ECLI:NL:RBNNE:2020:4502

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
18/830037-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en afpersing van een Pakistaanse student in Groningen met als doel losgeld te eisen

Op 18 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van ontvoering, gijzeling en afpersing van een Pakistaanse student in Groningen. De feiten vonden plaats tussen 21 en 23 januari 2020, toen het slachtoffer onder bedreiging met geweld werd ontvoerd en vastgehouden. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer in een auto geduwd, hem mishandeld, en hem gedwongen om zijn portemonnee en pincode af te geven. Tijdens de gijzeling werd het slachtoffer bedreigd met een mes en werd er losgeld geëist van zijn vader, die onder druk werd gezet om 250.000 dollar in bitcoins te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd met het oogmerk om diens vader te dwingen tot betaling van losgeld. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de ontvoering en de afpersing bewezen, ondanks zijn verweer dat hij slechts een ondersteunende rol had. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die nog steeds psychische gevolgen ondervindt van de gijzeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830037-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

18 december 2020 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 en 17 november 2020. Op 4 december 2020 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten, buiten aanwezigheid van partijen.
Verdachte is bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak verschenen, bijgestaan door
mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-De Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2020 tot en met 23 januari 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij in de auto moest gaan zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in een auto geduwd en/of (vervolgens) gedurende enige tijd met die [slachtoffer] is rondgereden en/of
- in voornoemde auto tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij niet moest bewegen of schreeuwen, omdat ze hem anders pijn zouden doen en/of
- die [slachtoffer] met een mes in de arm en/of in de (lies)streek heeft gesneden en/of gestoken en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij was ontvoerd voor geld en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- in voornoemde auto een mes tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] geplaatst en/of de handen en/of voeten van die [slachtoffer] vastgebonden en/of een sok in de mond en/of een blinddoek en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] geplaatst en/of
- die [slachtoffer] uit voornoemde auto gehaald en/of (vervolgens) in een tapijt gerold en/of tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of (vervolgens) weer in een auto geduwd en gedurende enige tijd met die [slachtoffer] is rondgereden en/of
- die [slachtoffer] naar een garagebox/schuur gebracht en/of (aldaar) die [slachtoffer] (nogmaals) in een tapijt gerold en/of met touwen vastgebonden en/of tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] gezet en/of (daarbij) gezegd dat die [slachtoffer] stil moest zijn en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met een mes tegen de zij naar een (zolder)kamer gebracht en/of (aldaar) die [slachtoffer] op een bank gelegd en/of diens handen en/of voeten (met tie-wraps) vastgebonden en/of die [slachtoffer] geblinddoekt en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] geplaatst en/of
- die [slachtoffer] gevraagd om het telefoonnummer van zijn vader en/of (vervolgens) de vader van die [slachtoffer] gebeld en/of tijdens voornoemd (video)gesprek die [slachtoffer] tegen diens vader laten zeggen dat hij gepakt was en dat de mannen veel geld wilden hebben en/of (vervolgens) een mes en/of een elektrische zaag tegen de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of tegen de vader van die [slachtoffer] gezegd dat die [slachtoffer] ontvoerd was en dat ze uiterlijk de avond van 23 januari geld (te weten voor 250.000,- dollar aan bitcoins) wilden hebben en/of dat ze anders zijn zoon zouden vermoorden en/of zijn vingers zouden afknippen en/of dat de politie niet gebeld mocht worden en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd hij in het buitenland was en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zijn vrienden en familie vermoord zouden worden als de politie zou worden ingeschakeld en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze hem gevolgd waren en/of hij met 2 blonde vrouwen was gezien en dat ze zijn beste vriendin zouden vermoorden en verkrachten en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze zijn huis en/of school in de gaten hielden om te zien of er iemand met de politie had gesproken en/of
- in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] geslagen en/of de duimen tegen de ogen van die [slachtoffer] gedrukt en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat de ogen van die [slachtoffer] eruit gesneden zouden worden en/of (vervolgens) de blinddoek van die [slachtoffer] vast getaped,
met het oogmerk een ander, te weten [naam 1] (de vader van die [slachtoffer] ), te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een hoeveelheid (los)geld en/of bitcoins (met een waarde van 250.000,- dollar);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2020 tot en met 23 januari 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij in de auto moest gaan zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in een auto geduwd en/of (vervolgens) gedurende enige tijd met die [slachtoffer] is rondgereden en/of
- in voornoemde auto tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij niet moest bewegen of schreeuwen, omdat ze hem anders pijn zouden doen en/of
- die [slachtoffer] met een mes in de arm en/of in de lies(streek) heeft gesneden en/of gestoken en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij was ontvoerd voor geld en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- in voornoemde auto een mes tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] geplaatst en/of de handen en/of voeten van die [slachtoffer] vastgebonden en/of een sok in de mond en/of een blinddoek en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] geplaatst en/of
- die [slachtoffer] uit voornoemde auto gehaald en/of (vervolgens) in een tapijt gerold en/of tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of (vervolgens) weer in een auto geduwd en gedurende enige tijd met die [slachtoffer] is rondgereden en/of
- die [slachtoffer] naar een garagebox/schuur gebracht en/of (aldaar) die [slachtoffer] (nogmaals) in een tapijt gerold en/of met touwen vastgebonden en/of tegen het hoofd en of het lichaam geslagen en/of
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] gezet en/of (daarbij) gezegd dat die [slachtoffer] stil moest zijn en/of (vervolgens) die [slachtoffer] met een mes tegen de zij naar een (zolder)kamer gebracht en/of (aldaar) die [slachtoffer] op een bank gelegd en/of diens handen en/of voeten (met tie-wraps) vastgebonden en/of die [slachtoffer] geblinddoekt en/of een skimasker over het gezicht van dei [slachtoffer] geplaatst en/of
- die [slachtoffer] gevraagd om het telefoonnummer van zijn vader en/of (vervolgens) de vader van die [slachtoffer] gebeld en/of tijdens voornoemd (video)gesprek die [slachtoffer] tegen diens vader laten zeggen dat hij gepakt was en dat de mannen veel geld wilden hebben en/of (vervolgens) een mes en/of een elektrische zaag tegen de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of tegen de vader van die [slachtoffer] gezegd dat die [slachtoffer] ontvoerd was en dat ze uiterlijk de avond van 23 januari geld (te weten voor 250.000 dollar aan bitcoins) wilden hebben en/of dat ze anders zijn zoon zouden vermoorden en/of zijn vingers zouden afknippen en/of dat de politie niet gebeld mocht worden en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd hij in het buitenland was en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zijn vrienden en familie vermoord zouden worden als de politie zou worden ingeschakeld en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze hem gevolgd waren en/of hij met 2 blonde vrouwen was gezien en dat ze zijn beste vriendin zouden vermoorden en verkrachten en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze zijn huis en/of school in de gaten hielden om te zien of er iemand met de politie had gesproken en/of
- in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] geslagen en/of de duimen tegen de ogen van die [slachtoffer] gedrukt en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat de ogen van die [slachtoffer] eruit gesneden zouden worden en/of (vervolgens) de blinddoek en/of het skimasker van die [slachtoffer] vast getaped;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2020 tot en met 22 januari 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn portemonnee, inhoudende onder meer zijn pinpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in een auto heeft geduwd en/of (vervolgens) gedurende enige tijd met die [slachtoffer] is rondgereden en/of
- die [slachtoffer] met een mes in de arm en/of in de lies(streek) heeft gesneden en/of gestoken en/of
- in voornoemde auto een mes tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of de handen en/of voeten van die [slachtoffer] heeft vastgebonden en/of een sok in de mond en/of een blinddoek en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] heeft geplaatst en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) uit voornoemde auto heeft gehaald en/of (vervolgens) in een tapijt heeft gerold en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) aan die [slachtoffer] heeft gevraagd om zijn portemonnee (met pinpas) en/of zijn pincode, waarna die [slachtoffer] zijn portemonnee met pinpas (en bijbehorende pincode) heeft afgegeven;
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2020 (omstreeks 8:00 uur) en/of 23 januari 2020 (omstreeks 5:43 uur) te Groningen, (meermalen) een hoeveelheid geld (te weten 500,- euro en 450,- euro), in elk geval (telkens) enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten middels het pinnen met een pinpas op naam van [slachtoffer] , welke pinpas en/of bijbehorende pincode middels afpersing aan verdachte ter beschikking zijn gesteld.

