ECLI:NL:RBNNE:2020:4507

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
18/830294-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met mes in Groningen

Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 1999 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd ervan beschuldigd op 29 november 2018 met een gedeeltelijk bedekt gelaat een winkel in Groningen binnen te zijn gegaan, een mes te hebben getoond en dit mes tegen de keel van de eigenaar van de winkel te hebben gehouden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte via videoverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Flach, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot diefstal of afpersing, maar dat de verdachte wel degelijk met een mes de winkel was binnengekomen en de eigenaar had bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van het feit op het slachtoffer en het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830294-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, verblijvend op het huisadres van zijn ouders te [verblijfsplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 december 2020.
Verdachte is (middels een videoverbinding) verschenen, bijgestaan door mr. M. Flach, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2018, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de eigenaar van [benadeelde partij], te weten [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met gedeeltelijk bedekt gelaat de winkel van die [benadeelde partij] is binnengegaan, en/of
- ( vervolgens) een mes aan die [benadeelde partij] heeft getoond, en/of
- een mes heeft gericht op en/of heeft gehouden op/nabij de keel van die [benadeelde partij],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 november 2018, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- met gedeeltelijk bedekt gelaat de winkel van die [benadeelde partij] is binnengegaan, en/of
- ( vervolgens) een mes aan die [benadeelde partij] heeft getoond, en/of
- een mes heeft gericht op en/of heeft gehouden op/nabij de keel van die [benadeelde partij], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Los van de vraag of verdachte degene is geweest die in de winkel van aangever is geweest, is onduidelijk gebleven wat zich daar precies heeft afgespeeld. Aangever heeft verklaard dat er iemand voor hem stond en een mes richting zijn keel hield. Dat levert misschien een bedreiging op, maar er is geen wettig en overtuigend bewijs voor een poging tot diefstal of een poging tot afpersing, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt wat de intentie van die persoon was. Daarnaast heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de omschrijving die aangever van het mes heeft gegeven, niet past bij het mes dat bij verdachte is aangetroffen. Tot slot heeft de raadsvrouw erop gewezen dat uit de stukken blijkt dat verdachte meerdere pintransacties heeft gedaan op het moment dat hij volgens aangever voor het eerst in de fietsenwinkel zou zijn geweest; dat aangever de persoon die hem later met het mes heeft bedreigd zegt te hebben herkend als dezelfde persoon die eerder bij hem in de winkel is geweest, kan dus niet kloppen.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat het verdachte is geweest die het strafbare feit heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat op de camerabeelden van het casino te zien is dat hij om 15:58 uur - en dus niet om 16.30 uur zoals hij aanvankelijk bij de politie verklaarde - het casino verliet. Ook heeft hij zichzelf herkend als degene die op de beelden heen en weer liep in de Poelestraat en als de persoon die vervolgens om 16:27:45 een fiets pakte. Verdachte heeft vervolgens ontkend dat hij degene is op de (in tijd en plaats daar rechtstreeks op volgende) camerabeelden van de Steenstilstraat. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Het signalement, de kleding en de rugtas van de persoon op de camerabeelden van de Steentilstraat komen geheel overeen met het signalement, de kleding en tas die verdachte droeg op de camerabeelden in de Poelestraat. Daarnaast is gebleken dat de (later aangetroffen) fiets van verdachte exact dezelfde opvallende kenmerken heeft als de fiets op deze camerabeelden. Voorts blijkt verdachte, wanneer hij later aangehouden wordt, qua signalement geheel overeen te komen met de persoon die eerder die middag in de fietsenwinkel is geweest en die door aangever op de camerabeelden wordt aangewezen als de persoon die later op de middag plotseling voor hem stond met een mes. Tot slot hebben de verbalisanten aan de hand van verschillende camerabeelden de looproute van verdachte in kaart gebracht.
