ECLI:NL:RBNNE:2020:4599

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
18/141690-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van de minister-president en opruiing tot geweld tegen het openbaar gezag

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van minister-president Mark Rutte en opruiing tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De verdachte, geboren in 1970, heeft in verschillende e-mails bedreigende en opruiende teksten verzonden, waarin hij opriep tot geweld tegen politici en het openbaar gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet betekent dat hij niet strafbaar is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest van 45 dagen en heeft een contactverbod opgelegd met de minister-president in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim tijdens de aanhouding van de verdachte, wat heeft geleid tot strafvermindering. De rechtbank benadrukte het belang van de veiligheid van ambtsdragers en de noodzaak om hen te beschermen tegen bedreigingen en geweld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/141690-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1970 te [geboortedatum 2] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
10 december 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 19 mei 2020, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] in een e.mail (die werd ontvangen op het e.mailadres van het secretariaat van de Minister President) inhoudende de woorden: " [slachtoffer] als ik je te pakken krijg snij ik je van onder tot boven helemaal open!!!!!!!!! NAZIZWIJN!!!!!!, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, bedreigd;
2.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
4 mei 2020 tot en met 22 mei 2020, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2020, te Pesse, (althans) in de gemeente Hoogeveen, in elk geval in Nederland, in het openbaar mondeling of bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door
- (= pag. 40 : bijlage B bij p.v. bevindingen nummerTBP4279 / BVH-nummer PL1500-2020143867) in een (e.mail)bericht (verzonden maandag 4 mei 2020 15:58) (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/plaatsen :
“MENSEN WORDT WAKKER, DIT IS EEN REGELRECHTE HERHALING VAN HET
NAZISME. IK ROEP OP TOT RADIKALE ACTIES EN EEN GUERILLA-OORLOG
TEGEN DE NAZI-REGERING [slachtoffer] .” en/of
- (= pag. 41/42 : bijlage B bij p.v. bevindingen nummerTBP4279 / BVH-nummer PL1500-2020143867) in een (e.mail)bericht (verzonden dinsdag 5 mei 2020 10:28) (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/plaatsen :
“Wie dictatuur zaait, zal terrorisme oogsten. Dat is onvermijdelijk. Inmiddels leven we in een dictatuur die terrorisme rechtvaardigt. Het doet er helemaal niet toe of ik daar wel of niet toe oproep. Het doet er ook niet toe of de Nederlandse Staat mij opsluit, TBS geeft of neerschiet. Tegen wie gelooft dat de overheid bestaat om ons te beschermen zeg ik: slaap lekker verder. Tegen degenen die de waanzin zien zou ik zeggen: koop een wapen en schiet zoveel mogelijk politici neer. Helpen zal het niet, maar zin heeft het wel. Dit was mijn laatste bericht. Er valt verder namelijk niets te zeggen.“ en/of
- (= pag. 43 : bijlage C bij p.v. bevindingen nummerTBP4279 / BVH-nummer PL1500-2020143867) in een (e.mail)bericht (d.d. 19 mei 2020 om 20:56:00 CEST) met als onderwerp:
“Met het OV? Vanaf 1 juni MES MEE!” (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/ plaatsen :
“Het wordt tijd voor harde actie. Ik zeg: met het OV? Vanaf 1 juni een mes mee! Als een of andere staatshoer in uniform tegen je zegt dat je een mondkapje op moet doen, pak dan je mes. En steek. En snij. Het is nodig voor onze vrijheid. Er zullen doden moeten vallen. Het moet TOTAAL uit de hand gaan lopen. We zullen de overheidsgebouwen in brand moeten steken en de politici. ALLE politici want ze zijn echt allemaal medeplichtig. opjagen en uitroeien. Als we het niet doen zijn we de klos. Dan zijn we onze vrijheid kwijt. Definitief. Want uit zichzelf zullen ze de lock-down NOOIT meer op gaan heffen. En zullen we gedwongen worden te leven in een achterlijke, ontmenselijkte samenleving die niet leefbaar IS” en/of
- (= pag. 119 : bijlage 8 bij p.v. verhoor verdachte V01-002 / BVH-nummer 2020137781)
In een (e.mail)bericht (verzonden vrijdag 22 mei 2020 19:18) met als onderwerp: Bevolking lapt anderhalve meter massaal aan haar laars; verkiezingen gaan nooit meer door (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/plaatsen:
“Alle parlementariërs verdienen de doodstraf. Zij hebben een coup gepleegd tegen de democratie. Zij hebben de democratie willens en wetens verraden. Het toneelstuk dat ze in de Tweede Kamer op blijven voeren is voor niemand meer interessant, omdat het toch één grote leugen is.”

