ECLI:NL:RBNNE:2020:4626

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
18/730025-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting, ontploffingen, diefstal en drugsbezit met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 28 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder brandstichtingen van auto's, ontploffingen, diefstal en het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen zoals GHB, amfetamine en MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van juni 2019 tot en met april 2019 verschillende branden heeft gesticht, waarbij hij gebruik maakte van aanmaakblokjes en brandbare stoffen. Bij de ontploffingen, veroorzaakt door pijpbommen, zijn aanzienlijke schade en levensgevaarlijke situaties ontstaan. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een verslaving aan drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft daarnaast schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730025-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/030078-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 december 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Rosema, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18/730025-20, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 19 juni 2019 en 20 juni 2019 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, op een parkeerterrein (gelegen aan of bij de weg, de Grietmanstraat), opzettelijk brand heeft gesticht bij een of meer (personen)auto('s), door een zogenoemd aanmaakblokje en/of een propje papier en/of een doekje te doordrenken met wasbenzine/terpentine, althans een brandbare en/of vluchtige
(vloei)stof, en vervolgens dat aanmaakblokje en/of propje papier en/of doekje op een band van een (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken ( [kenteken] ) te leggen en/of wasbenzine/terpentine over die band te gieten en vervolgens dat aanmaakblokje en/of propje papier en/of doekje en/of die band in brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen bij/aan/met die (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of een (personen)auto van het merk Volkswagen (type Polo,
voorzien van het kenteken [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of (personen)auto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of de in die voornoemde auto's aanwezige goederen en/of die een of meer in de directe omgeving van die (personen)auto's geparkeerde motorvoertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te
duchten was;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, op een parkeerterrein (gelegen aan of bij een weg, de Torenvalk), opzettelijk brand heeft gesticht door een of meer brandba(a)r(e) goed(eren)/(vloei)stoffen bij/aan/van een (personen)auto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) in brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen aan//bij/met die (personen)auto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ), althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die (personen)auto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of een (personen)auto van het merk Renault (type Laguna, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of een (bedrijfs)auto van het merk Renault (type Master, voorzien van het kenteken [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die (personen)auto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of die (personen)auto van het merk Renault (type Laguna, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of die (bedrijfs)auto van het merk Renault (type Master, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of de in die voornoemde auto's aanwezige goederen en/of die een of meer in de directe omgeving van die (personen)auto's geparkeerde motorvoertuigen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 10 december 2019 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, (op/aan de weg Zilverschoon), opzettelijk brand heeft gesticht door een stuk vuurwerk, althans een of meer brandba(a)r(e) goed(eren)/(vloei)stof(fen) bij/aan/van een (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ) aan te steken/in brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met die (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ), althans met een of meer brandba(a)r(e) goed(eren)/(vloei)stof(fen), ten gevolge waarvan die (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die (personen)auto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en/of de in die voornoemde auto's aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
4.
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning gelegen aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ) enig(e) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] (en/of een van zijn huisgenoten), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een of meer schuttingdelen uit een bij die woning aanwezige schutting heeft verwijderd en/of (vervolgens) zich de toegang tot de achtertuin van die woning heeft verschaft en/of (vervolgens) een (keuken)trap uit een aldaar aanwezige schuur heeft gepakt en/of (vervolgens) (met een breekijzer) een ruit van die woning heeft ingeslagen/kapot gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
A.
hij op of omstreeks 14 december 2019 te Reduzum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit een loods gelegen bij een boerderij/woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ) (onder meer) een zak en/of een verfbrander en/of twee slijptollen en/of een cirkelzaag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
B.
hij op of omstreeks 14 december 2019 te Reduzum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een boerderij/woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ) enig(e) goed(eren) van verdachte en/of verdachtes mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, (met een steen) een ruit (van een schuifpui) van die boerderij/woning heeft vernield (om zich zodoende kennelijk de toegang tot die boerderij/woning te verschaffen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 4 december 2018 te Drogeham, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, bij of tegen een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom, althans een geïmproviseerde explosieve constructie, met een pyrotechnisch mengsel als lading, (met een aansteker of anderszins) aan te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met die zogenoemde pijpbom, en (vervolgens) die zogenoemde pijpbom bij of tegen die woning neer te gooien, althans neer te leggen, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan een aldaar bij die woning aanwezige houten tafel en/of een (buiten)deur van een berging en/of container en/of twee ruiten en/of het plafond van de keuken van die woning werden beschadigd/vernield en daarvan
- gemeen gevaar voor die voornoemde goederen en de rest van die woning en/of de inventaris van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ), in elk geval levensgevaar voor voor een ander of anderen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
7.
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Kootstertille, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, aan of bij een (personen)auto (van het merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [kenteken] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom, althans een geïmproviseerde explosieve constructie, met een pyrotechnisch mengsel als lading, (met een aansteker of anderszins) aan te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met die
zogenoemde pijpbom, en (vervolgens) die zogenoemde pijpbom onder (een spatbord van) die voornoemde (personen)auto, althans dichtbij die (personen)auto, te plaatsen, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan die voornoemde (personen)auto en/of een (personen)auto (van het merk Mini Cooper, voorzien van het kenteken [kenteken] ) (zwaar) beschadigd zijn geraakt, althans zijn vernield, en daarvan gemeen gevaar voor die voornoemde (personen)auto('s) en/of een of meer andere (personen)auto('s) en/of een ander(e) goed(eren) in de directe omgeving van de ontploffing, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
en in de zaak met parketnummer 18/030078-20 dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ( in totaal) (ongeveer) 314,10 gram gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of
- ( in totaal) (ongeveer) 1,76 gram amfetamine en/of
- ( in totaal) (ongeveer) 5,14 gram MDMA,
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/730025-20 veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4, 5A en 5B, 6 en 7. In de zaak met parketnummer 18/030078-20 heeft de officier veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in de zaak met parketnummer 18/730025-20 met betrekking tot feit 1, 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 4, 5A en 5B, 6 en 7. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de aanwezigheid van het breekijzer op de plaats delict. Nu slechts sprake is van een kale DNA-match is er onvoldoende wettig bewijs, zo heeft de raadsvrouw gesteld. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de feiten 4 en 5A en 5B, terwijl hij over een aantal strafbare feiten wel een bekennende verklaring heeft afgelegd. Dat pleit volgens de raadsvrouw voor de verdachte en maakt dat er geen overtuigend bewijs is dat verdachte bij de feiten 4 en 5A en 5B betrokken is geweest.
