borsthoogte een balk. Op het betreffende filmpje is te zien dat er 2 mannen, via een glazen draaideur, een pand binnen gaan. De man met de genoemde balk op de trui komt als 2e man binnen. Deze 2e man herken ik als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik herken hem aan zijn gezicht en aan zijn manier van lopen.
ten aanzien van feit 2
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020280178 d.d. 10 oktober 2020, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] :
Ik woon te Emmer-Compascuum. Achter op mijn erf bevindt zich een losstaande schuur. Deze schuur was, toen ik de woning verliet, afgesloten. Op 26 augustus (de rechtbank begrijpt: 2020) ben ik omstreeks 18.00 uur vertrokken. Op 27 augustus omstreeks 15.30 uur kwam ik weer thuis. Toen ik mijn erf op liep zag ik dat de schuur open stond. De schuurdeur was open gebroken. In de schuur waren diverse gereedschappen verdwenen. Verder stond in de schuur ook een replica motor blauw van kleur. Ik heb camera's rond de woning hangen. Deze beelden mag u gebruiken voor uw onderzoek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 8 september 2020, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van een inbraak te Emmer-Compascuum, gepleegd tussen 26 augustus 2020 om 18.00 uur en donderdag 27 augustus 2020 om 15.30 uur, waarbij onder andere een motorfiets en gereedschap werd gestolen, leverde aangever [slachtoffer 2] camerabeelden aan waarop de verdachten te zien zijn. Door mij werden de camerabeelden bekeken en hieronder beschreven.
Start situatie camera:
- Te zien is een achtertuin met verschillende goederen op de grond/straat.
- Onder in beeld staat bij de start de aanduiding: CAM 01 2020-08-27 02:09:00.
Omschrijving personen:
- Persoon 1 is herkend en beschreven in enkele proces-verbalen van bevindingen als [verdachte] .
- Persoon 2 is herkend en beschreven in een proces-verbaal van bevindingen als [getuige 3] .
02:09:51 : [getuige 3] pakt ergens een buis/staaf/stok vandaan en geeft deze aan [verdachte] . Ze lijken onderling te praten. [getuige 3] verdwijnt weer uit beeld.
02:10:07 : [verdachte] doet zijn capuchon weer op, blijft een tijdje staan en loopt weer achterin de tuin in met de buis/staaf/stok. [getuige 3] verdwijnt uit beeld.
02:11:50 : [verdachte] en [getuige 3] overleggen weer. [getuige 3] staat vlak onder de camera en verdwijnt weer uit beeld en [verdachte] loopt de tuin weer in en kijkt rond in de tuin.
02:44:21 : [verdachte] komt weer vanuit onder in beeld en heeft een emmer in zijn hand en zet deze halverwege neer in de tuin.
02:44.37 : [getuige 3] komt weer vanuit onder in beeld. [verdachte] pakt iets op uit te de tuin. [verdachte] schijnt met een licht op de grond. Samen lopen ze naar achteren en verdwijnen uit beeld.
02:53:30 : [verdachte] en [getuige 3] verschijnen weer onder in beeld. Ze hebben een motorfiets vast. [verdachte] loopt links naast de motor en heeft het stuur vast. [getuige 3] duwt de motor aan de achterzijde. De motor wordt de tuin door geduwd en ze verdwijnen weer uit beeld.
03:00:54 : [getuige 3] komt weer onder in beeld en draagt in zijn rechterhand een emmer.
Hierna verdwijnen [verdachte] en [getuige 3] uit beeld en stopt de opname.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020 met bijlage, opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 31 augustus 2020 bekeek ik de camerabeelden van een inbraak in Emmer-Compascuum, waarop twee personen te zien waren. De man met de witte pet op en die het eerst in beeld verschijnt herkende ik ambtshalve als [verdachte] . [verdachte] heb ik op 27 juli 2020 nog gehoord als verdachte.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 1 september 2020, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 1 september 2020 bekeek ik camerabeelden van een inbraak in Emmer-Compascuum, waarop twee personen te zien waren. De man met de witte pet op en die het eerst in beeld verschijnt herkende ik ambtshalve als [verdachte] . Ik heb [verdachte] meerdere malen tijdens mijn dienst gesproken.
Met betrekking tot de hiervoor in de zaak met parketnummer 18/259030-20 weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van de opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat het verdachte is die op 23 juni 2019 de diefstal van een TV heeft gepleegd. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben verdachte op de camerabeelden herkend, die door verbalisant [verbalisant 1] wordt omschreven als 'MAN 2'. [verbalisant 1] komt op basis van de kleding en niet alleen op basis van de schoenen met witte zolen tot de conclusie dat het 'MAN 2' is die met de TV onder zijn arm het gebouw verlaat.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte, samen met een ander, de onder 2 ten laste gelegde diefstal met braak heeft gepleegd. Verdachte is door meerdere verbalisanten herkend op basis van de bewegende beelden en niet slechts op basis van de in het dossier aanwezige stills. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan die herkenning te twijfelen, nu de verbalisanten hebben verklaard dat zij meerdere keren contact hebben gehad met verdachte. De verklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] zijn niet voor het bewijs gebruikt, zodat de rechtbank niet op het verweer met betrekking tot deze verklaringen ingaat.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 en de feiten
1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/243378-20:
1.