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 1 bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen bij het eerste en laatste gedachtestreepje ten laste is gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met deze woorden geen opruiing pleegt en binnen de grenzen van artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) is gebleven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte feit 1 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. [geboortedatum 1] 2020, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020174677
d.d. 23 juni 2020, inhoudend de verklaring van [naam 1] namens [slachtoffer] .
De rechtbank past met betrekking tot feit 2 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 december 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de in de tenlastelegging genoemde e-mails verstuurd. Ik heb de e-mails naar nog meer personen gestuurd dan je in de afdrukken van die mails in het dossier kan zien. Ik had daar een hele lijst met e-mail adressen voor waar ik telkens uit putte. Dat zijn inderdaad de adressen die ook in het dossier staan (voorzitter verwijst naar de lijst met meer dan 100
e-mailadressen vanaf pagina 54).
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2020 met bijlagen, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant:
Op 6 mei 2020 te 17:07 uur meldde het Team Dreigingsmanagement (TDM) van de Landelijke eenheid aan het Team Bedreigde Politici (TBP) dat het bestuurssecretariaat van de gemeente Hoogeveen mails met verontrustende inhoud had ontvangen. De afzender van deze mails noemt zichzelf [verdachte] . De inhoud van deze mails komt verward maar intimiderend over. De betreffende mails zijn bij dit proces-verbaal gevoegd.
Bijlage B:
◦ Van: [verdachte]
Verzonden: maandag 4 mei 2020 15:58
Aan: Bestuurssecretariaat (Hoogeveen); [naam 2]
Onderwerp: Lock-downdictatuur regelrechte herhaling van het nazisme!!! OPROEP TOT VERZET
MENSEN WORDT WAKKER, DIT IS EEN REGELRECHTE HERHALING VAN HET NAZISME. IK ROEP OP TOT RADIKALE ACTIES EN EEN GUERILLA-OORLOG TEGEN DE NAZI-REGERING [slachtoffer] .
◦ Van: [verdachte]
Verzonden: dinsdag 5 mei 2020 10:28
Aan: Bestuurssecretariaat (Hoogeveen); [naam 2]
Onderwerp: Bevrijdingsdag 2020: tijd om de wapens op te nemen tegen de Nederlandse Staat....
Wie dictatuur zaait, zal terrorisme oogsten. Dat is onvermijdelijk. Inmiddels leven we in een dictatuur die terrorisme rechtvaardigt. Het doet er helemaal niet toe of ik daar wel of niet toe oproep. Het doet er ook niet toe of de Nederlandse Staat mij opsluit, TBS geeft of neerschiet.
Tegen wie gelooft dat de overheid bestaat om ons te beschermen zeg ik: slaap lekker verder. Tegen degenen die de waanzin zien zou ik zeggen: koop een wapen en schiet zoveel mogelijk politici neer. Helpen zal het niet, maar zin heeft het wel. Dit was mijn laatste bericht. Er valt verder namelijk niets te zeggen.
Bijlage C:
◦ Van: [verdachte] < [e-mailadres 12] >
Datum: 19 mei 2020 om 20:56:00 CEST
Aan: " [e-mailadres 1] " < [e-mailadres 1] >, [naam 3] < [e-mailadres 2] >, [naam 3] < [e-mailadres 3] >," [e-mailadres 4] " < [e-mailadres 4] >. " [e-mailadres 5] " < [e-mailadres 5] >, " [e-mailadres 6] "
< [e-mailadres 6] >. " [e-mailadres 7] " < [e-mailadres 7] >,
" [e-mailadres 8] " < [e-mailadres 9] >. " [e-mailadres 10] "
< [e-mailadres 11] >
Onderwerp: Met het OV? Vanaf 1 juni MES MEE!