Inleiding

Op woensdag 22 januari 2020 is bij het Internationaal Rechtshulp Centrum Noord-Nederland een melding van de Londense politie binnengekomen dat [slachtoffer] , een in Groningen woonachtige Pakistaanse student (hierna te noemen: het slachtoffer), ontvoerd zou zijn. De politie in Londen zou hiervan in kennis zijn gesteld door de zus van het slachtoffer, die op haar beurt zou zijn geïnformeerd door haar vader. De vader, woonachtig in Pakistan, was op 22 januari 2020 rond 05:15 uur Nederlandse tijd gebeld vanaf een voor hem onbekend telefoonnummer. Hij had zijn zoon, het slachtoffer, aan de lijn gekregen, die hem vertelde dat hij was ontvoerd. In een daarop volgend videogesprek zou hij zijn geblinddoekte zoon hebben gezien, die hij had herkend aan zijn trui. Kort daarop is de vader van het slachtoffer wederom gebeld en is door een van de vermoedelijke ontvoerders uiteindelijk 250.000 dollar als losgeld geëist, dat hij uiterlijk donderdagavond 23 januari 2020 in bitcoins diende te voldoen. Daarbij werd hem duidelijk gemaakt dat hij geen contact mocht opnemen met de politie. Als hij niet zou voldoen aan de eisen van de ontvoerders, zou hij het slachtoffer niet terug zien. Ook werd gedreigd met het afknippen van de vingers van het slachtoffer en met het vermoorden van diens familie en vrienden.
Uit onderzoek van de Nederlandse politie is naar voren gekomen dat het slachtoffer mogelijk werd vastgehouden aan de [straatnaam] in Groningen. Op 23 januari 2020 omstreeks 23:40 uur heeft de politie bij het binnentreden op dat adres het slachtoffer aangetroffen in een zolderkamer, liggend op een slaapbank. Hij was op dat moment vastgebonden met tie-wraps en geblinddoekt. Medeverdachte [medeverdachte 1] was in de woning aanwezig en is vrijwel direct aangehouden. Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat hij op dinsdagavond 21 januari 2020 onder bedreiging met een mes plotseling in een auto werd geduwd door meerdere personen, waarna hij is geschopt en geslagen, vastgebonden, geblinddoekt, in een tapijt is gerold en uiteindelijk naar een zolderkamer is gebracht waar hij enkele dagen onder continue bewaking heeft doorgebracht. Op 24 januari 2020 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] zich bij de politie gemeld. Hij verklaarde betrokken te zijn geweest bij de ontvoering van het slachtoffer, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en een derde persoon. Uit onderzoek van de politie kwam naar voren dat verdachte [verdachte] deze derde persoon zou zijn. Hij werd op 26 januari 2020 als verdachte aangehouden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde gijzeling van het slachtoffer, nu de rol van verdachte bij deze gijzeling van onvoldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van medeplegen. Aangezien verdachte bij de uitvoering van de gijzeling slechts behulpzaam is geweest, kan zijn rol maximaal worden bestempeld als die van medeplichtige. Verdachte was niet aanwezig bij cruciale momenten en hij heeft geen wezenlijke rol gespeeld bij de voltooiing van het delict. Verdachte is bijvoorbeeld niet betrokken geweest bij het bellen van de vader van het slachtoffer over het losgeld, hij heeft het slachtoffer niet continu bewaakt, hij is niet betrokken geweest bij het versturen van WhatsAppberichten naar het slachtoffer of bij het leggen van contact met het slachtoffer via Facebook. Ook is hij niet betrokken geweest bij het prepareren van de kamer van medeverdachte [medeverdachte 2] waarin het slachtoffer zou worden vastgehouden. Daarnaast is hij niet aanwezig geweest bij het aanmaken van het bitcoindocument dat later naar de vader van het slachtoffer is verstuurd. Verdachte heeft slechts goederen aangeschaft, zoals handschoenen en tie-wraps, hij heeft een auto geregeld om het slachtoffer in te vervoeren en hij is aanwezig geweest toen het slachtoffer in zijn auto werd geduwd. Gelet op de feitelijke gang van zaken die uit het dossier naar voren komt is geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, waardoor niet kan worden gesproken van medeplegen.
Daarnaast moet verdachte worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde afpersing van het slachtoffer. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij het afnemen van de portemonnee van het slachtoffer aanwezig was of dat hij een handeling heeft verricht om de afpersing te voltooien. Ieder oogmerk op de afpersing ontbreekt. Als verdachte al een rol heeft gehad bij de afpersing, dan kan deze slechts worden gekwalificeerd als medeplichtig, hetgeen niet ten laste is gelegd.
De raadsvrouw heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat de onder 3 ten laste gelegde diefstal met valse sleutels kan worden bewezen, hoewel verdachte zelf verklaard heeft dat hij niet wist dat de pinpas waarmee hij pinde op naam van het slachtoffer stond.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 en feit 3:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Noord-Nederland d.d. 26 januari 2020, opgenomen op pagina 303 e.v. van het dossier OLEANDER, onderzoeksnummer NNRAB20001, inhoudende de (in het Nederlands vertaalde) verklaring van [slachtoffer] :
V: Wat kunt je ons vertellen over wat jou is overkomen?