Wat betreft feit 6 heeft de raadsvrouw betoogd dat er geen sprake is geweest van een te duchten levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Verdachte wist niet van de kracht en impact van de vuurwerkbom die hij bij de woning geplaatst heeft. Het gevaar voor de aanwezige bewoner is niet te voorzien geweest. Met betrekking tot feit 7 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte als (mede)pleger bij het feit betrokken is geweest. Verdachte zelf heeft verklaard dat [medeverdachte] de pijpbom heeft gegooid. Dat verdachte [medeverdachte] niet heeft weerhouden van het gooien van de pijpbom is onvoldoende om van medeplegen te spreken. Uit het dossier blijkt bovendien dat [medeverdachte] niet eerlijk is geweest over zijn verblijfplaats op het moment van de ontploffing. Daartegenover staat dat verdachte uit eigen beweging, zonder dat daartoe een concrete aanleiding bestond, heeft verklaard over wat er in Kootstertille is gebeurd. Gelet hierop is er volgens de raadsvrouw voorts geen overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft (mede)gepleegd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/030078-20 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van een hoeveelheid GHB. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet wist wat er in de aangetroffen flessen zat en er is ten aanzien van de vloeistof in die flessen alleen een indicatietest die wijst op de mogelijke aanwezigheid van GHB. Volgens de raadsvrouw is daarmee onvoldoende vastgesteld dat er daadwerkelijk GHB in de flessen zat.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/730025-20
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 (brandstichtingen)
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, op grond van de aangiftes, processen-verbaal en de bekennende verklaring van de verdachte, zoals die hieronder bij de bewijsmiddelen zijn aangeduid.
Ten aanzien van feit 4 (poging tot woninginbraak)
De rechtbank stelt op basis van de aangifte en processen-verbaal in het dossier, die hieronder bij de bewijsmiddelen zijn opgenomen, het volgende vast.
Een persoon heeft (onder meer) aan de achterzijde van een woning aan de [straatnaam] een ruit kapot gemaakt. Een van de bewoners van het pand lag in de betreffende kamer te slapen en is wakker geworden van glasgerinkel. Aan de achterzijde van de woning is naast het ingeslagen slaapkamerraam een breekijzer aangetroffen, waarop DNA is aangetroffen dat afkomstig is van verdachte. Voor de avond van de poging tot inbraak stond dat breekijzer nog niet in de tuin.
Verdachte heeft ontkend het breekijzer in de tuin te hebben achtergelaten. Hij heeft verklaard dat hij rond de tijd van de inbraak dakloos was en bij verschillende vrienden verbleef. Bij al deze vrienden had hij naar zijn zeggen een deel van zijn inboedel liggen, waaronder het betreffende breekijzer, en hij weet niet of een van zijn vrienden het breekijzer heeft gebruikt.
Over de aanwezigheid van het breekijzer heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank een onvoldoende concrete en verifieerbare verklaring afgelegd. Zo kan verdachte geen enkele naam noemen van de personen bij wie (een deel van) van zijn inboedel lag. Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring over de aanwezigheid van het breekijzer op het plaats delict, is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte de persoon is geweest die heeft getracht in te breken.
Ten aanzien van feit 5A en 5B (diefstal uit een loods en poging diefstal uit een woning)
De rechtbank stelt op basis van de aangifte en processen-verbaal in het dossier, die hieronder bij de bewijsmiddelen zijn opgenomen, het volgende vast.
Op 14 december 2019 is in Reduzum ingebroken bij een loods die bij een boerderij/woning hoort. Vervolgens is geprobeerd om in te breken in de woning zelf door een raam van een schuifpui in te gooien met een steen. Een van de bewoners van de woning heeft een persoon zien wegrennen bij de schuifpui, kort nadat het raam is ingegooid. In de buurt van de schuifpui is een jutezak aangetroffen met daarin gereedschap afkomstig uit de loods. In de buurt van de loods is een aansteker gevonden die afkomstig is van verdachte. Bij de woning is daarnaast een blikje energydrank gevonden met daarop het DNA van verdachte. Op basis van de foto’s in het dossier constateert de rechtbank dat het blikje energydrank in de buurt van de schuifpui is gevonden. Voorts stelt de rechtbank op basis van de foto’s vast dat de woning niet direct aan de doorgaande weg is gelegen.
Verdachte stelt dat hij op 14 december 2019 rondom het moment van de inbraak in de buurt van de woning is geweest, maar dat hij niets met de inbraak te maken heeft.
De rechtbank overweegt dat verdachte wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn aanwezigheid in de buurt van het perceel van de woning en loods. Zo heeft hij in het verhoor van 15 februari 2020 verklaard dat hij een tijdje in Reduzum heeft gewoond en dat het blikje energydrank misschien is aangetroffen op of in de straat of in de buurt daar; heeft hij in het verhoor van 19 mei 2020 verklaard dat een vriend met de naam [naam 4] hem verzocht mee te gaan met een klus en dat ze met een auto naar het perceel zijn gereden en dat hij is weggegaan zodra hij doorhad wat de bedoeling was; en heeft hij ter zitting verklaard dat een vriend met de naam [naam 1] hem verzocht bij het perceel te komen en dat hij daar lopend naar toe is gegaan, alwaar hij [naam 1] aantrof op een scooter en in het bezit van twee zakken met goederen. De verklaringen van verdachte over zijn aanwezigheid op het perceel zijn daarnaast in strijd met de verklaringen van de bewoners van de boerderij en de bevindingen van de politie, zoals hierboven omschreven.