Verdachte kwam uit [bedrijf] en liep een tijdje heen en weer tussen de Enzo en Grand café Time Out in de Poelestraat. Daarna heeft hij zijn fiets gepakt en is hij het Schuitendiep op gelopen. Op de camerabeelden van het Pannekoekenschip en van de kruising met het Gedempte Kattendiep is vervolgens te zien dat dezelfde man fietst in de richting van de Steenstilstraat. Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte ook degene is geweest waarvan op de camerabeelden in de Steenstilstraat te zien is dat hij vlak voor de overval de winkel van aangever binnengaat, nadat hij zijn fiets voor de winkel tegen een paal heeft geparkeerd.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2018, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018313833 d.d. 22 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben de eigenaar van de [benadeelde partij] gevestigd aan het [straatnaam] te Groningen. Toen ik op donderdag 29 november 2018 tussen 16:30 uur en 16:45 uur in de winkel kwam, stond er ineens een jongen tegenover me. Ik herkende deze jongen meteen als zijnde de jongen welke eerder die middag bij mij in de winkel was geweest. Ik zag dat de jongen een mes in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij dit mes op ongeveer 10 centimeter van mijn keel hield. Ik kan de persoon als volgt omschrijven:
- bedekte zijn gezicht (met een das en capuchon)
- capuchon over zijn hoofd
- sprak Engels
- volgens mij niet getint, wel buitenlands type.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2018, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op het moment dat verdachte [verdachte] werd aangehouden was hij onder meer in het bezit van een zwarte rugzak met als opschrift 'FILA'. Dit opschrift betrof witte letters en de naam FILA stond verticaal gedrukt op de achterzijde van de rugzak. Deze rugzak komt overeen met de rugzak van de man op de beelden van de fietsenwinkel. In de rugzak werd door mij tevens een mes aangetroffen. Voorts bleek verdachte [verdachte] op het moment van aanhouding een jas te dragen die overeenkomt met de jas die de man op de camerabeelden draagt. Onder meer de kleur van de jas, de kleur van de bontkraag en het lipje van de ritssluiting op de rechterborst komen overeen. Voorts bleek verdachte [verdachte] zwarte schoenen, een zwarte sjaal en een zwarte broek te dragen. Dit komt overeen met de kleding van man die op de camerabeelden zichtbaar is.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2018, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Ik heb de beelden bekeken van cameratoezicht Groningen. Ik zag hierop het volgende:
15
uur: een manspersoon met een zwarte rugzak met daarop het opschrift 'FILA' loopt [bedrijf] naar binnen gelegen aan de [straatnaam].
15.58
uur: bovengenoemde manspersoon loopt [bedrijf] uit
16.01
uur: manspersoon pakt een blauw met zwarte herenfiets en zet deze even later neer ter hoogte van de Enzo gelegen aan de Poelestraat 53-55
16.04
uur-16.27 uur: manspersoon loopt al rokend heen en weer tussen de Enzo en Grand café Time Out gelegen aan de Poelestraat 34-36
16.28
uur: manspersoon pakt de blauw met zwarte fiets herenfiets en loopt hiermee vanuit de Poelestraat het Schuitendiep op
- Ik zag op de beelden dat het signalement van de manspersoon met de blauw met zwarte herenfiets sterk overeenkwam met het signalement van de manspersoon die ik eerder op de dag zag op de beelden van de bewakingscamera's van de fietsenzaak.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden pannekoekenschip d.d. 25 december 2018, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Camera richting kruising Gedempte Kattendiep.
16.29.25
uur Verdachte komt in beeld met de FILA rugtas op zijn rug. Hij fietst over de fietsstrook in de richting van de Steentilstraat.
16.29.36
uur Verdachte fietst uit beeld in de richting van de Steentilstraat
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2018, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
CAMERA 1:
Op de gevorderde beelden van de Steenstilstraat is onder andere te zien dat er een man aan komt op een fiets. Dit was om 16.33.39 uur. De man zet zijn fiets weg ter hoogte van de pollers. Te zien is dat het voorspatbord van de fiets blauw oplicht.
Om 16.33.52 uur loopt de verdachte weg van de fiets in de richting van de genoemde rijwielhandel.
Om 16.34.10 uur staat de verdachte voor de rijwielhandel. Hij heeft zijn rugtas afgedaan en gaat met één hand in de rugtas.
Om 16.34.59 uur komt de verdachte weer uit de winkel en loopt naar zijn fiets.
Om 16.35.03 uur versnelde de verdachte zijn pas. Hij loopt in de richting van zijn fiets.