A: Dinsdagavond (
de rechtbank begrijpt dinsdagavond 21 januari 2020) tussen acht en tien uur liep ik op de [straatnaam] in Groningen, maar een paar meter van mijn huis duwde iemand me naar een auto. Volgens mij hadden ze een mes. Ze duwden me in de auto en reden weg. Ze bonden mijn handen vast, bonden mijn voeten vast, stopten een sok in mijn mond en bedekten mijn gezicht met een blinddoek. Ik denk dat ze me vastbonden met tie-wraps. Ik denk dat ze ongeveer een uur hebben rondgereden. Ze zetten de auto stil. Ze haalden me uit de auto, ze sloegen me en ze wikkelden me ergens in. Ze legden me weer in een auto. Ze bleven rijden. Toen vertelden ze me dat ze me hadden ontvoerd voor losgeld. Ze zeiden dat mij niets zou overkomen als ik zou meewerken. Ze bleven rijden tot ze stopten. Ze hebben me uit de auto gehaald terwijl ik geblinddoekt was. Ze legden me in een garage of schuur met een schuifdeur. Ze sloegen me weer. Twintig of dertig minuten later legden ze me in de kamer waar jullie mij aantroffen. Het was 2 minuten lopen of zo. Daar was ik twee dagen of zo. Ze vertelden me dat ze contact hadden met mijn vader voor losgeld. Ze wilden niet weer contact met hem opnemen. Ze gaven hem 48 uur. Hij zou moeten doen wat hij moest doen, anders zou hij me niet terug zien. Ze vertelden me ook dat we in een ander land waren, dat we niet meer in Nederland waren. Als we naar de politie zouden gaan, zouden ze mijn familie en vrienden vermoorden. Ze zeiden dat ze ook mijn vrienden kenden. Ze zeiden dat ze me in de gaten hadden gehouden. Ze wisten dat ik bij mijn vrienden had gezeten en wat had gedronken. Ze zeiden ook dat er mensen waren die de universiteit en mijn huis in de gaten hielden om te kijken of iemand met de politie had gesproken. Ik gaf hun het telefoonnummer van mijn vader. Ze belden hem 's ochtends op WhatsApp. Ze belden hem via een videoverbinding. Ze zetten een mes op mijn keel en belden toen mijn vader. Ik sprak met mijn vader. Ik vertelde hem wat er was gebeurd. Toen gingen ze uit de kamer en spraken met hem. Er was altijd één persoon bij mij. Ze zeiden dat ze om de zes uur zouden controleren of er geld op de rekening stond. Ze hadden het over bitcoins. Ze gaven mijn vader een deadline van 48 uur. Ze gaven hem ook gegevens van bitcoindealers. Ik heb een snee in mijn elleboog en een snee van drie centimeter op mijn bekken.
V: Je zei dat je waarschijnlijk tussen 8 en 10 uur naar huis liep. Welke dag was dat?
A: Dinsdagavond. Terwijl ik liep en bij de auto kwam, kwam er iemand van achteren die mij van de stoep af duwde naar de parkeerplaats waar ze allebei stonden en mij in de kofferbak stopten. De een bleef aan de achterkant bij mij, in de kofferbak, en de ander liep naar voren.
V: Wanneer hebben ze je voeten enz. vastgebonden?
A: 5 of 10 minuten nadat ze begonnen te rijden. Ik stopte met vechten omdat hij een mes had en ik niet dood wilde.
V: Hoe wist je dat hij een mes had?
A: Hij zette het tegen mijn hoofd en hals. Ik kon het lemmet voelen.
V: Je zei dat ze circa een uur rondreden.
A: Ze reden een tijdje rond totdat ik was gekalmeerd. Ze stopten, haalden mij uit de auto en wikkelden mij in wat voelde als twee afzonderlijke tapijten. Ze sloegen me en legden me terug in de auto en begonnen weer ongeveer even lang te rijden.
V: Heb je iemand anders gezien toen je werd geslagen?
A: Alleen degene die van achteren kwam en degene die naast de auto stond te wachten. Ik denk echter dat ze me volgden. Want toen ik terugliep, zag ik in dezelfde straat eerder een auto die vlak naast mij stopte. Dat was op een weggetje achter de [straatnaam] . Ik dacht dat ik iemand in de auto zag, maar ze hadden capuchons op en ze probeerden zich een beetje te verstoppen.
V: Wat zei degene die jou van achteren vastpakte tegen je?
A: Die zei alleen maar dat ik in de auto moest stappen. Zodra ik in de auto lag, zei hij dat ik me niet mocht bewegen of schreeuwen, anders zou hij me pijn doen.
V: Wanneer werd je geblinddoekt?
A: In het begin, in de auto. Totdat hij me blinddoekte hield hij zijn handen op mijn ogen.
V: Kun je iets meer vertellen over het slaan?
A: Ze schopten en sloegen me.
V: Waar schopten ze je?
A: Op mijn romp, op mijn hoofd.
V: Waar sloegen ze je?
A: Hetzelfde, romp en hoofd.
V: Kun je beschrijven wat er de tweede keer toen ze je uit de auto haalden gebeurde?
A: Ze sleepten me naar de schuur. Ze bonden me weer vast in een tapijt, maar deze keer strakker en ook met touwen. Ze stopten me daar in het tapijt. Ze zeiden dat ik me rustig moest houden. Ze sloegen me toen ik me maar een klein beetje bewoog.
V: Wat had je aan?
A: Een blauwe jas met mijn portemonnee en sleutels erin. Ze vroegen om mijn portemonnee en ik gaf die aan hen.
V: Wanneer hebben ze ernaar gevraagd?
A: Ergens in de schuur, voordat ze me inpakten.
V: Wat zat er in je portemonnee?
A: Mijn ID, mijn OV-chipkaart, mijn studentenkaart en mijn bankpas. En misschien 10 tot 15 euro.
V: Wat voor soort bankpas?
A: ABN-Amro, een debetkaart. Ze vroegen ook om mijn pincode en ik gaf die aan hen. Ze ontdekten ook dat mijn kaart na ongeveer twaalf uur was geblokkeerd, nadat ze mijn vader hadden gebeld. Waarschijnlijk de ochtend nadat ze mij hadden meegenomen.
V: Wat hebben ze nog meer van je gevraagd?
A: In de schuur alleen mijn portemonnee. In de kamer vroegen ze om het nummer van mijn vader, mijn bankcode, ze vroegen me waar ik vandaan kwam, wie mijn familie was.
V: Wie stelden je deze vragen?
A: Meestal dezelfde man, maar ook de andere persoon. Toen ik sliep, bewoog ik een arm en de man die achterin zat, dacht dat ik mijn blinddoek wilde afdoen, waarna hij mij begon te slaan en te bedreigen. Hij zei dat hij mijn ogen zou uitsnijden toen hij dacht dat ik hem had gezien.
V: Wat gebeurde er verder nog in de schuur?
A: De deur ging een of twee keer open. Ze maakten me los en wikkelden mij uit het tapijt of wat het ook was. Toen waren er drie mensen, dat weet ik zeker. Ze haalden me op, ik kon heel weinig zien vanwege de blinddoek. Er liep één persoon voorop, die de deur opendeed en zei waar we heen moesten. Er liepen twee personen naast, ze maakten mijn benen los, ze legden een mes naast mijn keel, ze zeiden dat ik stil moest zijn en ze brachten me uit de schuur naar de andere kamer. Ik moest de trap oplopen en ze legden mij in de kamer. Ze legden me op de bank. Ze bonden me weer vast. Ze zeiden dat ze mijn vader de komende ochtend zouden bellen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van Politie Noord-Nederland d.d. 26 januari 2020, inclusief vertaling, opgenomen op pagina 312 e.v. van voornoemd dossier, de (in het Nederlands vertaalde) verklaring van [slachtoffer] :
V: Gisteren hadden we het over de dingen die je gaf aan degenen die jou hadden ontvoerd. A: Ik gaf hun mijn telefoon in het begin, in de auto. Toen pakten ze mijn tas. In de schuur pakten ze mijn portemonnee. Daarna heb ik hun alleen informatie gegeven.
V: Wat heb je over je vrienden verteld?
A: Niks bijzonders. Ze hadden me verteld dat ze mij hadden geobserveerd terwijl ik bij mijn vrienden was. Ze vertelden me dat ze me een paar dagen hadden gevolgd. Ze vertelden me dat ze wisten wat ik daar deed. Ze vertelden me dat ze de vriendin die het dichtst bij mij stond, wat zouden aandoen, ze zeiden dat ze haar zouden verkrachten en vermoorden. Ze vertelden me alleen dat ze de twee blonde meisjes zagen met wie ik wat zat te drinken op de avond van de ontvoering. […] Ze deden mijn blinddoek niet af. Nadat ik met mijn arm naar mijn hoofd had gegrepen met de gedachte om mijn blinddoek af te doen, nadat hij me had geslagen, me een paar keer een vuistslag in het gezicht had gegeven en met mijn duimen op mijn ogen had gedrukt en dreigde mijn oogbollen uit te steken of te snijden, tapete hij de blinddoek vast, zodat ik daarna niets meer kon zien. Ik heb niet geprobeerd de blinddoek te verwijderen, omdat hij me bedreigde. Nadat ik uit de schuur kwam, werkte ik mee. Ik heb niets gedaan, niet bewogen of geschreeuwd.
V: Wanneer was dit?
A: Ergens op de eerste dag.
V: Wanneer heb je de wond aan je rechterhand opgelopen?
A: Tijdens de autorit, terwijl ik me probeerde te verzetten.
V: Hetzelfde geldt voor de wond op je bekken?
A: Ja.
3. Een letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGD Groningen d.d. 19 februari 2020, opgemaakt en ondertekend door Paulien Voskuil, forensisch arts KNMG, opgenomen als bijlage 13 bij het forensisch dossier dat als los document is gevoegd bij voornoemd dossier:
Naam:
[slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1996
Datum letselonderzoek: 19-02-2020 te 08:50
Er is gebruikt gemaakt van: foto FO.
Gemelde toedracht: van de FO begreep ik dat betrokkene onder dwang meegenomen zou zijn, dat hij vervolgens geslagen, geschopt en gestoken zou zijn en dat hij vastgebonden is aangetroffen.
Prognose: er zal op de elleboog, aan de rechterzijde van de borstkas en in de lies een blijvend zichtbaar litteken zijn.
Ouderdom letsel: Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel. De foto's zijn kort na het incident gemaakt. Er is nog geen beginnende genezing zichtbaar.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
Toelichting: enkele letsels passen bij het gebruik van een scherp, snijdend voorwerp. Het rechteroog bevat letsel wat past bij stomp uitwendig geweld. De letsels op de wang passen bij schurende/schavende inwerking. Het letsel op de rechterknie past bij een drukkende inwerking. De onderarmen vertonen huidverkleuringen en afgebroken haren in bandvorm.
Letsels
- Lichaamsdeel:
hoofd
Beschrijving: op het rechterbovenooglid en onder het onderooglid zie ik een paarse huidverkleuring van ongeveer 4 bij 4 centimeter. Er is sprake van een bloeduitstorting. Op de neus zie ik een rode huidverkleuring. Op de rechterwang zie ik meerdere oppervlakkige krasverwondingen en 1 diepere krasverwonding. De krassen hebben dezelfde richting en zijn verdeeld over een breedte van ongeveer 5 centimeter.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
- Lichaamsdeel:
borst
Beschrijving: Aan de rechterzijde van de borstkas zie ik 1 huiddoorboring, met een iets onregelmatige grens van ongeveer 7 bij 2 millimeter. Gezien het gebrek aan medische handelingen op de foto, is het aannemelijk dat de diepte beperkt is.
Soort: steekwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
- Lichaamsdeel:
buik
Beschrijving: in de rechterlies zie ik een 3,5 centimeter lange en maximaal 5 millimeter brede huiddoorklieving, waarbij het onderhuidse vet zichtbaar is geworden.
Soort: snijwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
- Lichaamsdeel:
rug
Beschrijving: in lengterichting van de rug lopende roodverkleuring.
Soort: drukwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed.
- Lichaamsdeel:
rechterarm, elleboog
Beschrijving: aan de rechterelleboog zie ik een ongeveer 16 millimeter lange huiddoorklieving, waarbij onderhuids vet zichtbaar is. De richting is bijna voor-achterwaarts, waarbij de scherpe hoek meer aan de achterzijde zit.
Soort: steekwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
- Lichaamsdeel:
rechterarm, onderarm
Beschrijving: op de rechteronderarm zie ik een groepje van 4 kleine wondjes, waarbij de grootste 2 millimeter lang is en bij uitvergroting enigszins afwijkt. 3 van de 4 wondjes duid ik als krasverwonding. De grootste duid ik al een snijwond. Net boven de pols zie ik over een gebied van ongeveer 4 bij 4 centimeter een aantal rood-bruinige huidverkleuringen. Ik zie enkele afgebroken haren.
Soort: snijwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed.
- Lichaamsdeel:
linkerhand
Beschrijving: op de onderarm en pols zie ik een tweetal kleine krasverwondingen en 3 puntvormige korstjes. Verder zie ik een rode huidverkleuring net boven de pols van maximaal 4 centimeter breed (grens huisverkleuring is niet goed te zien op de foto met meetlat). De huidverkleuring is over de volle breedte van de pols. Aan de zijkant van de pols zie ik enkele kortere haren, die afgebroken lijken. Aan de duimzijde zie ik een kleine huidverkleuring met een parallel streepvormig patroon. Op de achterzijde van de linkerpink ter hoogte van het eerste kootje zie ik een bloedkorst van enkele millimeters.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed.
Toelichting: past bij vastgetaped te zijn, oorzaak van de krassen is niet duidelijk.
- Lichaamsdeel:
rechterbeen
Beschrijving: rode verhevenheid met erin 4 circulaire diepe huidontvellingen van ongeveer 4 à 5 millimeter doorsnede.
Soort: drukwond.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: toedracht onbekend.