Gelet hierop komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over zijn aanwezigheid bij het perceel met de woning en de loods op het moment van de inbraak. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de verklaring van verdachte en acht wettig en overtuigd bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de loods (feit 5A) en de poging tot inbraak in de boerderij (feit 5B).
Ten aanzien van feit 6
Op grond van de aangifte, processen-verbaal en de bekennende verklaring van de verdachte, zoals die hieronder bij de bewijsmiddelen zijn aangeduid, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een pijpbom tot ontploffing heeft gebracht, ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft in de nacht van 3 op 4 december 2018 aan de achterzijde van een portiekwoning aan de [straatnaam] een geïmproviseerde explosieve constructie van het type ‘pijpbom’ geplaatst. Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de pijpbom gevuld is geweest met een pyrotechnisch mengsel als explosieve lading. Het mengsel bevat een combinatie van stoffen die veel voorkomt in zowel consumenten- als professioneel vuurwerk. De rechtbank overweegt dat de woning ten gevolge van het ontploffen van de pijpbom zwaar beschadigd is geraakt. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek blijkt dat vanaf de buitenzijde van de woning zichtbaar is dat de gevel ontzet is geraakt. Verder is tussen de muur van de keuken en het plafond een grote kier ontstaan. In de keuken zijn grote kieren zichtbaar in de achtermuur en tussen de achtermuur en het plafond. In het plafond van de keuken is verder een afdruk van de inslag van de pijpbom zichtbaar. Op het moment van de ontploffing lag de bewoonster van de portiekwoning te slapen. De bewoonster heeft na de ontploffing onder meer geconstateerd dat er glas verspreid lag door de hele keuken. Zelfs in het eten van de hond en bij de fretten in de kooi heeft zij glas aangetroffen.
Gelet op de grote impact van de pijpbom en de aanwezigheid van de bewoonster op het moment van de ontploffing, is naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar geweest dat het leven van de bewoonster in gevaar kon worden gebracht of dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de bewoonster kon ontstaan. Dat verdachte naar eigen zeggen zelf niet heeft voorzien dat gevaar voor het leven van een ander kon ontstaan, doet daar niet aan af, nu voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit zijn opzet alleen op het veroorzaken van de ontploffing gericht hoeft te zijn geweest en niet ook op de gevolgen van die ontploffing.
Ten aanzien van feit 7
Op grond van de aangifte, getuigenverklaring en processen-verbaal, zoals hieronder opgenomen bij de bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat in de nacht van 5 op 6 april te Kootstertille bij een auto (Volkswagen) een pijpbom met pyrotechnisch mengsel als lading, tot ontploffing is gebracht, ten gevolge waarvan die Volkswagen en een Mini Cooper beschadigd zijn geraakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht met [medeverdachte] door Kootstertille reed, dat [medeverdachte] terwijl hij de auto bestuurde het raam naar beneden draaide en dat [medeverdachte] de pijpbom naar buiten heeft gegooid.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig omdat de verklaring veel te weinig gedetailleerd is. Verdachte heeft desgevraagd niet kunnen verklaren waar [medeverdachte] de pijpbom (plotseling) vandaan haalde in de auto, of en hoe [medeverdachte] de pijpbom heeft aangestoken en hoe [medeverdachte] precies de pijpbom onder de auto heeft kunnen gooien terwijl hij tegelijkertijd de auto bestuurde. Daar komt bij dat de verklaring van verdachte in strijd is met de bevindingen van de politie op het plaats delict. Zo is bij de auto een verschroeid aanmaakblokje gevonden, dat volgens het NFI-rapport waarschijnlijk betrokken is geweest bij de explosie. Dat duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de pijpbom door iemand is aangestoken terwijl deze persoon bij de auto was. Dat de pijpbom vanuit een auto onder de Volkswagen is gegooid acht de rechtbank onwaarschijnlijk.
De rechtbank overweegt verder dat uit de beschrijving van de pijpbom door het NFI blijkt dat deze pijpbom overeenkomsten vertoont met de bom die door verdachte in Drogeham (feit 6) tot ontploffing is gebracht. Voorts komt het gebruik van een aanmaakblokje overeen met de modus operandi van verdachte bij de door hem gepleegde brandstichting (feit 1) waarbij eveneens een aanmaakblokje is gebruikt.
Gelet op de overeenkomende modus operandi en de verklaring van verdachte dat hij op het moment van de ontploffing ter plaatse was, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de bom tot ontploffing heeft gebracht.
In de zaak met parketnummer 18/030078-20
Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte op 6 juni 2019 zijn (onder meer) een drietal flesjes aangetroffen met daarin een heldere kleurloze stroperige vloeistof. De vloeistoffen zijn op het politiebureau middels een indicatieve test positief getest op GHB. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er inderdaad GHB in zijn woning aanwezig was en dat alle drugs die aanwezig was bestemd was voor dagelijks en eigen gebruik. Er was ook drugs aanwezig van iemand anders, maar verdachte wist daarvan, zo heeft hij verklaard.
Gelet op het resultaat van de indicatieve test in combinatie met de verklaring van verdachte ter zitting, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de bij verdachte aangetroffen stoffen in de drie flesjes GHB betreffen. Aldus heeft verdachte opzettelijk GHB aanwezig gehad in zijn woning te Leeuwarden.

Bewijsmiddelen

In de zaak met parketnummer 18/730025-20

Ten aanzien van feit 1, 2 en 3
De rechtbank acht -zoals hiervoor is overwogen- de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 december 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 20 juni 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019157494 d.d. 29 mei 2019, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 4] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 juni 2019, opgenomen op pagina 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 5] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 juni 2019, opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 6] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 juli 2019, opgenomen op pagina 155 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 7] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 juli 2019, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 7] namens [benadeelde partij 2];
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 december 2019, opgenomen op pagina 202 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van aangever [slachtoffer 6] ;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2019, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 juli 2019, opgenomen op pagina 171 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] ;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 juli 2019, opgenomen op pagina 180 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] ;
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 december 2019, opgenomen op pagina 216 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] .