CAMERA 2:
Om 16.35.10 uur is te zien dat de verdachte aanstalten maakt om weg te fietsen. Nu is duidelijk zichtbaar de tekst op de rugtas te lezen. Hier staat het merk FILA op. De letter F is aan de bovenzijde rood van kleur.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen aantreffen fiets d.d. 3 januari 2019, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 4 december 2018 heb ik de fiets die door de verdachte [verdachte] werd gebruikt tijdens de poging overval, aangetroffen op de hoek van de Grote Markt met de Oosterstraat. Het slot van de fiets ging open met de sleutel die uit de fouillering van [verdachte] afkomstig was. De opvallende kenmerken van de aangetroffen fiets zijn vergeleken met de gevorderde camerabeelden van de gemeente Groningen, Camera bij de pollers in de Steentilstraat. Wat opvallend was aan de fiets was een zwarte of in ieder geval donkere vlek op het voorwiel. Op de (bewegende) beelden was ook duidelijk te zien dat er een zwarte of donkere vlek in het voorwiel zit. Deze vlek op de camerabeelden komt overeen met de zwarte vlek op de aangetroffen fiets. De aangetroffen fiets was een fiets zonder kettingkast. Op de camerabeelden is te zien dat de fiets geen kettingkast heeft. Ook het achterlichtje dat op de camerabeelden te zien is komt overeen met het achterlichtje op de aangetroffen fiets. Er zit geen rood kapje over het achterlicht.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 4 december 2018, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik zie op de camerabeelden van "[bedrijf]" dat ik om 15:58 uur uit het casino kom. Ik zie mezelf ook een paar keer op de camerabeelden -van 15:59:59 tot 15:26 uur- van het Poeleplein. Op de camerabeelden van de kruising van de Poelestraat en het Schuitendiep zie ik mezelf heen en weer lopen. Ik ben ook degene op de beelden die de fiets pakt om 16:27:45 uur en daarmee wegloopt.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Met betrekking tot hetgeen zich heeft voorgedaan in de fietsenwinkel gaat de rechtbank uit van wat aangever daarover heeft verklaard, nu zij, mede gezien haar oordeel dat verdachte inderdaad degene is geweest die daar binnen is geweest, geen aanleiding ziet om aan diens verklaring te twijfelen. Gelet op deze verklaring kan worden vastgesteld dat verdachte met een (door een das en capuchon) bedekt gelaat de winkel is binnengekomen en dat hij vervolgens een mes richting de keel van aangever heeft gehouden. Naar uiterlijke verschijningsvorm levert dit handelen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank een poging tot het (onder bedreiging met geweld) doen afgeven van geld en/of goederen op. Verdachte heeft namelijk geen aanstalten gemaakt om zelf geld en/of goederen te pakken. Het begin van uitvoering lijkt dus niet te zijn gericht op het voornemen om zelf iets weg te nemen. De rechtbank is om die reden van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair tenlastegelegde en dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2018, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde partij],
- met gedeeltelijk bedekt gelaat de winkel van die [benadeelde partij] is binnengegaan, en
- vervolgens een mes aan die [benadeelde partij] heeft getoond, en
- een mes heeft gericht op en heeft gehouden nabij de keel van die [benadeelde partij],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiairpoging tot afpersing

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 16 maanden gevangenisstraf.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw bepleit om rekening te houden met het lange tijdsverloop en in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, hooguit een (desnoods langere) taakstraf, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het reclasseringsadvies d.d. 29 april 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 november 2018 schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Hij heeft zijn gelaat bedekt en is met een mes bij [benadeelde partij] naar binnen gegaan. Hij heeft het mes vervolgens op korte afstand van de keel van aangever gehouden. Dat het niet tot een voltooide overval is gekomen, is geheel te danken geweest aan het doortastende optreden van aangever, die verdachte uit zijn winkel heeft verjaagd.
Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers, wat ook volgt uit de aangifte waarin het slachtoffer verklaart vreselijk geschrokken te zijn. Verdachte heeft hier kennelijk geen moment bij stilgestaan, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2020, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
In de oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een voltooide winkeloverval als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee jaar gehanteerd. Nu het in dit geval bij een poging is gebleven, ziet de rechtbank aanleiding om dit uitgangspunt enigszins naar beneden bij te stellen. Gelet op het feit dat het wettelijk strafmaximum in het geval een poging met een derde verlaagd wordt, zal de rechtbank in dit geval daarom een gevangenisstraf van 16 maanden hanteren.
Daarnaast heeft de rechtbank in strafverminderende zin rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen die twee maanden korter is dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegend zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
14 maanden aan verdachte opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2020.