Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde] ,
Procesverloop
De raadsman heeft verzocht om de gijzeling achterwege te laten, nu veroordeelde schulden heeft en reeds onder bewind staat.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/730080-19. De rechtbank heeft een man uit Drachten veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, wegens mensenhandel en het medeplegen van witwassen. De rechtbank achtte bewezen dat de man samen met zijn vrouw een licht verstandelijk beperkte jongeman heeft uitgebuit. Het slachtoffer, die niet meer bij zijn moeder kon wonen, werd in huis genomen en verrichtte veel huishoudelijke taken zonder enige vergoeding. De man en zijn vrouw beheerden de bankrekening van het slachtoffer en maakten gebruik van zijn salaris voor hun eigen gezin. Daarnaast werden er contracten op naam van de man afgesloten, waarvan de kosten ten laste van het slachtoffer kwamen.
De rechtbank oordeelde dat de man ook voordeel had genoten van de mensenhandel en legde een ontnemingsmaatregel op. Het wederrechtelijk verkregen voordeel werd vastgesteld op € 20.667,30, dat de man aan de staat moest terugbetalen. De rechtbank weigerde het verzoek van de raadsman om de gijzeling achterwege te laten, omdat niet was aangetoond dat de man niet in staat zou zijn om terug te betalen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de verplichting oplegde tot betaling van het ontnomen voordeel. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.