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 december 2019, opgenomen op pagina 259 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019157494 d.d. 29 mei 2019, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Plaats delict: [straatnaam] , Leeuwarden
Afgelopen nacht, 5 december 2019 tussen 04:30 uur en 05:00 uur werd mijn zoon, welke beneden aan de achterzijde van de woning in de slaapkamer slaapt, wakker van glasgerinkel. Een raam van zijn slaapkamer bleek te zijn ingeslagen. Er stond ook een keukentrap bij onze achterdeur. Deze trap heeft de dader uit de schuur gepakt. De schuur was niet afgesloten. Verder lag er een breekijzer, zwart met geel van kleur, op een oude stoel, welke buiten aan de rechterzijde van het ingeslagen slaapkamerraam staat. De dader is gelukkig niet binnen geweest. Er is ook niets weggenomen. De dader is vermoedelijk via de schutting in de achtertuin in de achtertuin gekomen. Uit de schutting missen houten schuttingdelen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 6 maart 2020, met als bijlage een NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Leeuwarden op 5 december 2019, opgenomen op pagina 266 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de volgende personalia: [verdachte] .
Plaats delict: [straatnaam] , Leeuwarden
Spoornummer : PL0100-2019322765-59336
SIN : AANI6135NL
Plaats veiligstellen : Gehele breekijzer
Voor het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van
[verdachte] en DNA-profiel AANI6135NL#01 is aangenomen dat de bemonstering DNA
bevat van één persoon. Daarnaast is aangenomen dat de onbekende persoon in hypothese 2
niet verwant is aan [verdachte] . Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese l: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] .
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van één willekeurige onbekende persoon.
Het verkregen DNA-profiel AANI6135NL#01 is meer dan l miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 5 december 2019, opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 5 december 2019 omstreeks 10:15 uur kwam ik, naar aanleiding van een poging tot gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] Leeuwarden. Ik zag ter hoogte van dit vertrek, een gat in de meest rechter ruit. Ter hoogte van deze ruit stond een oude fauteuil die niet meer in gebruik was bij de aangever. De aangever verklaarde dat de collega's van de basis politiezorg, een breekijzer hadden aangetroffen op de zitting van deze stoel. Mogelijk werd dit breekijzer gebruikt om de ruit mee te vernielen en is door de dader(s) achtergelaten. Door mij werd het breekijzer veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
Goednummer : PL0100-2019322765-1214188
SIN : AANI6817NL
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 december 2019, opgenomen op pagina 289 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019157494 d.d. 29 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben bewoner van het pand [straatnaam] te Reduzum. Dit is een vrijstaande boerderij met ernaast een grote loods. Op 14 december 2019 tussen 07.30 en 08.00 uur hoorde ik een luide knal van glasgerinkel. Ik stapte uit mijn bed en liep gelijk naar de tuinkamer. Ik zag in deze kamer een steen liggen en ik zag dat het dubbele glas van de schuifpui geheeld vernield was. Dit van het schuivende gedeelte. Ik zag iemand in een schim weglopen. Buiten lag een jute zak met daarin gereedschappen. Zowel de zak, als gereedschappen waaronder een verfbrander, 2 slijptollen, cirkelzaag komen uit de groene loods welke staat naast de boerderij. Ook lag er een blikje energiedrank vlak bij de woning die niet van mij afkomstig is.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek van 16 januari 2020, opgenomen op pagina 302 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 december 2019 om 12:35 uur kwam ik, naar aanleiding van een poging tot gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] Reduzum, binnen de gemeente Leeuwarden.
De zoon van de aangever was aanwezig en verklaarde dat de dader in eerste instantie via de ligboxenstal was binnen gekomen. Vervolgens gaf de zoon van de aangever aan dat er op de hoek van de stal achter buiten een aansteker was aangetroffen. Hij gaf aan dat deze niet van zijn vader of hemzelf afkomstig was.
Het volgende spoor en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Biologisch spoor
Spoornummer : PL0100-2019331328-59086
SIN : AANI8929NL
Relatie met SIN : AANI8931NL
Spooromschrijving : Speeksel (..)
Plaats veiligstellen : Blikje energy rond drink opening
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 12 februari 2020, met als bijlage een NFI-rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Reduzum op 14 december 2019, opgenomen op pagina 322 e.v. en 317 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel onder de volgende personalia: [verdachte]
Plaats delict: [straatnaam] Reduzum, binnen de gemeente Leeuwarden
Spoornummer : PL0100-2019331328-59086
SIN : AANI8929NL
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht -zoals hiervoor is overwogen- het wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 december 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 4 december 2018, opgenomen op pagina 355 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019157494 d.d. 29 mei 2019, inhoudend de verklaring van aangever [naam 2] , mede namens [benadeelde partij 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek van 18 januari 2019, opgenomen op pagina 369 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het NFI van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, ‘Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie in Drogeham in de nacht van 3 op 4 december 2018’, zaaknummer 2020.04.17.124, van 22 mei 2020, opgenomen op pagina 396 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt door [naam 3] .
