Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
in de zaak met parketnummer 18/730162/19
Feit 1 primair en feit 2 primair
1. De door verdachte ter zitting van 27 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had op 28 juli 2019 een tas bij me met drie flessen drank, waaronder een fles Wodka. Op het perron ontstond een schermutseling tussen mij en de andere man, die later op het spoor terecht kwam.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL00100-2019197945 d.d. 7 augustus 2019, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Op zondag 28 juli 2019 omstreeks 16.45 uur bevond ik mij in een bosje voor het station Franeker. Ik stond erachter, ik moest nodig naar toilet en stond daar te plassen. Toen ik naar het station fietste zag ik dat er een donker getinte, grote jongen, rond de 20 jaar ook naar het station liep. Ik zag dat de getinte jongen als een dolle stier op mij af kwam lopen. Hij begon mij aan te vallen. Het was wat geworstel. Ik zag dat de jongen weg liep naar een plastic tas. Deze stond in de richting van het station vlakbij het glazen wachthuis. Mijn fiets stond tegen de lantaarnpaal ook vlakbij het wachthuis. Ik liep daar heen. Ondertussen hadden wij nog wel een woordenwisseling. Wat er precies allemaal gezegd werd weet ik niet meer. Hij was zo opgefokt. Hij had een gestoorde blik in zijn ogen. Ik zag dat de getinte jongen een fles Wodka uit zijn plastic tas pakte. Er zat nog een fles Wodka in die tas. De fles Wodka die hij uit de plastic tas pakte sloeg hij stuk op straat. Ik zag dat er een heel stuk glas ( punt) uitstak. Ik zag dat hij de kapot geslagen fles voor zich hielt en hij riep :" Ik ga je steken". Dat zei hij een aantal maal. Hij stond op zo'n 10 meter afstand van mij. Ik zag dat de getinte jongen weer weg liep. Ik zag dat de getinte jongen op het perron stond. Ik zette mijn tas neer en had mijn zware rugzak (ongeveer 25 kilo) op mijn rug. Ik zag dat de getinte jongen eerst nog onder de glazen overkapping op het perron zat. Ik stond met mijn rug het spoor. Ik zag in mijn rechter ooghoek beweging en voordat ik er erg in had werd ik vastgepakt door de getinte jongen. Er ontstond een worsteling en ik hield mij vast aan het bankje. Ik kon niet veel ivm die zware rugzak. Ik had echt het idee dat hij de intentie had om mij op het spoor te gooien. Ik kon het niet meer houden en liet het bankje los. Ik dacht nog dan maar op het spoor landen zodat ik kon vluchten voor de getinte jongen. Ik voelde dat ik door de getinte jongen het spoor op werd geslingerd. Hij had mij van achteren beet en gooide mij met een zijdelingse beweging het spoor op. Ik kon door de zware rugzak met gereedschap niks doen. Ik slingerde het spoor op. Ik viel en door die rugzak klapte ik als een zoutzak op het spoor. Ik kwam met mijn linkerknie op een beugel van het spoor terecht. Ik voelde toen helemaal niks. Alle zenuwen waren door bleek later. Ik wilde opstaan maar dat lukte niet. Mijn linkerbeen onderbeen zat onder mijn linkerdijbeen. Ik merkte dat hem niet meer kon strekken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 juli 2019, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Terwijl ik op 28 juli 2019 op het perron stond, zag ik dat er twee mannen aan het dollen waren. Ik zag dat het een lange man was met bruin kroes haar en een kleinere man. Ik zag dat de lange man agressief was en hij pakte de kleine man bij de strot. Ineens liet de grote man, de kleine man los en duwde de kleine man op het spoor.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 juli 2019, opgenomen op pagina 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op zondag 28 juli 2019 omstreeks 16:50 uur, was ik op het NS station van Franeker. Ik stond nog bij mijn auto wat bagage om te pakken toen ik even verderop, circa 20 tot 50 meter, een ruzie hoorde tussen 2 mannen. Ik hoorde geschreeuw en geluid van iets van slaan of vechten. Ik heb toen niks gezien.
