5.4.Niet in geschil is dat eiser op 29 september 2017 verweerder om een vergoeding van smartengeld op grond artikel 54a van het Barp heeft verzocht. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn ingenomen standpunt dat eiser geen recht heeft op vertragingsschade in de vorm van wettelijke rente. Dat, zoals verweerder in zijn reactie van 29 juni 2020 heeft uiteengezet, aan eiser reeds een smartengelduitkering op grond van artikel 54a van het Barp is toegekend, gebaseerd op het geïndexeerde maximumbedrag voor 2020, is nog geen reden voor het niet (meer) toekennen van wettelijke rente aan eiser. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat het (later) indexeren van een (smartengeld-)uitkering geheel los dient te worden gezien van het vergoeden van wettelijke rente vanwege vertraagde besluitvorming. Daar komt bij dat het later aanpassen van een (smartengeld-)uitkering aan de inflatie is iets anders is dan de aanspraak op en het toekennen van een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente vanwege, zoals in het geval van eiser, een veel latere betaling van de (smartengeld-)uitkering. Dit betekent dat verweerder had moeten overgegaan tot het vergoeden (en uitbetalen) van de wettelijke rente over de (nabetaling) van de aan eiser toegekende smartengelduitkering. Dat aan eiser in 2020 achteraf een bedrag aan (nabetaling van) smartengelduitkering is toegekend, gebaseerd op het geïndexeerde maximumbedrag voor 2020, maakt dat niet anders. Met het door verweerder toegekende geïndexeerd bedrag aan smartengeldvergoeding over 2020 wordt immers niet alle schade, ontstaan door de vertraging in de besluitvorming en in de uitbetaling van een geldsom, geacht te zijn voldaan. Daarom is er grond voor de toekenning aan eiser van vertragingsschade in de vorm van wettelijke rente over de (nabetaling van de) smartengelduitkering.
6. Het verzoek van eiser om een veroordeling tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de (nabetaling van de) smartengelduitkering, wordt toegewezen.
7. Het beroep van eiser tegen het nader besluit van 10 april 2020 is gegrond. De rechtbank zal het besluit van 10 april 2020 vernietigen en ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zij ziet grond voor toewijzing van schadevergoeding bestaande uit de wettelijke rente over de (nabetaling van de) smartengelduitkering. De aanvraag van eiser om toekenning van smartengeld is gedaan op 29 september 2017. Uitgaande van een redelijke beslistermijn van acht weken had op 24 november 2017 op de aanvraag besloten moeten worden. Vanaf 1 december 2017 is dus wettelijke rente verschuldigd. Concreet betekent dit voor eiser het volgende.
8. De berekening van de wettelijke rente over het smartengeld loopt vanaf 24 november 2017, dat is acht weken na het indienen van de aanvraag op 29 september 2017, tot de datum waarop verweerder het besluit tot toekenning van smartengeld heeft genomen,
24 februari 2020. De wettelijke rente over die periode bedraagt € 6.076,57. De periode waarover de wettelijke rente over de nabetaling van het smartengeld moet worden berekend loopt vanaf 24 november 2017 tot en met de datum van het besluit tot nabetaling van het smartengeld, 13 maart 2020. De wettelijke rente over die periode bedraagt € 155,47. Het totaalbedrag aan wettelijke rente bedraagt dan € 6.232,04. Bij de berekening over die perioden is de rechtbank uitgegaan van het geïndexeerde bedrag aan toegekende smartengeld van € 133.152,- en het geïndexeerde bedrag aan nabetaling van het smartengeld van € 3.332,-. Daarbij is een wettelijke rente gehanteerd van 2,00%.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt aangezien de rechtbank het beroep gegrond verklaart.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 787,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een 0,5 punt voor het geven van een nadere reactie, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).