Ten aanzien van feit 7
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 december 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de nacht van 6 april in Kootstertille geweest en ben in de auto door de [straatnaam] langs de VW gereden die beschadigd is geraakt die nacht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 april 2019, opgenomen op pagina 430 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019157494 d.d. 29 mei 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 10] :
Mijn auto stond geparkeerd aan [straatnaam] ter hoogte van [nummer] te Kootstertille. Op 6 april 2019 zag ik dat de rechter voorzijde van mijn auto helemaal kapot was. Ik zag dat het spatbord helemaal los zat en dat er onderdelen aan de onderkant los zaten. Ik zag dat er allemaal onderdelen van mijn auto lagen bezaaid over de weg. Ik hoorde mijn buurman van nummer 4 zeggen dat hij een harde klap had gehoord tussen 03:30 en 04:00 uur. Dat was afgelopen nacht. Mijn auto kan niet meer rijden en ik denk dat hij naar de sloop kan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 april 2019, opgenomen op pagina 444 e.v. van voornoemd politiedossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 11] :
Omstreeks 03.55 uur afgelopen nacht, 6 april 2019, hoorde ik een hele harde knal. 6 april 2019 omstreeks 08.45 uur zag ik dat ik aan de linkerkant van mijn personenauto, merk Mini Cooper, voorzien van kenteken: [kenteken] schade had. Ik zag dat de schade op het rechter voordeurpaneel zat. Ik zag dat vlak bij de auto een metalen buis lag. Gezien de plek waar deze metalen buis lag, ga ik er vanuit dat deze de schade heeft veroorzaakt. Ik ga er verder vanuit dat dit voorwerp door de kracht van de explosie eerder deze nacht tegen mijn auto is geblazen. Als gevolg hiervan zit er nu een deuk in mij auto, en een kras welke door mijn lak heen is gegaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2019, opgenomen op pagina 446 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 6 april 2019 omstreeks 09:05 uur kwamen wij ter plaatse aan het eerder genoemde
adres te Kootstertille. Wij zagen dat er een blauwe Volkswagen Golf, voorzien van kenteken: [kenteken] , voor de woning van [nummer] stond geparkeerd. Wij zagen dat deze auto was voorzien van forse schade aan de rechter voorzijde ter hoogte van het spatbord dat boven het rechter voorwiel zit. Wij zagen verder dat er een stuk metaal in de vorm van een ronde pijp ongeveer tien meter vanaf de auto lag welke van Jan [slachtoffer 10] was. Wij zagen dat deze tegen een ander voertuig was aangekomen, welke als gevolg hiervan ook schade had op de rechter deur portier aan de bijrijders zijde. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , bekeken de schade van dichtbij en kwamen tot de conclusie dat de auto mogelijk niet aangereden was maar dat er iets ontploft was bij de auto. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat collega [verbalisant 3] rook aan het metalen voorwerp en hoorde hem zeggen dat hij duidelijk kruitresten rook.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 17 april 2019, opgenomen op pagina 454 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 6 april 2019 om 11:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een vernieling van/aan auto, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] ter hoogte van [nummer] Kootstertille, binnen de gemeente Achtkarspelen. Linksvoor en links naast de auto zag ik meerdere kunststofdelen liggen, kennelijk afkomstig van genoemde auto. Tussen deze voorwerpen zag ik een stukje metalen buis liggen. Bij de buis zag ik een stukje soortgelijk metaal liggen. Kennelijk hoorden deze twee voorwerpen bij elkaar. Ter hoogte van de linker voorportier, van de auto, zag ik een deels verschroeid aanmaakblokje liggen. Daar dit blokje verder schoon was had het er kennelijk nog niet lang gelegen en was vermoedelijk betrokken bij de beschadiging aan de auto. Zeer waarschijnlijk is de metalen buis, met inhoud, nabij het rechtervoorwiel van de auto geplaatst en tot ontploffing gebracht, waardoor de schade aan de auto is veroorzaakt. Het aanmaakblokje is licht aangeschroeid en verder schoon, waaruit mag worden geconcludeerd dat het ter plaatse nog niet lang heeft gelegen en waarschijnlijk betrokken is bij de explosie.
De volgende sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer : PL0100-2019085714-1124547
SIN : AALX0510NL
Object : Buis
Bijzonderheden : Metalen buis, l. 16 cm doorsn. 5 cm + metalen plaatje
Bijlage, fotomap, p. 457-462
6. Een deskundigenrapport van het NFI van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, ‘Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie in Kootstertille op 6 april 2019’, zaaknummer 2019.05.03.137, van 6 augustus 2019, opgenomen op pagina 476 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 3] :
Spoor Identificatie Nummer (SIN) omschrijvingen politie
AALX0510NL Metalen buis, l. 16 cm doorsn. 5 cm + metalen plaatje
Vraagstelling
"Onderzoek de binnenzijde van de pijp op resten van de gebruikte explosieve stof en geef aan wat dit kan/moet zijn geweest."
Op grond van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:
De combinatie van chemische en visuele sporen wijst uit dat de explosieve lading van de pijpbom bestaan heeft uit een pyrotechnisch mengsel. Dit mengsel heeft hoofdzakelijk bestaan uit bariumnitraat en aluminium en heeft een kleinere hoeveelheid kaliumperchloraat en koolstofverbinding bevat. Mogelijk waren ook zwavel en/of eiwitten in kleine hoeveelheden in het mengsel aanwezig.
In de zaak met parketnummer 18/030078-20
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 december 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat op 6 juni 2019 GHB, amfetamine en MDMA in mijn woning zij gevonden tijdens de doorzoeking. Ik heb die middelen dus in mijn woning aanwezig had. Het was voor dagelijks gebruik. Alle drugs die gevonden zijn, waren van mij. Daarmee bedoel ik dat het in mijn woning is aangetroffen en dat ik daarvoor de verantwoordelijkheid neem. In principe was het wel voor mijn eigen gebruik, maar er stond ook iets van iemand anders.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018326015 d.d. 27 augustus 2019, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 6 juni 2019 werd de woning [straatnaam] te Leeuwarden betreden met een machtiging ter binnentreden ter inbeslagname van wapens en verdovende middelen. De volgende goederen aangetroffen en of inbeslaggenomen in de woning:
Keuken:
- een rood pet flesje met daarin een doorzichtige, stroperige vloeistof, vermoedelijk GBH
- een wit medicatie potje met daarin een doorzichtige, stroperige vloeistof, vermoedelijk GHB
Woonkamer:
- Tegel met daarop wit poeder in een plastic zakje
- Blauw doorzichtig pet flesje met vermoedelijk GHB
-Wit flesje met rode dop, vermoedelijk GHB
- Zwart brilhoesje met daarin 6 groene pilletjes, vermoedelijk XTC
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 18 juli 2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, met als bijlagen rapporten NFiDENT op pagina 29 e.v., inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 juli 2019 werd door ons, op verzoek van de politie Eenheid Noord- Nederland, een onderzoek verricht aan een partij vermoedelijk verdovende middelen. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende verricht, bevonden en waargenomen.