hij in de periode van 19 augustus 2020 tot en met 20 augustus 2020 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, een personenauto, merk Volkswagen, type Lupo, toebehorende aan
[slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 20 augustus 2020 te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Volkswagen, type Lupo, toebehorende aan
[slachtoffer 1] , heeft vernield;
en in de zaak met parketnummer 18/259030-20:
1.
hij op 23 juni 2019 in de gemeente Emmen een TV, toebehorende aan Verslavingszorg Noord Nederland , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 26 augustus 2020 tot en met 27 augustus 2020 te Emmer-Compascuum, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, diverse gereedschappen en een motor, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/243378-20:
1. diefstal;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
en in de zaak met parketnummer 18/259030-20:
1. diefstal;
2. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 en de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder de klinische opname.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie, zodat verdachte aansluitend in een kliniek kan worden opgenomen. De kans van slagen van die behandeling zou daardoor worden bevorderd. Verdachte staat daar ook achter en blijft liever langer vast zitten dan dat zijn behandeling in gevaar komt door een eerdere invrijheidstelling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van VNN, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft omstreeks 19 augustus 2020 een auto gestolen en deze auto op 20 augustus 2020 in brand gestoken om, zoals verdachte heeft verklaard, zijn DNA te verwijderen. Aangeefster heeft ter terechtzitting de impact van deze feiten duidelijk gemaakt. Door de brand is niet alleen de auto verloren gegaan, maar ook persoonlijke spullen die in de auto lagen. Haar dochtertje is daarvan nog steeds diep onder de indruk. Een week later heeft verdachte, samen met een ander, een inbraak gepleegd waarbij een motor en gereedschappen zijn weggenomen. Eerder heeft verdachte, in juni 2019, uit een opvang van de VNN te Emmen een TV gestolen.
Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen en materiële schade en hinder veroorzaakt voor de gedupeerden. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
In strafverzwarende zin weegt mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal en vernieling en dat hij een deel van de feiten in een proeftijd heeft gepleegd.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies van VNN van 3 december 2020. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van ADHD, persoonlijkheids-problematiek, middelenafhankelijkheid en een psychotische stoornis door drugsgebruik. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden. De risico's op herhaling en letselschade worden als hoog ingeschat. Om de kans op herhaling te verminderen acht de reclassering een klinische behandeling noodzakelijk. Verdachte heeft ter terechtzitting ook aangegeven dat hij graag klinisch wil worden behandeld. Hij is reeds aangemeld bij het IFZ/NIPF, maar een eventuele opnamedatum is nog niet bekend. De beoogde opname in het IMC Beilen kan geen doorgang vinden omdat die kliniek niet het beveiligingsniveau kan bieden dat nodig is. De ter terechtzitting verschenen deskundige Kefalas heeft verklaard dat een intakegesprek staat gepland bij de [instelling] . Zij heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte ter overbrugging op een crisisplek in een zorginstelling te laten opnemen, waarbij zij wel zorg heeft uitgesproken over de kans van slagen. Ook daar zal naar verwachting niet het beveiligingsniveau geboden kunnen worden dat verdachte nodig heeft. Daarnaast heeft VNN als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en de verplichting tot meewerken aan middelencontrole geadviseerd.
Alles afwegende, waaronder de bedoeling om het einde van de detentie zoveel mogelijk te laten aansluiten op de beoogde opname in in de [instelling] , is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, die VNN heeft geadviseerd. De rechtbank acht deze voorwaarden noodzakelijk om de kans op herhaling te verminderen.

Benadeelde partijen

In de zaak met parketnummer 18/243378-20 heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Zij vordert een bedrag van € 2.084,75 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
In de zaak met parketnummer 18/259030-20 heeft de Stichting Verslavingszorg Noord Nederland zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering van
€ 469,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te voldoen. De raadsman heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In verband met de bepleite vrijspraak heeft de raadsman ten aanzien van de vordering van VNN gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/243378-20 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, is daarom toewijsbaar. Alle schadeposten tezamen maken een bedrag van € 2.084,72, zodat dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020.
Ook ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Stichting VNN is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat VNN de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/259030-20 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 juni 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/259030-20 onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/243378-20 en het onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 18/259030-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot twee maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na uitnodiging meldt bij de reclassering van VNN Drenthe en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende (maximaal) een jaar zal laten opnemen in de [instelling] , althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich -ter overbrugging naar een opname in de [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling- laat opnemen op een daartoe door de reclassering aangewezen (crisis)plek en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
4. dat de veroordeelde zich na de klinische opname, indien geïndiceerd, laat behandelen door het Forensisch ACT team (GGZ Drenthe) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering
nodig vindt, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
5. dat de veroordeelde, indien geïndiceerd door de reclassering en/of zijn hoofdbehandelaar, gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
6. dat de veroordeelde, zo vaak als de reclassering dat nodig acht, meewerkt aan controle op middelengebruik, middels blaastesten of urinecontroles.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/243378-20, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.084,72(zegge: tweeduizend vierentachtig euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 2.084,72 (zegge: tweeduizend vierentachtig euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 30 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/259030-20, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Stichting Verslavingszorg Noord Nederlandtoe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
469,-(zegge: vierhonderdnegenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Stichting Verslavingszorg Noord Nederland , te betalen een bedrag van € 469,- (zegge: vierhonderdnegenenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2019.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 9 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer Stichting Verslavingszorg Noord Nederland , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2020.