ECLI:NL:RBNNE:2020:4347

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
18/730249-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere inbraken door verdachte met DNA-match en gevangenisstraf

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die in verband met meerdere inbraken werd vervolgd, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 27 november 2020 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn advocaat mr. B.P.M. Canoy, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. De tenlastelegging omvatte vijf feiten van diefstal en poging tot diefstal, gepleegd in de gemeente Leeuwarden tussen mei en juli 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 4 en 5, waarbij hij in verschillende panden geld en goederen had weggenomen door middel van braak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten 1, 2 en 3 wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten voldoende onderbouwd door de verklaring van de verdachte en diverse proces-verbalen van aangifte en forensisch onderzoek. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de gepleegde inbraken niet alleen materiële schade veroorzaakten, maar ook veel ergernis en ongemak bij de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

Daarnaast diende de benadeelde partij [slachtoffer 3] een vordering tot schadevergoeding in, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit de bewezen verklaarde feiten en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter mr. M.A.M. Wolters was, bijgestaan door mr. M.J. Dijkstra en mr. C. Krijger.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730249-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 november 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 5 en 6 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, negen, althans een aantal, één-liter kannen FORK SAE 10w, merk Agip (olie), en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] / [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen in/uit een pand (perceel [straatnaam] aldaar) in gebruik bij genoemde [slachtoffer 1] / [benadeelde partij 1] en toebehorende aan [benadeelde partij 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (ongeveer 40 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
de [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen in/uit een pand (perceel [straatnaam] , aldaar) in gebruik bij die [benadeelde partij 3] en toebehorende aan [benadeelde partij 2] / [slachtoffer 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 17 juli 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (in totaal ongeveer 110 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen in/uit een pand (perceel [straatnaam] en/of [straatnaam] ,
aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 23 en 24 juli 2019 te Jelsum, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld (uit de kassa en/of uit [een] gokautoma[a]t[en]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen in/uit een pand (perceel [straatnaam] , aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks het tijdvak gevormd door 28 en 29 juli 2019 te Stiens, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] , weg te nemen in/uit het pand (perceel [straatnaam] , aldaar)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich in vereniging met zijn mededader(s) op het dak van dat pand heeft begeven en/of (vervolgens) een ruit heeft vernield en/of vervolgens door de aldus ontstane opening, althans een opening, dat pand is binnen gegaan en/of (vervolgens) heeft getracht de afroomkluis open te breken, althans zich de toegang tot die kluis te verschaffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks tijdvak gevormd door 28 en 29 juli 2019 te Stiens, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand (perceel [straatnaam] , aldaar) en/of een (plaatje voor de) touchscreen (van een afroomkluis), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair. Voor wat betreft het medeplegen zoals onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd kan verdachte worden vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring met uitzondering van het medeplegen zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 2 en 3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen zoals onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2020;

feit 1.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019326192 d.d. 9 december 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] namens [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf d.d. 8 mei 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.05.17.155 d.d. 28 mei 2019 gemaakt door ing. [naam 1] , opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend zijn/haar verklaring;

feit 2.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 mei 2019, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] namens [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 2] en [slachtoffer 2] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf d.d. 11 mei 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.05.24.054 d.d. 7 juni 2019 gemaakt door [naam 3] , MSc, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend zijn/haar verklaring;

feit 3.

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 juli 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] namens [benadeelde partij 4] ;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf d.d. 18 juli 2019, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.08.02.106 d.d. 15 augustus 2019 gemaakt door ing. [naam 4] , opgenomen op pagina 136 e.v. van voornoemd dossier, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend zijn/haar verklaring;

feit 4.

11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2019, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 5] namens [benadeelde partij 5] :
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 13 september 2019, opgenomen op pagina 152 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
13. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.09.24.198 d.d. 8 oktober 2019 opgemaakt door ing. [naam 6] , opgenomen op pagina 156 e.v. van voornoemd dossier, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend zijn/haar verklaring;

feit 5.

14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 7] namens [benadeelde partij 6] ;
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 183 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
16. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.08.19.102 d.d. 29 augustus 2019 opgemaakt door ing. [naam 4] , opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend zijn/haar verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in het tijdvak gevormd door 5 en 6 mei 2019 te Leeuwarden, geld, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen uit een pand perceel [straatnaam] , in gebruik bij genoemde [benadeelde partij 1] en toebehorende aan [benadeelde partij 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij in de periode van 9 mei 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden, geld (ongeveer 40 euro), dat toebehoorde aan de [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen uit een pand perceel [straatnaam] in gebruik bij die [benadeelde partij 3] en toebehorende aan [benadeelde partij 2] / [slachtoffer 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij op 17 juli 2019 te Leeuwarden, geld, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 4] ", heeft weggenomen uit een pand perceel [straatnaam] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4.
hij in het tijdvak gevormd door 23 en 24 juli 2019 te Jelsum, tezamen en in vereniging met een ander, geld uit de kassa en uit een gokautomaat, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen uit een pand perceel [straatnaam] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
5.
hij in het tijdvak gevormd door 28 en 29 juli 2019 te Stiens, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hun gading, dat toebehoorde aan [benadeelde partij 6] , weg te nemen uit het pand perceel [straatnaam] ,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, zich in vereniging met zijn mededader(s) op het dak van dat pand heeft begeven en vervolgens een ruit heeft vernield en vervolgens door de aldus ontstane opening dat pand is binnen gegaan en vervolgens heeft getracht de afroomkluis open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, 2, 3 telkens diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte en een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen met daarnaast een groot deel voorwaardelijk met daaraan verbonden reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 10 maart 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedrijfsinbraken waarvan één samen met een ander gepleegd en een poging tot een bedrijfsinbraak, ook in vereniging gepleegd. Dergelijke misdrijven veroorzaken niet alleen materiële schade, maar vaak leiden dit soort feiten ook tot veel ergernis en ongemak. Verdachte heeft puur uit eigen gewin gehandeld en kennelijk de schade die hij heeft veroorzaakt bij de bedrijven voor lief genomen. De rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank heeft verder, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr. rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte, te weten het vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland van 24 mei 2019, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een voltooide bedrijfsinbraak waarbij sprake is van veelvuldige recidive, is als oriëntatiepunt geformuleerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van het voorarrest, zoals geëist, passend en geboden is.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich namens [benadeelde partij 4] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.345,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.595,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade met betrekking tot de deur, regenpijp en kassa niet wordt betwist. Ten aanzien van de andere schadeposten bepleit de verdediging dat deze dienen te worden afgewezen omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is – met uitzondering van de gevorderde schade veroorzaakt door de openstaande vriezer en de opgevoerde inhoud van de fooienpot en losgeld– voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde.
De raadsman heeft de veroorzaakte schade door de openstaande vriezer betwist. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de inhoud van de fooienpot ten tijde van de inbraak niet kan worden vastgesteld. De gevorderde schade die zou zijn veroorzaakt door de openstaande vriezer is niet onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit onderdeel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Ten aanzien van de inhoud van de fooienpot overweegt de rechtbank dat hiervoor geen onderbouwing is gegeven, terwijl evenmin uit de aangifte blijkt dat er geld uit de fooienpot is weggenomen. Wel heeft de benadeelde partij in haar aangifte gesteld dat een bedrag van € 70,- à € 80,- euro uit de kassa is weggenomen. De rechtbank zal een bedrag van 80,- euro als schade toewijzen en het overige niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het overige deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 737,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van 18/730249-19, feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
737,00(zegge: zevenhonderd en zevenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2019.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 737,00 (zegge: zegge: zevenhonderd en zevenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 14 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2020.
mr. M.A.M. Wolters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.