Goednummer: PL0100-2018326015-1147298
SIN: AANA5862NL
Omschrijving: een rood plastic flesje met groen met witte drinkdop met daarin een heldere kleurloze stroperige vloeistof
Bruto gewicht: 113,37 gram
Netto gewicht: 90,85 gram
SIN Monster: AANA5949NL
Indicatieve testen
Ferrichloride test: positief voor GHB
Goednummer: PL0100-2018326015-1147315
SIN: AANA5861NL
Omschrijving A: een paarse Lucardi klantenkaart 115424755753 met daarop wit poeder
Bruto gewicht: 4,71 gram
Netto gewicht: 0,04 gram
SIN Monster: AANA5964NL
Indicatieve testen
Marquis : positief voor amfetamine
Ruybal : negatief (..)
Identificerend onderzoek
GC-MS : positief voor amfetamine
D: een dicht geknoopt stuk wit plastic met daarin crèmekleurige brokjes en poeder
Bruto gewicht : 2,03 gram
Netto gewicht :1,72 gram
SIN Monster : AANA5962NL
Indicatieve testen
Marquis : positief voor amfetamine
Ruybal : negatief (..)
Identificerend onderzoek
GC-MS : positief voor amfetamine
Goednummer: PL0100-2018326015-1147452
SIN: AANA5864NL
Omschrijving: een licht blauwe plastic “Romy bronwater” fles (0,5 I) met daarin een heldere stroperige kleurloze vloeistof
Bruto gewicht: 222,81 gram
Netto gewicht: 204,51 gram
SIN Monster: AANA5951NL
Indicatieve testen
Ferrichloride test: positief voor GHB
Goednummer: PL0100-2018326015-1147462
SIN: AANA5860NL
Omschrijving: een zwart stoffen etui met opdruk "Revex” met daarin:
Onderstaande A en B zaten bij elkaar in en waren met elkaar gecontamineerd
A: 8 hele groen/gele tabletten in de vorm van een bierkratje en aan één zijde een hoogdruk “Heineken" en de andere zijde een breuklijn
Netto gewicht : 4,62 gram
SIN Monster : AANA5952NL
Indicatieve testen
Marquis : positief voor MDMA
Ruybal : negatief (..)
Identificerend onderzoek
GC-MS : positief voor MDMA
B: een deel van een gele tablet en geel poeder
Netto gewicht : 0,52 gram
SIN Monster : AANA5953NL
Indicatieve testen
Marquis : positief voor MDMA
Ruybal : negatief (..)
Identificerend onderzoek
GC-MS : positief voor MDMA
Goednummer: PL0100-2018326015-1147472
SIN: AANA5863NL
Omschrijving: een wit plastic flesje “Omeprazol 40 mg focus" met daarin een heldere kleurloze stroperige vloeistof
Bruto gewicht: 62,77 gram
Netto gewicht: 18,74 gram
SIN Monster: AANA5957NL
Indicatieve testen
Ferrichloride test : positief voor GHB
Bijlage
Als bijlage worden bij dit proces-verbaal gevoegd:
4x rapport NFiDENT van het NFI
-
Rapport NFiDENT d.d. 15 juli 2019, p. 29:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANA5964NL poeder, wit, uit 0,04 gram bevat amfetamine
- Rapport NFiDENT d.d. 15 juli 2019, p. 30:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANA5962NL poeder en brokjes, crèmekleurig, uit 1,72 gram bevat amfetamine
- Rapport NFiDENT d.d. 15 juli 2019, p. 31:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANA5952NL tablet, groen/gele, uit 4,62 gram bevat MDMA
- Rapport NFiDENT d.d. 15 juli 2019, p. 32:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AANA5953NL tablet en poeder, geel, uit 0,52 gram bevat MDMA

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730025-20 onder 1, 2, 3, 4, 5A, 5B, 6 en 7 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/030078-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/730025-20
1.
hij in de periode omvattende de dagen 19 juni 2019 en 20 juni 2019 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, op een parkeerterrein (gelegen aan of bij de weg, de Grietmanstraat), opzettelijk brand heeft gesticht bij een personenauto, door een zogenoemd aanmaakblokje en een propje papier en een doekje te doordrenken met wasbenzine/terpentine, en vervolgens dat aanmaakblokje en propje papier en doekje op een band van een personenauto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken ( [kenteken] ) te leggen en vervolgens dat aanmaakblokje en propje papier en doekje in brand te steken, ten gevolge waarvan die personenauto van het merk Seat en een personenauto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto van het merk Seat en personenauto van het merk Volkswagen en de in die voornoemde auto's aanwezige goederen, te duchten was.
2.
hij op 25 juni 2019 te Surhuisterveen, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, op een parkeerterrein (gelegen aan of bij een weg, de Torenvalk), opzettelijk brand heeft gesticht door een brandba(a)r(e) goed/vloeistoffen bij een personenauto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) in brand te steken, ten gevolge waarvan die personenauto van het merk Volkswagen en een personenauto van het merk Renault (type Laguna, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en een bedrijfsauto van het merk Renault (type Master, voorzien van het kenteken [kenteken] ) geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto van het merk Volkswagen (type Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ) en die personenauto van het merk Renault (type Laguna) en die bedrijfsauto van het merk Renault (type Master) en de in die voornoemde auto's aanwezige goederen, te duchten was.