Toelichting: wel passend bij het tijdspad, waarin de situatie heeft bestaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 26 januari 2020, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Tijdens het gesprek met de heer [naam 1] , de vader van de ontvoerde heer [slachtoffer] , hoorde ik dat [naam 1] het volgende vertelde: "Vanmorgen, 22 januari 2020, omstreeks 09.15 uur Pakistaanse tijd, werd ik gebeld door mijn zoon [slachtoffer] . Dit was met de telefoon van de mogelijke ontvoerders. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij in de problemen zat omdat de andere mensen geld wilden. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij op de terugweg van de universiteit gepakt was en dat de mannen veel geld wilden hebben nu. Daarna werd de verbinding verbroken. Direct hierna kreeg ik, via WhatsApp, een videogesprek binnen. Ik zag hierop een donkere ruimte. Ik herkende [slachtoffer] op de video aan zijn trui. Ik zag dat hij een blinddoek voor had. Daarna werd deze video snel afgesloten. Direct hierop werd ik wederom gebeld door de mogelijke ontvoerders. Ik hoorde ze zeggen dat ze wisten dat ik veel geld zou hebben en dat ze mijn boerderij kenden. Daarbij werd ook gezegd dat ze [slachtoffer] vingers af zouden knippen. Uiteindelijk moest ik 250.000 dollar aan bitcoins betalen. Ik moest dit voor de avond van 23 januari betalen. Ze zeiden dat ze [slachtoffer] direct vrij zouden laten als ik zou betalen. Er werd tevens gezegd dat [slachtoffer] niet meer in Nederland zou zijn en dat zijn woning in de gaten gehouden werd voor als de politie ingelicht zou worden door ons.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 26 maart 2020, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 614 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Sms-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [verdachte]
De data van een Samsung SM-G935F (S7 Edge) werd veiliggesteld. Dit toestel werd in beslag genomen in de woning van verdachte [medeverdachte 1] aan de [straatnaam] te Groningen. Ik zag dat er op de telefoon een WhatsApp gesprek aanwezig was tussen ' [medeverdachte 1] ' (WhatsApp account [telefoonnummer] , hierna genoemd: [medeverdachte 1] ) en ' [medeverdachte 2] Rotterdammer' (WhatsApp account [telefoonnummer] , hierna genoemd: [medeverdachte 2] ).
Op 25 augustus omstreeks 22:43 verstuurt [medeverdachte 1] de in bijlage 1 opgenomen afbeelding naar [medeverdachte 2] . Dit betreft een screenshot die op 25 augustus rond 22:43 gemaakt is, van de Facebook App en betreft het profiel van aangever [slachtoffer] .
Een aantal andere opvallende berichten uit de chat:
• Op 2 oktober schrijft [medeverdachte 2] 'Search on fb ill make fake facevook'.
• Op 4 oktober wordt er rond 13:30 gesproken over verschillende Bitcoin-exchanges. Hierbij
noemt [medeverdachte 1] o.a. paxful.com en localbitcoins.com, waarna [medeverdachte 2] zegt: 'Imma call the guy' en 'I'll arrange it myself'.
Vanaf 3 september 2019 vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en ' [verdachte] ' (WhatsApp account [telefoonnummer] , hierna genoemd: [verdachte] ). Het telefoonnummer [telefoonnummer] is in gebruik bij verdachte [verdachte] zoals o.a. blijkt uit een analyse van de telefoon (Apple iPhone X) van [verdachte] . Op 3 september omstreeks 09:43 wordt een afbeelding verstuurd naar [verdachte] , waarna er enkele details over het slachtoffer worden gedeeld. Op 3 september 2019 omstreeks 14:47 wordt door [verdachte] gevraagd om een foto van zijn gezicht, waarna rond 14:57 een tweetal foto's worden verstuurd van [medeverdachte 1] naar [verdachte] . Beide foto's betreffen screenshots welke op 25 augustus 2019 omstreeks 18:24 zijn gemaakt van de Facebook App.
Op 17 september 2019 stuurt [verdachte] omstreeks 18:40 een bericht naar [medeverdachte 1] waarin wordt gesteld dat de persoon waar [medeverdachte 1] naar op zoek is aanwezig is naast de winkel van [verdachte] .
Vanaf 25 augustus 2019 20:11 vindt er een kort WhatsApp gesprek plaats tussen [verdachte] en ' [naam 2] ' (WhatsApp account [telefoonnummer] ). In dit gesprek wordt gesproken over een 'billion pound family kid', wat mogelijk betrekking heeft op het slachtoffer.
Tenslotte trof ik nog enkele andere opvallendheden aan:
• Op 25 augustus wordt o.a. de volgende website bezocht:
https:// [url]
• Op 3 september 2019 omstreeks 03:07 wordt er een screenshot 3 gemaakt van het profiel van het slachtoffer op de site van Academie Minerva (http:// [url] ).
• Op 3 september 2019 omstreeks 03:09 wordt er een screenshot gemaakt van een Wikipedia
pagina van de ' [slachtoffer] family'.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 31 januari 2020, inclusief bijlage, opgenomen op pagina 535 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De data van de iPhone X van [verdachte] werd veiliggesteld. Uit de veiliggestelde data bleek dat er een grote hoeveelheid apparaatlocaties waren vastgelegd, waaronder:
• [straatnaam] te Groningen op 21 januari 2020 rond 18:18;
• [straatnaam] te Groningen op 21 januari 2020 tussen ongeveer 18:10 en 21:52;
• [straatnaam] te Groningen op 21 januari 2020 rond 21:57;
• [straatnaam] te Groningen op 21 januari 2020 rond 22:03;
• [straatnaam] te Groningen op 21 januari 2020 tussen ongeveer 22:54 en 00:15 de volgende dag.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechtbank d.d. 15 september 2020, als los document gevoegd bij voornoemd dossier:
Over de planning van het incident heb ik contact gehad met [verdachte] . Ik kwam wel eens in de zaak van [verdachte] . Het contact met [verdachte] begon rond oktober/november 2019. Samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben we het volledige plan van de gijzeling van A tot Z besproken achter in de zaak van [verdachte] . In de periode daarna hebben we kleine details besproken. We hebben het plan één keer besproken in de winkel van [verdachte] , maar we hebben er ook een keer minder uitgebreid over gesproken voor de zaak van [verdachte] . We hebben ook wel eens dingen besproken op mijn studentenkamer. [medeverdachte 1] gaf [verdachte] bijvoorbeeld de opdracht om zijn busje achterin helemaal leeg te maken en om tape, touw en tie-wraps achterin te hebben liggen. [verdachte] wist wat de bedoeling was en dat er dingen van hem werden verwacht. Hij had er eerder over gesproken met [medeverdachte 1] toen ze bij elkaar waren in de zaak. 1 à 2 weken voor de gijzeling hebben we met z'n drieën op mijn kamer gezeten. Toen hebben we alles doorgenomen en alles klaargezet en meubilair verschoven. Dat hebben we met z'n drieën gedaan. U vraagt mij naar het eerste contact met [slachtoffer] en naar het moment waarop [slachtoffer] zich in de auto bevindt. Het gebeurde op de [straatnaam] . Ik zag dat [verdachte] de kofferbak al open had gedaan en dat [medeverdachte 1] vlak achter [slachtoffer] liep. Toen zag ik dat zijn bovenlichaam al in de auto was en dat zijn benen nog buiten de auto hingen. Toen zag ik dat [medeverdachte 1] zijn benen verder naar binnen duwde en dat hij naar binnen sprong achter in de auto. [verdachte] deed de kofferbak dicht en ging de auto in. U vraagt mij naar het moment dat [slachtoffer] vanuit de garage naar mijn kamer werd gebracht. [slachtoffer] werd lopend meegenomen. Ik liep voorop. [medeverdachte 1] en [verdachte] liepen zij aan zij met [slachtoffer] . We kwamen met z'n vieren aan op mijn kamer. We hebben [slachtoffer] op een stoel geplaatst die in de kamer stond. Toen zijn [verdachte] en ik naar de garagebox buiten gelopen. [medeverdachte 1] en [slachtoffer] waren toen op mijn kamer. Ik heb toen de kapotte tape en tie-wraps die waren gebruikt in een doos gedaan en die aan [verdachte] meegegeven. Ook heb ik het tapijt opgevouwen en meegegeven. [verdachte] is nog één andere keer op mijn kamer geweest voor maximaal een paar uurtjes. Hij was net klaar met werken en had eten meegenomen en het was de bedoeling dat hij langer zou blijven, zodat ik even kon slapen, maar hij zei dat hij ergens heen moest voor een bankpasje. U vraagt mij wat ik kan vertellen over de bankpas van [slachtoffer] . Zijn portemonnee, zijn kaartenhouder, was van hem afgenomen in de garagebox. U vraagt mij wie de portemonnee van [slachtoffer] heeft afgenomen. Dat was [medeverdachte 1] of [verdachte] . Ik heb wel gezien dat [verdachte] [slachtoffer] hardhandig vastmaakte. U vraagt mij of [verdachte] op het moment dat [slachtoffer] in de [straatnaam] in de auto werd gezet precies wist wat er zou gaan gebeuren. Ja, hij wist precies wat er ging gebeuren. U vraagt mij naar het posten voor het huis van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] heeft aanvankelijk gepost. [verdachte] en ik zijn één keer mee geweest met het posten. We zouden [slachtoffer] die dag oppikken en we waren eigenlijk aan het posten en wachten tot we hem zouden zien. U vraagt mij of [verdachte] wist waar de spullen van de Bauhaus voor bedoeld waren. Ja, want dat hadden we besproken op de zaak. Dat was onderdeel van het plan.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 januari 2020, inclusief bijlage, opgenomen op pagina 905 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: En hoe zat het met de portemonnee van [slachtoffer] ?
A: Zijn portemonnee was ook afgenomen.
V: En hoe zat het met de bankpas van [slachtoffer] ?
A: Persoon drie had hem. [1]
V: Er is gepind met de bankpas van [slachtoffer] .
A: Ik weet dat persoon drie de bankpas had. Het geld pinnen heeft persoon drie gedaan of heeft hij iemand laten doen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 februari 2020, opgenomen op pagina 837 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Toen [slachtoffer] werd binnengebracht, werd zijn portemonnee gepakt. Die heb ik overhandigd aan [medeverdachte 2] of [verdachte] . [slachtoffer] noemde zijn pin. Een van deze twee mannen heeft de kaart gebruikt.
10. De door verdachte de op de terechtzitting van 16 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik kreeg een pinpas met een papiertje met een pincode mee. Diezelfde avond heb ik twee pogingen gedaan om geld te pinnen. Ik kon maar één keer € 500,- pinnen. Ik heb uiteindelijk twee keer gepind. Ik denk dat ik circa € 900,- à € 950,- heb gepind.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 25 januari 2020, opgenomen op pagina 556 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Het slachtoffer, [slachtoffer] , was in het bezit van een Nederlandse bankrekening bij de ABN AMRO, te weten: [rekeningnummer] .
Op 22 januari 2020 om 08:01 heeft er een contante opname van €500,- plaatsgevonden bij een geldautomaat aan de [straatnaam] te Groningen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 februari 2020, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 604 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 23 januari 2020 om 05.43 uur werd met de bankpas van slachtoffer [slachtoffer] gepind bij een geldautomaat aan de [straatnaam] te Groningen. Met deze bankpas werd toen een bedrag van € 450,- opgenomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Met betrekking tot feit 1 primair ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de betrokkenheid van verdachte bij de ontvoering van het slachtoffer moet worden aangemerkt als medeplichtigheid dan wel als medeplegen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [2]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] al maanden voor de daadwerkelijke gijzeling van het slachtoffer informatie over hem is verzameld en een plan is bedacht om hem te ontvoeren, van welk plan ook verdachte van A tot Z op de hoogte was. Voorts is de rechtbank van oordeel dat bij het voorbereiden en het uitvoeren van het plan sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarbij de door verdachte verrichte handelingen van zodanig gewicht zijn geweest dat deze kunnen worden aangemerkt als medeplegen aan de gijzeling van het slachtoffer. Zo heeft verdachte de auto geregeld en bestuurd waarin het slachtoffer naar de [straatnaam] is vervoerd. Voorts heeft hij tie-wraps en handschoenen aangeschaft die bij het bewezenverklaarde feit door verdachte en medeverdachten zijn gebruikt en heeft verdachte met medeverdachten gepost in de buurt van de woning van het slachtoffer de dag voor de ontvoering en in de uren voorafgaand aan de ontvoering. Verdachte was aanwezig op cruciale momenten: op het moment van de vrijheidsberoving zelf, toen het slachtoffer met geweld in de auto werd geduwd, waarbij verdachte ook behulpzaam was, bij het rondrijden met het slachtoffer, toen hij op een parkeerplaats uit de auto is gehaald en, mede door verdachte, in een tapijt is gerold, op het moment dat het slachtoffer werd geboeid en mishandeld in de garagebox bij de [straatnaam] alsook bij het begeleiden van het slachtoffer, onder bedreiging van een mes, naar de kamer van medeverdachte [medeverdachte 2] . Vervolgens zorgde verdachte voor het lozen van spullen die waren gebruikt bij de gijzeling, bracht hij eten naar de [straatnaam] en bewaakte hij het slachtoffer tijdelijk. Dat verdachte niet iedere ten laste gelegde gedraging heeft uitgevoerd, staat aan een bewezenverklaring van medeplegen aan alle in de tenlastelegging genoemde gedragingen niet in de weg. [3] Gezien bovenstaande vindt de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat hij geen idee had wat de bedoeling was op de bewuste avond, volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien heeft verdachte zich niet onttrokken aan het gebeuren terwijl hij daar op meerdere momenten de gelegenheid voor heeft gehad. Dat verdachte zich niet heeft onttrokken omdat hij