Toen ik het perron opliep zag ik een grote man met donker haar op het perron lopen. Ik ging daarna richting de incheck paal en daar zag ik een man met een petje en een fiets en een tas of rugzak ofzo. Deze man was denk rond de 35, eind 30 jaar. Toen ging die grote man de man met het petje meteen te lijf. Ik zag dat de grote man de man met het petje bij zijn nek greep. Ik hoorde hem schreeuwen. Wat hij precies zei weet ik niet. Toen gooide de grote man een Jumbo tas naar de overkant van het spoor. Ik zag vervolgens dat de grote man de man met het petje op het spoor gooide. Ik zag dat de man met het petje met zijn knie op het spoor terecht kwam.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Nabij het wachthokje aldaar, aan de zijde van de weg, Anna Maria van Schurmansingel, zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , nog een kapotte fles wodka liggen. Deze had een wit/blauw etiket met opschrift 'Jelzin".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2019, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, [verbalisant 3] verklaar het volgende. Het station van de plaats Franeker is gelegen aan de Anna Maria van Schurmansingel in Franeker. Het perron heeft een hoogte van 95 centimeter.
7. Een geneeskundige verklaring, op 23 januari 2020 opgemaakt en ondertekend door R.J. de Haan, traumachirurg, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
Er bleek sprake te zijn van een open breuk van de linker knieschijf. Hiervoor was een acute operatie nodig. Opname in Medisch Centrum Leeuwarden t/m 30/7. Meerdere poliklinische controles. Op 9/10/2019 werd het fixatiemateriaal uit de knieschijf verwijderd.
8. Een geschrift, op 17 oktober 2019 opgemaakt en ondertekend door A.V.E. Munzebrock, traumachirurg, namens Heelkunde Friesland, inhoudende:
De verwachte duur van het herstel van de patiënt [slachtoffer 1] zal ongeveer 6 maanden zijn. De prognose is lastig te zeggen, de knieschijf is zeker niet anatomisch hersteld en derhalve zal er nooit een volledig herstel plaatsvinden.
9. Een geschrift, op 21 januari 2020 opgemaakt en ondertekend door, S. van Berkel, fysio/- manueel therapeut, namens fysiocentrum Enkhuizen, inhoudende:
Patiënt: De heer [slachtoffer 1]
Prognose: Aangezien dhr. [slachtoffer 1] reeds 5 zittingen bij mij heeft gehad is het nog lastig om een prognose te geven over de behandelduur. Vermoedelijk ligt de behandelduur tussen 9-12 maanden voordat de knie weer hersteld. De behandelfrequentie voor nu is 1x per week. Gezien de complexiteit van de fractuur van de linker patella is het de vraag of dhr 100% zal herstellen.