3.
hij op 10 december 2019 te Drachten, in elk geval in de gemeente Smallingerland, (op/aan de weg Zilverschoon), opzettelijk brand heeft gesticht door een stuk vuurwerk bij een personenauto van het merk Seat (type Ibiza, voorzien van het kenteken [kenteken] ) aan te steken, ten gevolge waarvan die personenauto van het merk Seat geheel is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die personenauto van het merk Seat en de in die voornoemde auto aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
4.
hij op 5 december 2019 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ) enig(e) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik te brengen door middel van braak en inklimming, een of meer schuttingdelen uit een bij die woning aanwezige schutting heeft verwijderd en vervolgens zich de toegang tot de achtertuin van die woning heeft verschaft en vervolgens een keukentrap uit een aldaar aanwezige schuur heeft gepakt en vervolgens met een breekijzer een ruit van die woning heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
A.
hij op 14 december 2019 te Reduzum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, uit een loods gelegen bij een boerderij/woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] [nummer] ) een zak en een verfbrander en twee slijptollen en een cirkelzaag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om de voornoemde goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen;
B.
hij op 14 december 2019 te Reduzum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een boerderij/woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] [nummer] ) enig(e) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, door met een steen een ruit (van een schuifpui) van die boerderij/woning heeft vernield om zich zodoende kennelijk de toegang tot die boerderij/woning te verschaffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6.
hij op 4 december 2018 te Drogeham, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, bij of tegen een woning (gelegen aan of bij de [straatnaam] [nummer] ), opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom, met een pyrotechnisch mengsel als lading, aan te steken, en vervolgens die zogenoemde pijpbom bij of tegen die woning neer te gooien, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan een aldaar bij die woning aanwezige houten tafel en een buitendeur van een berging en container en twee ruiten en het plafond van de keuken van die woning werden beschadigd/vernield en daarvan
- gemeen gevaar voor die voornoemde goederen en de rest van die woning en de inventaris van die woning, en
- levensgevaar voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ), of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster van die woning aan of bij de [straatnaam] ( [nummer] ), te duchten was.
7.
hij op of omstreeks 6 april 2019 te Kootstertille, in elk geval in de gemeente Achtkarspelen, aan of bij een personenauto (van het merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [kenteken] ), opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een zogenoemde pijpbom, met een pyrotechnisch mengsel als lading, aan te steken, en vervolgens die zogenoemde pijpbom onder een spatbord van die voornoemde personenauto, althans dichtbij die personenauto, te plaatsen, waarna die zogenoemde pijpbom tot ontploffing is gekomen en ten gevolge waarvan die voornoemde personenauto en een personenauto (van het merk Mini Cooper, voorzien van het kenteken [kenteken] ) beschadigd zijn geraakt, en daarvan gemeen gevaar voor die voornoemde personenauto's te duchten was.
In de zaak met parketnummer 18/030078-20
hij op 6 juni 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- in totaal 314,10 gram gammahydroxyboterzuur (GHB) en
- in totaal 1,76 gram amfetamine en
- in totaal 5,14 gram MDMA,
zijnde gammahydroxyboterzuur (GHB) en amfetamine en MDMA(telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/730025-20
1. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
3. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
4. Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5A. Diefstal.
5B. Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
6. Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
7. Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
In de zaak met parketnummer 18/030078-20
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar en heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/730025-20 onder 1, 2, 3, 4, 5A, 5B, 6 en 7 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/030078-20 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om verdachte, conform het advies van de deskundige en de reclassering, verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en hem een gevangenisstraf op te leggen, waarvan een groot deel voorwaardelijk, met daarbij als bijzondere voorwaarden een klinische opname in de Piet Roordakliniek, woonbegeleiding en een drugsverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland van 1 oktober 2020 en 26 november 2020, de rapportage van forensisch psycholoog mw. drs. D. Breuker, van 11 oktober 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichtingen in auto's, ontploffingen, pogingen tot inbraak, alsmede een diefstal en het opzettelijk aanwezig hebben van GHB, amfetamine en MDMA. De ontploffingen heeft verdachte veroorzaakt door het gebruik van pijpbommen. De ontploffing bij de woning in Drogeham is van dusdanig grote kracht geweest dat onder andere ruiten kapot waren, de gevel aan de buitenzijde was ontzet, er tussen de muur en het plafond kieren waren ontstaan en in het huis overal glas lag, waarbij er naast gevaar voor goederen ook levensgevaar voor personen of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. Bij de ontploffing in Kootstertille zijn auto's beschadigd geraakt en bij de brandstichtingen zijn meerdere auto's verloren gegaan of beschadigd geraakt. Deze feiten hebben (levens)gevaarlijke situaties opgeleverd en hadden veel ernstiger kunnen aflopen dan gelukkigerwijze het geval is geweest. Door de bewezenverklaarde feiten zijn veel personen gedupeerd geraakt. Dit soort strafbare feiten veroorzaken grote onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Gelet op het aantal en de ernst en aard van de feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de brandstichtingen uit wraak heeft gepleegd. Ten aanzien van een de brandstichtingen was verdachte zelfs zo wraaklustig dat hij na ruim een half jaar nogmaals een auto van hetzelfde slachtoffer in brand heeft gestoken. Bij de ontploffing in Drogeham heeft verdachte eveneens uit wraak gehandeld. Dit keer niet omdat verdachte zelf zich gekrenkt voelde door het beoogde slachtoffer, maar omdat vrienden van hem lastig gevallen zouden worden. De pijpbom is vervolgens ook nog eens bij het ‘verkeerde huis’ tot ontploffing gebracht, nu het beoogde slachtoffer daar niet woonde. Verdachte heeft zich louter door zelfzuchtige motieven laten leiden en de rechtbank merkt het handelen van verdachte aan als een vorm van terreur.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en Opiumwet feiten. De rechtbank houdt tevens rekening met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De psycholoog heeft bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens vastgesteld in de vorm van een verslaving aan speed en hallucinogene drugs zoals ketamine en GHB. Tevens is sprake van een andere gespecificeerde aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitsstoornis. De psycholoog heeft vastgesteld dat deze psychische problematiek ten tijde van de brandstichtingen en vermogensdelictenaanwezig was. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en adviseert om verdachte in een (deels) voorwaardelijk strafkader een klinische behandeling in de forensische verslavingskliniek van de [instelling] op te leggen, met een intensief begeleid resocialisatietraject na het klinische gedeelte.