Het wordt tijd voor harde actie. Ik zeg: met het OV? Vanaf 1 juni een mes mee! Als een of andere staatshoer in uniform tegen je zegt dat je een mondkapje op moet doen, pak dan je mes. En steek. En snij. Het is nodig voor onze vrijheid. Er zullen doden moeten vallen. Het moet TOTAAL uit de hand gaan lopen. We zullen de overheidsgebouwen in brand moeten steken en de politici, ALLE politici want ze zijn echt allemaal medeplichtig, opjagen en uitroeien. Als we het niet doen zijn we de klos. Dan zijn we onze vrijheid kwijt. Definitief. Want uit zichzelf zullen ze de lock-down NOOIT meer op gaan heffen, en zullen we gedwongen worden te leven in een achterlijke, ontmenselijkte samenleving die niet leefbaar IS.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van opruiing in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet aan de volgende – kort samengevat – vier vereisten zijn voldaan.
1. Opruien is het aanzetten tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Het is niet nodig dat het feit waartoe wordt aangezet ook daadwerkelijk wordt gepleegd.
2. Er moet sprake zijn van opzet. Dat kan voorwaardelijk opzet zijn: het bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat wordt aangezet tot het plegen van een strafbaar feit.
3. Vereist is verder dat de uitlating in het openbaar is gedaan. Dat wil zeggen onder zodanige omstandigheden en op een manier dat deze door het publiek gehoord of gelezen, of gezien kon worden
4. De uitlating moet bovendien mondeling of bij geschrift of afbeelding zijn gedaan. Daaronder zijn inbegrepen tekstberichten op internet en social media.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door het versturen van de e-mails van 4, 5 en 19 mei 2020 heeft schuldig gemaakt aan opruiing in de zin van artikel 131 Sr. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in zijn e-mail van 4 mei 2020 met de woorden 'IK ROEP OP TOT RADIKALE ACTIES EN EEN GUERILLA-OORLOG TEGEN DE NAZI-REGERING [slachtoffer] ' oproept tot het plegen van een in Nederland strafbaar feit, namelijk het plegen van geweld tegen personen.
Daarmee komt aan verdachte op dit punt geen beroep toe op de vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 van het EVRM. Het recht op de vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in het eerste lid van artikel 10 van het EVRM, kan ingevolge het tweede lid van dat artikel worden onderworpen aan beperkingen die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van - onder meer - het voorkomen van strafbare feiten. Opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag is strafbaar gesteld in artikel 131 Sr. Die beperking is dus bij de wet voorzien. Dan resteert de vraag of die bij wet voorziene beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft bepaald dat het recht van vrijheid van meningsuiting tevens uitlatingen kan omvatten, die schokken, beledigen of verontrusten (”shock, offend or disturb”), maar de verdachte is in zijn e-mailbericht van
4 mei 2020 verder gegaan dan dat. De gebruikte bewoordingen kunnen moeilijk anders worden verstaan dan een oproep tot geweld. Verdachte weet, gezien zijn achtergrond en interesses zoals die blijken uit de stukken, wat radicale acties en een guerrilla-oorlog concreet inhouden; deze termen laten niets aan duidelijkheid over wat verdachte daarmee bedoelt. Uit de teksten in de berichten die de rechtbank niet zal bespreken omdat verdachte van die berichten niet ontkent dat die opruiend zijn, blijkt ook afdoende dat verdachte niet terugdeinst voor het oproepen tot het verwonden en doden van mensen.
Met het ten laste gelegde roept verdachte op tot geweld tegen de personen die deel uitmaken van de huidige, na democratische verkiezingen gevormde regering. Daarmee staat voor de rechtbank afdoende vast dat de bij wet voorziene inbreuk op de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is in een democratische samenleving.
De in de e-mail van 22 mei 2020 vermelde uitlatingen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet te kwalificeren als opruiing in de zin van artikel 131 Sr, nu verdachte in deze e-mail anderen niet oproept of aanzet tot het plegen van een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De officier van justitie heeft gesteld dat de berichten in onderlinge samenhang moeten worden gezien. De rechtbank volgt dit standpunt niet, nu niet is komen vast te staan dat de berichten steeds aan dezelfde personen zijn verzonden.
Dit betekent dat verdachte van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de e-mail van
22 mei 2020 ("Alle parlementariërs verdienen de doodstraf") moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 19 mei 2020 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] in een e-mail (die werd ontvangen op het e-mailadres van het secretariaat van de Minister President) inhoudende de woorden: " [slachtoffer] als ik je te pakken krijg snij ik je van onder tot boven helemaal open!!!!!!!!! NAZIZWIJN!!!!!!, bedreigd;
2.
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 4 mei 2020 tot en met 22 mei 2020, te Pesse, in de gemeente Hoogeveen, in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door
- in een e-mailbericht (verzonden maandag 4 mei 2020 15:58) (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/plaatsen :
“MENSEN WORDT WAKKER, DIT IS EEN REGELRECHTE HERHALING VAN HET
NAZISME. IK ROEP OP TOT RADIKALE ACTIES EN EEN GUERILLA-OORLOG
TEGEN DE NAZI-REGERING [slachtoffer] .” en
- in een e-mailbericht (verzonden dinsdag 5 mei 2020 10:28) (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/plaatsen :
“Wie dictatuur zaait, zal terrorisme oogsten. Dat is onvermijdelijk. Inmiddels leven we in een dictatuur die terrorisme rechtvaardigt. Het doet er helemaal niet toe of ik daar wel of niet toe oproep. Het doet er ook niet toe of de Nederlandse Staat mij opsluit, TBS geeft of neerschiet. Tegen wie gelooft dat de overheid bestaat om ons te beschermen zeg ik: slaap lekker verder. Tegen degenen die de waanzin zien zou ik zeggen: koop een wapen en schiet zoveel mogelijk politici neer. Helpen zal het niet, maar zin heeft het wel. Dit was mijn laatste bericht. Er valt verder namelijk niets te zeggen.“ en
- in een e-mailbericht (d.d. 19 mei 2020 om 20:56:00 CEST) met als onderwerp:
“Met het OV? Vanaf 1 juni MES MEE!” (onder meer) de navolgende tekst te vermelden/ plaatsen :
“Het wordt tijd voor harde actie. Ik zeg: met het OV? Vanaf 1 juni een mes mee! Als een of andere staatshoer in uniform tegen je zegt dat je een mondkapje op moet doen, pak dan je mes. En steek. En snij. Het is nodig voor onze vrijheid. Er zullen doden moeten vallen. Het moet TOTAAL uit de hand gaan lopen. We zullen de overheidsgebouwen in brand moeten steken en de politici. ALLE politici want ze zijn echt allemaal medeplichtig. opjagen en uitroeien. Als we het niet doen zijn we de klos. Dan zijn we onze vrijheid kwijt. Definitief. Want uit zichzelf zullen ze de lock-down NOOIT meer op gaan heffen. En zullen we gedwongen worden te leven in een achterlijke, ontmenselijkte samenleving die niet leefbaar IS”.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft gesteld dat verdachte met name met betrekking tot feit 2 geen strafbare dader is, omdat blijkens het rapport van de psychiater het handelen van verdachte voortkomt uit een stoornis.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit standpunt het volgende. In het rapport van
13 oktober 2020 komt de psychiater, C.J.F. Kemperman, tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en dat daar tijdens de bewezen verklaarde feiten een aanpassingsstoornis met depressieve stemming bijkomt. Dit heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de bewezen verklaarde feiten beïnvloed, maar niet zodanig dat de feiten verdachte in het geheel niet toe te rekenen zijn. De psychiater heeft gesteld dat verdachte deels reageerde vanuit een stressreactie en dat de controle over zijn gedrag enigszins verminderd was.
De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Beroep op vormverzuim
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, omdat uit het dossier niet blijkt dat de hoofdofficier van justitie toestemming heeft gegeven voor de inzet van een arrestatieteam bij de aanhouding van verdachte, dan wel dat die toestemming is verleend door een door de hoofdofficier aangewezen daartoe bevoegde vervanger.
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is van een vormverzuim. Zij heeft daartoe aangevoerd dat ervan uit kan worden gegaan dat een daartoe door de hoofdofficier van justitie gemachtigde officier van justitie toestemming heeft verleend voor de inzet van het arrestatieteam, omdat dit een vaste werkwijze is die altijd wordt gevolgd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 27 mei 2020 omstreeks 10:49 uur is aangehouden met bijstand van de ondersteuningsgroep (OG) Noord-Nederland, waarbij de woning van verdachte met geweld is binnengetreden, in die zin dat de voordeur middels een bonk is geforceerd. Meer details over de aanhouding blijken niet uit het dossier.
Aangezien de inzet van een OG een beslissing is die verstrekkende gevolgen kan hebben, is deze procedure omkleed met een aantal waarborgen. Deze waarborgen zijn opgenomen in de Circulaire Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE 'en) (verder: de Circulaire). Deze Circulaire ziet op Aanhoudings- en ondersteuningseenheden zoals de OG.
Uit de Circulaire blijkt het volgende.
Ingevolgde artikel 8, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen (hierna: Bbrp) heeft een AOE uitsluitend tot taak op te treden indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat levensbedreigende omstandigheden tegen de politie of anderen dreigen.
Gelet op de situaties waarin wordt opgetreden en de wijze waarop een AOE opereert, zal veelal sprake zijn van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De inzet kan dan ook worden beschouwd als het toepassen van een zwaar geweldmiddel, waarvoor toestemming van het bevoegd gezag nodig is. In beginsel kan de hoofdofficier van justitie, onder wiens gezag het opsporingsonderzoek plaatsvindt deze toestemming te verlenen. Over de inzet van de AOE-KLPD beslist de (landelijk) hoofdofficier van justitie. De hoofdofficier van justitie draagt zorg voor vervanging voor het geval dat hij zelf niet in staat is op een verzoek tot inzet te beslissen. Hij kan daartoe de plaatsvervangend of fungerend hoofdofficier van justitie aanwijzen of een officier van justitie in de rang van officier eerste klasse van zijn parket. Wie de toestemming heeft verleend, zal tot uitdrukking dienen te komen in de registratie die door het parket wordt gevoerd.
Uit het dossier is de rechtbank niet gebleken dat de hoofdofficier van justitie toestemming voor de inzet van de OG heeft verleend, dan wel dat die toestemming is verleend door een door de hoofdofficier aangewezen daartoe bevoegde vervanger.
De officier van justitie heeft gesteld dat ervan uit kan worden gegaan dat de hoofdofficier van justitie die toestemming heeft verleend, maar nu daarvan uit het dossier niet blijkt, stelt de rechtbank vast dat ervan moet worden uitgegaan dat de inzet van de OG heeft plaatsgevonden in strijd met artikel 8 Bbrp en de Circulaire. Dit is een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Bij de beantwoording van de vraag of aan dit verzuim enig rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt, moet rekening worden gehouden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. De eerste factor is ‘het belang dat het geschonden voorschrift dient'. De tweede factor is ‘de ernst van het verzuim’. De derde factor is ‘het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt’. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad.
Het belang dat deze geschonden voorschriften dienen is evident. Immers, de inzet van een OG is juist vanwege de zwaarte van het geweldmiddel slechts in beperkte, levensbedreigende situaties gerechtvaardigd en daarvoor is - als extra waarborg - toestemming van het bevoegd gezag nodig. Het gewelddadige binnentreden heeft geleid tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en heeft een diepe indruk gemaakt op verdachte. Het nadeel is gelegen in het belang dat de geschonden voorschriften beogen te beschermen, onder andere schending van de privacy van verdachte en het huisrecht.
De rechtbank is, evenals de raadsman, van oordeel dat gelet op het voorgaande strafvermindering gerechtvaardigd is.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld een meldplicht en een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaren gevorderd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , met bevel dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis rekening gehouden met de conclusie van de psychiater dat de feiten verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geldboete dan wel een taakstraf, mede gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS. Bijzondere voorwaarden en een contactverbod zijn niet nodig en niet redelijk. Een contactverbod met de minister-president acht de raadsman strijdig met het recht van verdachte om zich tot de overheid te richten. Mocht de rechtbank voorwaarden wel nodig achten, dan kan worden volstaan met een meldplicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland en C.J.F. Kemperman (psychiater), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel onderdeel van onze rechtsstaat. Er kan en mag veel worden gezegd. Verdachte is daarbij echter de grenzen van wat strafrechtelijk toelaatbaar is, overgegaan. Verdachte heeft zich uit onvrede met de door de regering genomen maatregelen met betrekking tot de coronacrisis, schuldig gemaakt aan bedreiging van minister-president [slachtoffer] en het aanzetten tot strafbaar handelen en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Verdachte heeft de persoon [slachtoffer] bedreigd in verband met ambtshalve gevoerd beleid. Bedreiging van en opruiing tegen volksvertegenwoordigers vormen een aantasting van onze democratie. Ambtsdragers moeten hun taken kunnen uitvoeren zonder te hoeven vrezen voor hun persoonlijke veiligheid. Dat geldt niet alleen voor de minister-president. Oproepen om conducteurs aan een mes te rijgen, wat verdachte concreet heeft gedaan, gaat alle perken te buiten. Volksvertegenwoordigers moeten niet door dreiging met geweld worden belemmerd hun normale werkzaamheden uit te voeren. Oproepen politici in brand te steken of dood te schieten zijn ontoelaatbaar. Verdachte wekt niet de indruk dat hij dat zelf echt inziet, overtuigd als hij kennelijk is van de door hem gevoelde bedreiging van zijn persoonlijke vrijheid, door menigeen beschouwd als ingegeven door complottheorieën, maar door verdachte beleefd als realiteit. Dat maakt dat moet worden gevreesd voor recidive.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het meermalen plegen van ambtsdwang, een feit dat enigszins te vergelijken is met de bedreiging waarvoor verdachte nu wordt veroordeeld. Verdachte heeft de thans te beoordelen feiten zelfs gepleegd in een proeftijd bij een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank vindt daarom een gevangenisstraf de juiste strafmodaliteit.
Als strafverminderende omstandigheid weegt de rechtbank het omtrent verdachte opgemaakte psychiatrische rapport van 13 oktober 2020 mee. In dit rapport komt de deskundige tot de conclusie dat de bewezen verklaarde feiten verdachte in een verminderde mate toe te rekenen zijn. De rechtbank neemt deze conclusie over. De rechtbank houdt daarnaast ten gunste van verdachte rekening met het feit dat in vergelijkbare zaken niet zonder meer gevangenisstraffen, maar ook wel taakstraffen worden opgelegd.
Nu de rechtbank bovendien heeft geconstateerd dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, welk verzuim tot strafvermindering moet leiden, is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest van 45 dagen. De rechtbank ziet geen ruimte meer voor een voorwaardelijk deel. Bovendien acht de rechtbank een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet zinvol. De psychiater en de reclassering hebben weliswaar aangegeven dat bijzondere voorwaarden, met name een ambulante behandeling, nodig zijn om de kans op herhaling tot een aanvaardbaar niveau te verlagen, maar verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk gemaakt dat hij zich naar alle waarschijnlijkheid niet aan die voorwaarden zal houden.
De rechtbank acht, gelet op het recidivegevaar, een contactverbod met [slachtoffer] wel op zijn plaats. De rechtbank zal dit verbod - conform de eis van de officier van justitie - opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel. Nu een dergelijke maatregel voor verdachte ook als straf zal voelen omdat hij daardoor wordt belemmerd in wat hij ziet als zijn te voeren strijd, die hij inmiddels blijkens zijn mails aan het secretariaat van de minister-president weer heeft hervat, en gelet op het geconstateerde vormverzuim, ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de maatregel te beperken tot twee jaren met een vervangende hechtenis van twee weken voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De rechtbank ziet tevens aanleiding om te bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu naar het oordeel van de rechtbank uit de rapportages en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt van het lichaam van aangever [slachtoffer] .

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38v, 38w, 57, 131 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2020.