1. De door verdachte ter zitting van 27 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik liep met een meisje achter de [naam camping] langs. Ik ben over het hek van de camping geklommen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2019, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019182376, d.d. 12 augustus 2019, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Vandaag, zaterdag 13 juli 2019, zat ik omstreeks 03.30 uur bij de tent waar ik slaap. Ik zat op het bankje welke voor de tent staat. Ik zat samen met mijn vriend [getuige 3] op dat bankje. Achter ons was een houten hek. Ik keek toen om naar het hek, en ik zag dat [verdachte] het hek over kwam klimmen. Wij zeiden tegen hem dat hij weg moest gaan, want hij was immers eerder de camping afgestuurd. Ik zag dat [verdachte] een groene fles bier in zijn hand hield. Ik zag vervolgens dat hij naar onze tafel toe liep, en ik zag dat hij die fles die hij in zijn hand had op onze tafel kapot sloeg. Ik hoorde ook dat het glas uit elkaar spatte. Ik zag vervolgens dat [verdachte] achter mij kwam staan en ik voelde vervolgens dat hij liet afgebroken stuk van de fles bier in mijn rug drukte. Ik voelde dat hij de fles aan de rechterzijde op mijn onderrug drukte, ter hoogte van mijn nieren. Ik voelde dat er punten aan het glas zaten. Het deed gelukkig geen pijn, maar ik voelde mij op dat moment wel heel erg bedreigd. Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] tegen mij zei: “Je moet niet kankerstoer doen, en jij moet nu sorry zeggen!” of woorden van gelijke strekking.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 juli 2019, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik zag dat [verdachte] een groen flesje bier, leeg, van de grond opraapte. Ik zag dat direct daarop [verdachte] dat flesje met de onderzijde op de picknicktafel stuksloeg. Ik zag dat hij dat aan de onderzijde van de rug, ter hoogte van de nieren, tegen Yme zijn rug drukte. Ik zag dat hij dicht met zijn hoofd bij Yme zijn oor kwam. Ik hoorde dat die [verdachte] toen tegen Yme zei: “Ik kan je hier nu gewoon kanker dood steken als ik dat wil.” Daarna zei hij: “Dat zijn geen grapjes dat je dat naar mij gooide, ik wil dat je sorry tegen mij zegt”.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2019, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op zaterdag 13 juli 2019 hoorde ik verbalisant getuige [getuige 5] . Ik vroeg haar naar wat ze afgelopen nacht had gezien nabij [naam camping] . Ze verklaarde mij dat ze met een jongen genaamd [verdachte] langs de achterzijde van [naam camping] was gelopen, over het daar gelegen zandpad. Opeens ging [verdachte] de bosjes in en ze zag dat hij over het houten hek klom van de camping.
in de zaak met parketnummer 18/730116-19
1. De door verdachte ter zitting van 27 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer 3] aangesproken en gevraagd waar de fietsen waren. Hij zei dat hij het niet wist. Toen heb ik zijn telefoon afgepakt. Ik heb [slachtoffer 3] tegen de muur geduwd en op zijn schouder geslagen. Ik heb gezegd dat we de fietsen gingen halen. Ik heb al die tijd zijn telefoon onder mij gehouden. Ik heb op zijn telefoon toen een bericht gestuurd, in de trant van ‘ [slachtoffer 3] krijgt zo zijn telefoon terug.’ Ik heb hem 350 euro laten pinnen voor de fietsen. Toen ik dat geld kreeg heb ik zijn telefoon teruggegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2019, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019208139 Z, d.d. 7 augustus 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op zondag 26 mei 2019 omstreeks 17:30 uur lag ik op bed in mijn kamer. Ik zag dat [verdachte] op mij af liep. Ik zag dat [verdachte] naar het nachtkastje toe liep en mijn telefoon pakte. Toen ik mijn telefoon probeerde te pakken draaide [verdachte] zich om. [verdachte] pakte mij bij mijn linkerarm. Ik voelde dat [verdachte] op mij leunde. Hierdoor kwamen wij beide ten val. Door de val kreeg ik een schaafplek op mijn linkerschouder. Ik zag dat [verdachte] op mij in begon te beuken. Ik zag en voelde dat [verdachte] met zijn rechter gebalde vuist met kracht op mijn voorhoofd sloeg. [verdachte] sloeg mij drie keer. Hij sloeg mij op mijn voorhoofd, mijn rechter jukbeen en op mijn rechteroog. Door de klappen in mijn gezicht voelde ik een gloeiend pijn aan de rechterzijde van mijn gezicht. Als gevolg van de klappen in mijn gezicht heb ik nu blauwe plekken en voelt de rechterzijde van mijn gezicht nog gezwollen en heb ik een beurse pijn. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij door het gevecht met mij zijn XTC kwijt was geraakt. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik driehonderdvijftig euro (350,-) moest betalen voor de XTC en om mijn telefoon terug te krijgen. Om er vanaf te zijn besloot ik om met [verdachte] naar een pinautomaat te gaan om hem het geldbedrag te betalen. Ik pinde driehonderdvijftig euro (350,-). Nadat ik [verdachte] het geld gaf kreeg ik mijn telefoon terug.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 mei 2019, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 6] :
Opeens kreeg ik een filmpje in een groepschat van WhatsApp. U vraagt mij wat ik op het filmpje zag. Ik zag op dat filmpje dat mijn broer op een fiets zat die niet van hem was. Ik zag dat [verdachte] , die ik ken van de verhalen van mijn broer, naast hem liep en dat [verdachte] de telefoon van mijn broer in zijn handen had. Ik had gelijk door dat er iets mis was. Ik probeerde [slachtoffer 3] te bellen op zijn telefoonnummer. Ik hoorde dat iemand anders dan [slachtoffer 3] de telefoon opnam. Ik hoorde namelijk een vreemde stem. Ik denk dat dit [verdachte] geweest moet zijn. Ik vroeg aan diegene waar [slachtoffer 3] was. Ik hoorde dat diegene tegen mij zei: “Dit zit hier, over [slachtoffer 3] hoef je je geen zorgen te maken”. Ik vroeg of ik [slachtoffer 3] mocht spreken. Ik hoorde dat die jongen tegen mij begon te schreeuwen: “Kom dan maar hier!! dan sla ik je in elkaar! net als je broer!”.
4. Een geschrift, opgenomen op p. 64 van voornoemd dossier, inhoudend een screenshot van een WhatsApp gesprek.
5. Een geschrift, opgenomen op p. 66 van voornoemd dossier, inhoudend een bon van een geldopname van een bedrag van 350 euro bij een pinautomaat te Leeuwarden op 26 mei 2019 om 18:16 uur.
6. Een geneeskundige verklaring, opgenomen op p. 73 e.v. van voornoemd dossier, op 7 juni 2019 opgemaakt en ondertekend door E.I. Hofstra, forensisch arts, voor zover inhoudend, als zijn geneeskundige verklaring:
De ouderdom van het aangetroffen letsel kan passen bij de termijn zoals opgegeven in de toedracht. Mate van overeenkomst tussen de opgegeven toedracht en verwonding: enigermate overeenkomstig.
Feit 2 primair
De rechtbank acht feit 2. primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019208139 Z, d.d. 7 augustus 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
in de zaak met parketnummer 18/172221-20
De rechtbank acht feit 1. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2020;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2020, opgenomen op p. 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020076742, d.d. 4 juli 2020, inhoudend de verklaring van [getuige 7] , namens [bedrijf 1] en Leger des Heils.
