ECLI:NL:RBNNE:2020:4520

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
18/720194-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag

Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot doodslag en openlijk geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte een bijdrage had geleverd aan de vrijheidsberoving of het geweld tegen het slachtoffer. De zaak was behandeld tijdens meerdere zittingen, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Karakaya, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het dreigen met een wapen, het vastbinden van het slachtoffer, en het toebrengen van lichamelijk letsel. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij deze handelingen aan te tonen. De verklaringen van de verdachte en andere betrokkenen gaven geen steun voor de beschuldigingen, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte geen significante bijdrage had geleverd aan de feiten.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. C.H. Beuker, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720194-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te Leeuwarden,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 februari 2020, 23 april 2020, 29 juni 2020, 23 november 2020, 26 november 2020 en 4 december 2020.
Tijdens de zittingen van 23 en 26 november 2020 is de strafzaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld. De verdachte is tijdens deze zittingen verschenen, bijgestaan door
mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn. Het openbaar ministerie is tijdens deze zittingen vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.
Tijdens de zitting van 4 december 2020 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2019 tot en met 14 september 2019 te Groningen en/of (nabij) (de gemeente) Leeuwarden, in elk geval in de provincie Groningen en/of de provincie Friesland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben verdachte(n):
- ( in Groningen) tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij in de auto moest gaan zitten en/of (daarbij) (dreigend) naar zijn tas(je) gegrepen en/of (daardoor) de indruk gewekt dat daar een wapen in zat en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] vastgepakt en/of in de richting van de auto geduwd en/of (daarbij) gezegd: "instappen" en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto gereden, waarbij die [slachtoffer] op de achterbank van die auto moest plaatsnemen, met aan [slachtoffer] weerszijden (mede)verdachte(n);
2.
hij op of omstreeks de periode van 13 september 2019 tot en met 14 september 2019 te/nabij (de gemeente) Leeuwarden, in/nabij (recreatiegebied) De Groene Ster, tezamen in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet:
- ( terwijl die [slachtoffer] in de auto zat) met zijn (mede)verdachte(n) contact heeft opgenomen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij uit moest stappen en/of
- ( daarbij) heeft geroepen: "Handen op de rug" en/of
- ( vervolgens) (duct)tape heeft geplaatst over de ogen en/of mond, althans een deel van het gezicht, van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) de handen en/of benen en/of voeten van die [slachtoffer] vast heeft gemaakt met tiewraps en/of (duct)tape en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft geschopt tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- ( vervolgens) heeft geroepen: "terpentine" en/of
- ( vervolgens) terpentine over het lichaam van die [slachtoffer] heeft gesprenkeld en/of gegoten en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] al dan niet in een staat van bewusteloosheid verkeerde, die [slachtoffer] in de sloot heeft gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] daar (hulpeloos) heeft achtergelaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
indien het vorenstaande onder 2. niet tot een veroordeling leidt (subsidiair):
hij op of omstreeks de periode van 13 september 2019 tot en met 14 september 2019 te/nabij (de gemeente) Leeuwarden, openlijk, te weten, in/nabij (recreatiegebied) De Groene Ster, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten: [slachtoffer] , immers heeft/hebben verdachte(n):
- ( terwijl die [slachtoffer] in de auto zat) met zijn (mede)verdachte(n) contact heeft opgenomen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij uit moest stappen en/of
- ( daarbij) heeft geroepen: "Handen op de rug" en/of
- ( vervolgens) (duct)tape heeft geplaatst over de ogen en/of mond, althans een deel van het gezicht, van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) de handen en/of benen en/of voeten van die [slachtoffer] vast heeft gemaakt met tiewraps en/of (duct)tape en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft geslagen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft geschopt tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- ( vervolgens) heeft geroepen: "terpentine" en/of
- ( vervolgens) terpentine over het lichaam van die [slachtoffer] heeft gesprenkeld en/of gegoten en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] al dan niet in een staat van bewusteloosheid verkeerde, die [slachtoffer] in de sloot heeft gegooid en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] daar (hulpeloos) heeft achtergelaten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. , 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 is het maar zeer de vraag of er sprake is geweest van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Als daar al sprake van zou zijn geweest, dan blijkt uit het dossier niet van enige betrokkenheid van verdachte, ook niet als medepleger, bij dit delict.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte stellig ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan poging tot doodslag dan wel openlijke geweldpleging. Uit niets in het dossier, inclusief de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de medeverdachten, blijkt dat verdachte aangever ook maar met één vinger heeft aangeraakt. Verder blijkt ook anderszins niet van (gewelds)handelingen als pleger, medepleger of dat verdachte deze handelingen heeft aangemoedigd dan wel dat hij daarbij behulpzaam is geweest. Hij was enkel ter plaatse, maar heeft bij datgene wat er heeft plaatsgevonden op geen enkele wijze betrokkenheid gehad. Daarbij had hij ook geen motief om aangever iets aan te doen.
Oordeel van de rechtbank
Uit de verklaringen van verdachte en de overige met betrekking tot verdachte voorhanden zijnde stukken volgt dat verdachte op 13 september 2019 op de parkeerplaats in de Groene Ster aanwezig is geweest op het moment waarop aangever werd geslagen en geschopt.
Verdachte is vanwege de verdenking van betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten op 15 oktober 2019 en op 9 december 2019 in verzekering gesteld. Door de rechter-commissaris en de rechtbank zijn ernstige bezwaren aangenomen en is de voorlopige hechtenis bevolen. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft voor het eerst ter terechtzitting van 23 april 2020 een inhoudelijke verklaring afgelegd. Verdachte heeft toen verklaard dat hij heeft gezien dat er door medeverdachte [medeverdachte] werd geslagen en geschopt, maar dat hij hierbij geen enkele betrokkenheid heeft gehad. Over wat andere aanwezigen mogelijk hebben gedaan heeft verdachte geen verklaring willen afleggen; hij heeft zich beperkt tot het bevestigen van hetgeen [medeverdachte] in diens schriftelijke verklaring van april 2020 heeft geschreven.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat uit de in het dossier opgenomen stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende naar voren komt dat verdachte een significante bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de wederrechtelijk vrijheidsberoving van aangever en/of de geweldshandelingen tegen aangever.
Aangever verklaart niet over handelingen die door verdachte zijn verricht en uit het onderzoek blijkt niet van sporen of technisch bewijs waaruit de betrokkenheid van verdachte kan worden afgeleid. Enkel de mededeling van [medeverdachte] in het op 16 oktober 2019 in de bezoekersruimte van de P.I. Leeuwarden heimelijk opgenomen gesprek, inhoudende dat [verdachte] bebloed was thuisgekomen, acht de rechtbank onvoldoende om tot bewijs voor betrokkenheid van verdachte te komen, nu daarvoor geen steun kan worden gevonden in de overige stukken.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1., 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.303,76 ter vergoeding van materiële schade en € 20.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering nu verdachte moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1., 2. primair en 2. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2020.
Mr. C.H. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.