ECLI:NL:RBNNE:2020:4396

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
199873
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlof voor leggen van conservatoir beslag in incident met verwijzing naar voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 december 2020 een tussenuitspraak gedaan in een incident betreffende een verzoek tot verlof voor het leggen van conservatoir beslag. De eiseres, Stichting De Omslag, heeft verweer gevoerd tegen de vordering van de gedaagde, Ommeland Bouw B.V., die verzocht om verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder debiteuren van De Omslag, waaronder verzekeringsmaatschappijen en banktegoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelskamer niet bevoegd is om kennis te nemen van deze incidentele vordering, omdat volgens artikel 700 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) uitsluitend de voorzieningenrechter bevoegd is om van een beslagrekest kennis te nemen. De rechtbank heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de voorzieningenrechter, waarbij partijen na de uitspraak door de griffie van de voorzieningenrechter geïnformeerd zullen worden over het verdere verloop van de procedure. Tevens is Ommeland Bouw erop gewezen dat zij griffierecht verschuldigd is voor de behandeling door de voorzieningenrechter. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/199873 / HA ZA 20-144
Vonnis in incident van 2 december 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING DE OMSLAG,
gevestigd te Uithuizen,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E.Tj. van Dalen te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OMMELAND BOUW B.V.,
gevestigd te Slochteren,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D.J. Kap te Groningen.
Partijen zullen hierna De Omslag en Ommeland Bouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder debiteuren van De Omslag waaronder verzekeringsmaatschappijen en/of op banktegoeden;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De vordering van Ommeland Bouw strekt tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder debiteuren van De Omslag waaronder verzekeringsmaatschappijen en/of op banktegoeden.
De Omslag heeft verweer gevoerd.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de handelskamer van deze rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de incidentele vordering omdat ingevolge artikel 700 lid 1 Rv slechts de voorzieningenrechter van de rechtbank absoluut bevoegd is tot kennisname van een beslagrekest. De rechtbank zal de zaak dan ook in zoverre in de stand waarin deze zich bevindt, verwijzen naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Dit betekent dat partijen kort na het wijzen van dit vonnis door de griffie van de voorzieningenrechter over het verdere verloop van de procedure zullen worden geïnformeerd.
2.3.
De rechtbank wijst Ommeland Bouw er tot slot op dat zij voor de behandeling door de voorzieningenrechter (aanvullend) griffierecht is verschuldigd.
2.4.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verstaat dat de handelskamer van deze rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de incidentele vordering;
3.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat na verwijzing Ommeland Bouw een griffierecht verschuldigd is van
€ 656,00;
3.4.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;
in de hoofdzaak
3.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 december 2020voor beraad mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2020. [1]

Voetnoten

1.coll: js (319)