in de zaak met parketnummer 18/066984-20
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 februari 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2020076819 van 1 april 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik ben werkzaam als integraal handhaver, in dienst bij de gemeente Leeuwarden, eenheid stadstoezicht, team Handhaving Openbare Ruimte. Op vrijdag 28 februari 2019 (de rechtbank leest: 2020), omstreeks 14:30 uur, bevond ik mij, op de St. Jacobstraat te Leeuwarden. Aldaar ontstond er een situatie waarbij ik [verdachte] , als passant, het volgende naar mij hoorde schreeuwen: "Pas op want ik pak jullie en ik maak jullie af" Terwijl hij dit schreeuwde, keek de verdachte mij direct aan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2020, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 5] :
Op vrijdag 28 februari 2020, omstreeks 14:25 uur, bevond ik, verbalisant, mij in uniform gekleed en met toezicht belast, op de Sint Jacobstraat te Leeuwarden. Ik was daar ter plaatse met collega [getuige 4] . Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] stil bleef staan en gericht tegen mij en collega [getuige 4] riep: ‘wat kijk jij, rot op jij moet niet kijken’. Hierop zei ik gericht tegen betrokkene: ‘loop door, vervolg je weg’. Hierop zag ik dat [verdachte] op circa 5 meter van mij af op het trottoir stond. Ik zag dat verdachte zich richting mij en collega [getuige 4] draaide en ik hoorde verdachte luid en gericht tegen mij en collega [getuige 4] schreeuwen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2020, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [getuige 4] :
Op vrijdag 28 februari 2020, omstreeks 14:25 uur, bevond ik, verbalisant, mij in uniform gekleed en met toezicht belast, op de Sint Jacobstraat te Leeuwarden. Ik was aldaar ter plaatse met collega [slachtoffer 5] , integraal handhaver. Ik maakte samen met mijn collega deel uit van een verkeersactie in de binnenstad. Ten tijde van deze verkeersactie hoor ik achter mij iemand iets zeggen tegen mij en mijn collega. Toen ik mij vervolgens omdraaide om te kijken wie iets tegen ons zei, zag ik dat het de heer [verdachte] betrof, mij ambtshalve bekend. Op dat moment hoor ik mijn collega zeggen ‘draai je gewoon om en loop gewoon door’, waarop ik hoor dat verdachte iets zegt, echter is het mij niet duidelijk verstaanbaar wat er gezegd wordt. Vervolgens zie ik mijn collega naar verdachte toelopen en hoor ik mijn collega zeggen dat hij is aangehouden.
1. De door verdachte ter zitting van 27 november 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik had die avond van 27 januari 2020 een groene jas aan. Ik heb een slaande beweging gemaakt richting [slachtoffer 6] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 februari 2020, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2020076819 van 1 april 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op maandag 27 januari 2020 omstreeks 18:30 uur reed ik op mijn scooter op de
Wirdumerdijk in de binnenstad van Leeuwarden. Toen ik ter hoogte van [bedrijf 2] reed wilde ik mijn scooter parkeren. Bij [bedrijf 2] stonden drie jongens. Ik zag dat een van de jongens [verdachte] was de andere twee jongens ken ik verder niet. Ik heb in die strijd ook een klap van [verdachte] gekregen op mijn gezicht. Ik heb de klap gekregen aan de rechterzijde van mijn gezicht. Ik voelde de klap tegen mijn kaak onder mijn oor. Ik zag dat [verdachte] mijn sloeg met zijn vuist. Ik zag dat hij een vuist maakte en met een hoekslag mij tegen mijn kaak aansloeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op woensdag 29 januari 2020 keek ik de beelden van [bedrijf 2] gelegen aan de [straatnaam] te Leeuwarden uit. Om 19:12:13 uur zie ik dat aangever met zijn scooter rechts in beeld verschijnt. Ik zie dat hij op zijn scooter aankomt vanuit de Peperstraat. Om 19:12:36 zie ik dat aan de rechterzijde van het beeld drie jongens verschijnen. Ik zie dat de derde jongen, verdachte 3, een grote jongen betreft met een stevig postuur. Hij draagt een groene jas en heeft zijn capuchon op.
Om 19:17:08 uur zie ik dat verdachte 3 nogmaals op aangever afloopt en dicht op aangever gaat staan en nogmaals met twee armen aangever weg duwt.
Om 19:18:01 uur zie ik dat verdachte 3 nogmaals op aangever afloopt en hem weer met twee handen met kracht wegduwt. Ik zie dat dit met kracht gebeurd omdat aangever hierdoor achteruit deinst en op de doorgaande weg terecht komt.
Om 19:18:06 uur zie ik dat verdachte 3 nogmaals op aangever afkomt en met zijn linkerhand een slaande beweging maakt naar aangever zijn hoofd. Ik zie dat verdachte 3 aangever constant aan het uitdagen is door steeds op aangever af te lopen en handgebaren te maken.
Feit 4
De rechtbank acht feit 4. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 28 februari 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2020076819 van 1 april 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .