ECLI:NL:RBNNE:2020:4625

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
C/17/175845 KG ZA 20/245
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in kort geding met forumkeuze voor rechtbank Amsterdam

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van De Stoeprand B.V. tegen ING Bank N.V. De Stoeprand had een overeenkomst afgesloten met ING, waarbij in de voorwaarden was opgenomen dat geschillen aanhangig gemaakt moesten worden bij de bevoegde rechter te Amsterdam. ING had de rekening van De Stoeprand geblokkeerd, wat leidde tot de vordering van De Stoeprand om deze blokkade op te heffen. ING voerde echter aan dat de rechtbank Noord-Nederland relatief onbevoegd was en dat de zaak naar de rechtbank Amsterdam verwezen moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van De Stoeprand niet in behandeling kon worden genomen, omdat de overeenkomst duidelijk een forumkeuze voor Amsterdam bevatte. De Stoeprand had erkend dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was, maar stelde dat ING misbruik maakte van deze bevoegdheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat De Stoeprand deze stelling onvoldoende had onderbouwd. Uiteindelijk werd de zaak doorverwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, en werd de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/175845 / KG ZA 20-245
Vonnis in incident in kort geding van 22 december 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE STOEPRAND B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, kantoorhoudende te Wassenaar,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaten mr. M.E.G. Murris en mr. P.M.A. Staal, kantoorhoudende te Utrecht.
Partijen zullen hierna De Stoeprand en ING genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot (relatieve) onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling via Skype.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Stoeprand is op 27 december 2018 een Overeenkomst Zakelijk Betaalpakket aangegaan met ING. Op deze overeenkomst zijn de 'Voorwaarden en overige regelingen Zakelijk' en de 'Voorwaarden Mijn ING Zakelijk' van toepassing. In artikel 16.3 van de toepasselijke 'Voorwaarden Zakelijke Rekening' is bepaald dat geschillen tussen De Stoeprand en ING aanhangig dienen te worden gemaakt bij de bevoegde rechter te Amsterdam.
2.2.
Op 28 juli 2020 heeft ING de rekening van De Stoeprand geblokkeerd naar aanleiding van een signaal van opvallende transacties op de rekening van De Stoeprand.
3. Het geschil in de hoofdzaak
3.1.
De Stoeprand vordert - kort gezegd - ING te veroordelen de blokkade op de rekening van De Stoeprand uiterlijk binnen twee dagen na betekening van het vonnis op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
ING voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering met veroordeling van De Stoeprand in de proceskosten.

4.Het geschil in incident

4.1.
ING vordert in het incident dat deze rechtbank zich relatief onbevoegd verklaart om van de vorderingen van De Stoeprand kennis te nemen, met veroordeling van De Stoeprand in de kosten van het incident, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
ING heeft aan de incidentele vordering ten grondslag gelegd dat op grond van artikel 108 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 16.3 van de Voorwaarden Zakelijke Rekening van ING niet de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden relatief bevoegd is van de vordering kennis te nemen maar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.
4.3.
De Stoeprand heeft erkend dat op grond van artikel 108 Rv en artikel 16.3 van de Voorwaarden Zakelijke Rekening van ING niet de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden relatief bevoegd is van de vordering kennis te nemen maar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Zij heeft echter gesteld dat ING geen belang heeft bij haar beroep op de relatieve onbevoegdheid.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 108 Rv juncto artikel 78 Rv juncto artikel 16.3 van de toepasselijke Voorwaarden Zakelijke Rekening van ING de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bij uitsluiting bevoegd is van de vordering van De Stoeprand kennis te nemen. Voor zover De Stoeprand stelt dat ING misbruik van bevoegdheid maakt door zich op de relatieve onbevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland te beroepen, heeft zij deze stelling tegenover de betwisting door ING onvoldoende onderbouwd.
5.2.
Deze rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren en de zaak op de voet van artikel 110 lid 2 Rv in de stand waarin deze zich bevindt, verwijzen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.
5.3.
De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident
6.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering van De Stoeprand in de hoofdzaak kennis te nemen;
6.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.
fn 445