De reclassering heeft problemen gesignaleerd op de leefgebieden huisvesting, financiën, dagbesteding en psychosociaal functioneren. In het rapport van 1 oktober 2020 is geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugsverbod. In het rapport van 26 november 2020 heeft de reclassering dit advies aangevuld en het advies van de psycholoog betreffende de klinische opname in de Piet Roordakliniek overgenomen.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van vijf jaren passend en geboden.
De rechtbank houdt daarbij rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten. Daartoe overweegt de rechtbank dat de ernstige verslavingsproblematiek van verdachte een rol speelde ten tijde van alle ten laste gelegde feiten. Uit het rapport van de psycholoog volgt dat verdachte onder invloed van zijn verslaving vervalt in antisociaal en crimineel gedrag en dat hij zonder externe structuur onvoldoende zicht en grip heeft op zijn emoties en gedrag. Verdachte is bovendien niet in staat om zelfstandig van de drugs af te blijven.
Hoewel de rechtbank overtuigd is van de noodzaak van een intensieve behandeling van verdachte is er, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, geen ruimte voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
In de zaak met parketnummer 18/730025-20, feit 1
1. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 2.868,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gevorderde € 2.250,00 ten aanzien van de auto betreft het aankoopbedrag, terwijl alleen de dagwaarde voor vergoeding in aanmerking komt. Er is geen rekening gehouden met het tijdsverloop, terwijl de waarde van de auto in twee jaar aanzienlijk is gedaald. De vordering van € 618,00 is onvoldoende onderbouwd, waardoor niet gecontroleerd kan worden of de benadeelde partij daadwerkelijk direct na de brand op vakantie zou gaan. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is een stuk gevoegd dat vermoedelijk van de huisarts afkomstig is. Dit dateert van 20 april 2020, hetgeen bijna een jaar na de brandstichting is geweest. Hierdoor kan niet gecontroleerd worden of de problemen die zij heeft ervaren door de brand zijn veroorzaakt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730025-20 onder feit 1 bewezen verklaarde.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de waarde van de auto overweegt de rechtbank dat de auto op het moment van aankoop al een dusdanig lage waarde had, dat hierop geen grote waardevermindering van toepassing is. Naar algemene ervaringsregels blijft de waarde van oudere, kleinere auto’s gedurende langere tijd stabiel. Op de annuleringsfactuur betreffende de schade ten aanzien van de geannuleerde vakantie is de datum van 21 juni 2019 is opgenomen, hetgeen de dag na de brandstichting is geweest. De rechtbank acht dit voldoende om aan te nemen dat de benadeelde kort na de brandstichting op vakantie zou gaan. Gelet op de aard en de ernst van de normschending acht de rechtbank ook de gevorderde immateriële schade voor toewijzing vatbaar. Verdachte heeft doelbewust wraak willen nemen op de benadeelde partij door haar auto in brand te steken. Hierdoor is sprake van aantasting in de persoon. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
2. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 1.484,21 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 73,00 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de rechtbank dit bedrag naar beneden kan bijstellen, omdat dit een bruto bedrag betreft.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de gevorderde € 1.355,71 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat stukken van de verzekeringsmaatschappij ontbreken. De gederfde inkomsten zijn niet onderbouwd. Dit deel van de vordering moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard. De gevorderde € 55,00 betreft een schatting en is geen daadwerkelijk geleden schade. Ook dit deel van de vordering moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade aan haar auto heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730025-20 onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte door verdachte is betwist, zal gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van
€ 1.410,71, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019.
Met betrekking tot de gevorderde € 73,50, betreffende gederfde inkomsten, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen dat het gevorderde geldbedrag daadwerkelijk gederfde inkomsten betreffen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor dit deel daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In de zaak met parketnummer 18/730025-20, feit 23. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 4.037,85 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt of alle in de bus aanwezige goederen zijn beschadigd. Tevens blijkt niet wat de dagwaarde van deze goederen is geweest.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering blijkt niet of alle op de lijst opgenomen goederen op het moment van de brand in de bus aanwezig waren. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de schade alsnog te laten aantonen zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
4.
[slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 517,12 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gevorderde schade goederen betreft die niet voorkomen in het dossier. Tevens is de nieuwwaarde van de goederen gevorderd, terwijl alleen de daadwerkelijke schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730025-20 onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In de zaak met parketnummer 18/730025-20, feit 3
5. [slachtoffer 6] , tot een bedrag van € 2.250,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het volledige aankoopbedrag van de auto is gevorderd, terwijl de dagwaarde moet worden bepaald. Daarnaast zijn er geen stukken over vergoeding door de verzekeraar, terwijl de verzekeraar de kosten van de auto in de andere zaak wel heeft vergoed. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden, maar acht de hoogte van de vordering onvoldoende onderbouwd. Uit het bankafschrift blijkt dat de benadeelde € 2.250,00 heeft betaald voor een Seat Ibiza, terwijl uit haar verklaring in het proces-verbaal blijkt dat de auto € 1.250,00 heeft gekost. Het verschil tussen deze bedragen is groot en roept vragen op. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de schade alsnog te laten aantonen zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 63, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730025-20 onder 1, 2, 3, 4, 5A, 5B, 6 en 7 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/030078-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partijen

In de zaak met parketnummer 18/730025-20, feit 1
[slachtoffer 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
3.368,00(zegge: drieduizend driehonderdachtenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 3.368,00 (zegge: drieduizend driehonderdachtenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 43 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.868,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.410,71(zegge: duizend vierhonderdtien euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 1.410,71 (zegge: duizend vierhonderdtien euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 24 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.410,71 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
In de zaak met parketnummer 18/730025-20, feit 2
[benadeelde partij 2]
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
[slachtoffer 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
517,12(zegge: vijfhonderdzeventien euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van € 517,12 (zegge: vijfhonderdzeventien euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 10 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 517,12 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
In de zaak met parketnummer 18/730025-20, feit 3
[slachtoffer 6]
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 december 2020.
Mr. C.G. Velvis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.