werd bedreigd door zijn medeverdachte, zoals verdachte stelt, wordt niet ondersteund door enige verklaring in het dossier zodat de rechtbank dat verweer verwerpt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden met het oogmerk om diens vader te dwingen tot het betalen van losgeld. Daarmee acht de rechtbank feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. Nadat het slachtoffer onder bedreiging van een mes in de auto is geduwd, is mishandeld, bedreigd met geweld, vastgebonden en geblinddoekt heeft het slachtoffer in aanwezigheid van verdachte en de medeverdachten, en terwijl hij door verdachte en de medeverdachten van zijn vrijheid was beroofd, zijn portemonnee en pinpas met pincode afgegeven. Gelet op de bewezen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij voornoemde handelingen, waaraan een langdurige en zorgvuldige voorbereiding vooraf is gegaan met als doel het verkrijgen van geld, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten tezamen en in vereniging het slachtoffer door het toegepaste geweld en de bedreiging met geweld hebben gedwongen tot de afgifte van de portemonnee met pinpas en pincode. Dat (specifiek) over de portemonnee van tevoren wellicht geen afspraken zijn gemaakt doet aan dat oordeel niet af. De rechtbank is gelet op het hiervoor genoemde doel van de vrijheidsberoving en gelet op het feit dat het slachtoffer ook zijn pincode heeft afgegeven, van oordeel dat de portemonnee is afgegeven met als doel de wederrechtelijke bevoordeling van verdachte zelf en/of zijn medeverdachten. Daarmee is het oogmerk op de wederrechtelijke bevoordeling bewezen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, volstrekt onaannemelijk is dat verdachte niet wist dat de pinpas waarmee hij pinde op naam van het slachtoffer stond en aan het slachtoffer toebehoorde, mede gelet op het feit dat hij de pinpas in handen heeft gekregen tijdens de gijzeling van het slachtoffer en hij daarmee kort na de gijzeling van het slachtoffer heeft gepind. De rechtbank acht daarom ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij in de periode van 21 januari 2020 tot en met 23 januari 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of diens medeverdachten:
- die [slachtoffer] vastgepakt en tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij in de auto moest gaan zitten en vervolgens die [slachtoffer] in een auto geduwd en vervolgens gedurende enige tijd met die [slachtoffer] rondgereden en
- in voornoemde auto tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij niet moest bewegen of schreeuwen, omdat ze hem anders pijn zouden doen en
- die [slachtoffer] met een mes in de arm en in de (lies)streek heeft gesneden of gestoken en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij was ontvoerd voor geld en
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of laten afstaan en
- in voornoemde auto een mes tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] geplaatst en de handen en voeten van die [slachtoffer] vastgebonden en een sok in de mond en een blinddoek en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] geplaatst en
- die [slachtoffer] uit voornoemde auto gehaald en vervolgens in een tapijt gerold en tegen het hoofd en het lichaam geslagen en vervolgens weer in een auto geduwd en gedurende enige tijd met die [slachtoffer] rondgereden en
- die [slachtoffer] naar een garagebox gebracht en aldaar die [slachtoffer] nogmaals in een tapijt gerold en met touwen vastgebonden en tegen het hoofd en het lichaam geslagen en
- een mes tegen de keel van die [slachtoffer] gezet en daarbij gezegd dat die [slachtoffer] stil moest zijn en vervolgens die [slachtoffer] met een mes tegen de zij naar een zolderkamer gebracht en aldaar die [slachtoffer] op een bank gelegd en diens handen en voeten met tie-wraps vastgebonden en die [slachtoffer] geblinddoekt en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] geplaatst en
- die [slachtoffer] gevraagd om het telefoonnummer van zijn vader en vervolgens de vader van die [slachtoffer] gebeld en tijdens voornoemd (video)gesprek die [slachtoffer] tegen diens vader laten zeggen dat hij gepakt was en dat de mannen veel geld wilden hebben en vervolgens een mes en/of een elektrische zaag tegen de keel van die [slachtoffer] gehouden en tegen de vader van die [slachtoffer] gezegd dat die [slachtoffer] ontvoerd was en dat ze uiterlijk de avond van 23 januari geld (te weten voor 250.000,- dollar aan bitcoins) wilden hebben en dat ze anders zijn zoon zouden vermoorden en/of zijn vingers zouden afknippen en dat de politie niet gebeld mocht worden en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij in het buitenland was en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zijn vrienden en familie vermoord zouden worden als de politie zou worden ingeschakeld en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze hem gevolgd waren en hij met 2 blonde vrouwen was gezien en dat ze zijn beste vriendin zouden vermoorden en verkrachten en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze zijn huis en school in de gaten hielden om te zien of er iemand met de politie had gesproken en
- in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] geslagen en de duimen tegen de ogen van die [slachtoffer] gedrukt en tegen die [slachtoffer] gezegd dat de ogen van die [slachtoffer] eruit gesneden zouden worden en vervolgens de blinddoek van die [slachtoffer] vast getapet,
met het oogmerk een ander, te weten [naam 1] (de vader van die [slachtoffer] ), te dwingen iets te doen, te weten het betalen van een hoeveelheid (los)geld en/of bitcoins (met een waarde van 250.000 dollar);
2.
hij in de periode van 21 januari 2020 tot en met 22 januari 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn portemonnee, inhoudende onder meer zijn pinpas, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of diens medeverdachten:
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens die [slachtoffer] in een auto heeft geduwd en vervolgens gedurende enige tijd met die [slachtoffer] is rondgereden en
- die [slachtoffer] met een mes in de arm en in de lies(streek) heeft gesneden of gestoken en
- in voornoemde auto een mes tegen het hoofd en/of de nek van die [slachtoffer] heeft geplaatst en de handen en voeten van die [slachtoffer] heeft vastgebonden en een sok in de mond en een blinddoek en/of een skimasker over het gezicht van die [slachtoffer] heeft geplaatst en
- die [slachtoffer] meermalen uit voornoemde auto heeft gehaald en vervolgens in een tapijt heeft gerold en tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en
- vervolgens aan die [slachtoffer] heeft gevraagd om zijn portemonnee met pinpas en zijn pincode, waarna die [slachtoffer] zijn portemonnee met pinpas en bijbehorende pincode heeft afgegeven;
3.
hij op 22 januari 2020 (omstreeks 8:00 uur) en 23 januari 2020 (omstreeks 5:43 uur) te Groningen, een hoeveelheid geld (te weten 500,- euro en 450,- euro), toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, te weten middels het pinnen met een pinpas op naam van [slachtoffer] , welke pinpas en bijbehorende pincode middels afpersing aan verdachte ter beschikking zijn gesteld.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. medeplegen van gijzeling;
2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij haar strafeis onder andere rekening gehouden met de planmatigheid waarmee de feiten zijn gepleegd, de maandenlange voorbereiding en het toegepaste geweld waarbij geen enkel oog is geweest voor de ernstige, traumatiserende gevolgen voor het slachtoffer en zijn familie. Daarnaast heeft verdachte geen openheid gegeven over waarom nu juist het slachtoffer ontvoerd moest worden en hoe hij en zijn medeverdachten hem kenden, hetgeen te meer voor onveiligheidsgevoelens bij het slachtoffer heeft gezorgd en tot op de dag van vandaag zorgt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf tussen de 24 en 30 maanden moet worden opgelegd, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht bij de strafbepaling rekening te houden met de onderlinge rolverdeling, waarbij de rol van verdachte het kleinste is geweest, de bedreiging van verdachte door medeverdachte [medeverdachte 2] , het feit dat verdachte bij de ontvoering van het slachtoffer zelf gewond is geraakt alsmede met het gegeven dat hij zich erg schaamt tegenover zijn familie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering d.d. 2 april 2020 en het trajectconsult d.d. 25 februari 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de gijzeling van een student van Pakistaanse komaf die vanwege zijn studie woonachtig was in Groningen. Daartoe hebben verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] reeds maanden voor de daadwerkelijke gijzeling een plan bedacht en voorbereidingen getroffen. Verdachte en/of zijn medeverdachten hebben het slachtoffer in een gereedstaande auto geduwd, een tijd met hem rondgereden, hem in een tapijt gerold, vastgebonden met tie-wraps en zijn gezicht bedekt. Vervolgens is het slachtoffer naar een garagebox gebracht, behorende bij de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] , waar hij is gefouilleerd en waar hij onder andere zijn portemonnee met pinpas heeft moeten afgeven en wederom in een tapijt is gerold. Vervolgens is hij onder begeleiding van verdachte en zijn medeverdachten, onder bedreiging met een mes, naar een zolderkamer aan de [straatnaam] te Groningen gebracht, alwaar hij onder mensonterende omstandigheden, onder continue bewaking, een aantal dagen vastgebonden en geblinddoekt heeft doorgebracht. Het moet voor het slachtoffer een zeer beangstigende en bedreigende situatie zijn geweest, zeker nu het gebruik van geweld niet werd geschuwd. Ook moet het voor de familie van het slachtoffer een zeer beangstigende situatie zijn geweest, te meer nu de vader van het slachtoffer onder druk werd gezet door verdachte en zijn medeverdachten om losgeld te betalen. Daarbij werd de vader van het slachtoffer tijdens een videogesprek geconfronteerd met zijn zoon die, met een elektrische zaag en/of mes op zijn keel, zijn vader vertelde ontvoerd te zijn voor losgeld. Het is algemeen bekend dat het ervaren van dergelijke gebeurtenissen ernstige psychische gevolgen kan hebben zowel voor het betrokken slachtoffer als voor diens omgeving. Ook in deze zaak blijkt dat het slachtoffer, zo volgt uit zijn slachtofferverklaring, nog dagelijks de gevolgen van de gijzeling ondervindt. Het slachtoffer kampt met PTSS en is naar aanleiding van de gijzeling direct teruggekeerd naar Pakistan.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de planmatigheid waarmee verdachte en zijn medeverdachten te werk zijn gegaan, de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en het feit dat verdachte geen openheid heeft willen geven over waarom nu juist het slachtoffer, als nietsvermoedende student, het doelwit was van de gijzeling. De rechtbank legt verdachte een lagere straf op dan medeverdachte [medeverdachte 1] omdat verdachte een kleiner aandeel heeft gehad in het gebruik van geweld. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat voor de onderhavige feiten, waarbij ten aanzien van verdachte nog een derde feit is bewezen verklaard, slechts een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf als een passende bestraffing kan gelden. Omdat de rechtbank de eis van de officier van justitie in vergelijking met andere min of meer vergelijkbare zaken te hoog vindt, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier gevorderd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden is, waarbij de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest in mindering zal worden gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op de ernst van de feiten geen ruimte voor oplegging van een lichtere sanctie. De rechtbank ziet mede daarom in de door de raadsvrouw naar voren gebrachte (persoonlijke) omstandigheden geen aanleiding om een gevangenisstraf van kortere duur op te leggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt, na de vordering ter terechtzitting te hebben bijgesteld, een bedrag van € 25.402,99 ter vergoeding van materiële schade en € 25.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevordering voor wat betreft het materiële en het immateriële deel volledig voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, mocht de rechtbank toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de schadevordering, de gevorderde immateriële schadevergoeding veel te hoog is en moet worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 5.000,-. Met betrekking tot de gevorderde materiële schade die ziet op studievertraging heeft de raadsvrouw aangevoerd dat wellicht sprake is van enig causaal verband tussen het feit en de studievertraging, maar dat ook dit bedrag fors moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade voor wat betreft de MacBook Air 11 inch, de Samsung A30 telefoon en de reiskosten heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de benadeelde partij de schade voor wat betreft het opgenomen geldbedrag heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom op deze punten volledig worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 januari 2020.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden naar aanleiding van opgelopen studievertraging en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Zij ziet echter aanleiding het namens de benadeelde partij gevorderde bedrag te matigen. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het dossier (in het bijzonder de verklaring van een docent van de benadeelde partij, [naam 3] ) ook kan worden afgeleid dat de benadeelde partij een jaar langer over zijn studie heeft gedaan en dat hij er ten tijde van het bewezenverklaarde niet zo goed voor stond. Volledige toewijzing van het bedrag zoals genoemd in de Letselschaderichtlijn studievertraging, uitgaande van één jaar studievertraging acht de rechtbank dan ook niet redelijk. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van deze schade op € 10.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige deel afwijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan zowel indien sprake is van lichamelijk letsel als in gevallen waarin de benadeelde partij in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Door de benadeelde partij is, onder verwijzing naar zijn slachtofferverklaring, alsmede een e-mailbericht van psycholoog Peracha d.d. 6 november 2020, die de benadeelde partij tweemaal heeft gesproken over (de gevolgen van) zijn gijzeling, aangevoerd dat sprake is van dergelijke ernstige psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is de gestelde schade voldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe dat in deze zaak evident sprake is van psychische schade. Naast het fysieke letsel (littekens) dat de benadeelde partij heeft opgelopen door de gijzeling, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij een jonge student betreft die zich op het moment van de gijzeling niet in zijn thuisland bevond. Zonder enige aanleiding is hij van de straat geplukt en dagenlang onder toepassing van en bedreiging met geweld vastgehouden in een woning, waarbij hij voortdurend vreesde voor zijn leven en voor dat van zijn familie en zijn vrienden. Dat een dergelijke ervaring heel veel impact op het slachtoffer heeft gehad met (mogelijk) blijvende gevolgen voor de rest van zijn leven acht de rechtbank zeer waarschijnlijk. Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de bedragen die in Nederland in andere zaken waarbij sprake was van een gijzeling zijn toegewezen, zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade geheel toewijzen. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om dit bedrag, zoals aangevoerd door de raadsvrouw, te matigen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde strafbare feiten onder 1 primair en 2 samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die naar aanleiding van deze feiten is geleden. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schade voortkomend uit het plegen van de feiten 1 primair en 2 niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.

In beslag genomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder verdachte in beslag genomen Notebook moet worden teruggegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen voorwerp, te weten een Samsung notebook, kleur zwart, zoals vermeld op de beslaglijst, moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 282a, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 39.002,99 (zegge: negenendertigduizend twee euro en negenennegentig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 39.002,99 (zegge: negenendertigduizend twee euro en negenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 230 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 14.902,99 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen Samsung notebook, kleur zwart, zoals vermeld op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt dat verdachte [medeverdachte 2] met 'persoon drie' verdachte [verdachte] bedoelt. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] , afgelegd op 26 januari 2020, opgenomen op pagina 884 e.v. van voornoemd dossier, blijkt dat hij met 'persoon drie' de Turkse jongen, genaamd [verdachte] , bedoelt, die werkte in een avondwinkel aan de [straatnaam] in Groningen.
2.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474.
3.HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905.