In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 12 februari 2020, staat de omgang van twee minderjarige kinderen met hun moeder centraal. De rechtbank heeft eerder, op 19 juni 2019, de zaak naar een nadere zitting verwezen in afwachting van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Tijdens de zitting op 27 januari 2020 zijn de partijen en hun advocaten aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de RvdK. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een rapport van de RvdK van 1 november 2019, waarin de situatie van de kinderen en de omgang met de moeder wordt besproken.
De man, de vader van de kinderen, heeft verklaard dat hij de omgang met de moeder heeft stopgezet omdat dit onrust veroorzaakte bij de kinderen. Hij heeft ook zorgen geuit over de invloed van de moeder op de kinderen en heeft gesuggereerd dat de kinderen niet goed voor zichzelf kunnen zorgen in de omgang met hun moeder. De vrouw, de moeder, heeft echter aangegeven dat zij en de kinderen goed contact hadden tijdens de omgang bij Humanitas en dat zij niet begrijpt waarom de omgang is stopgezet.
De RvdK heeft in zijn rapport vastgesteld dat de kinderen al veel hebben meegemaakt, waaronder de echtscheiding van hun ouders en een ondertoezichtstelling. De RvdK adviseert begeleide omgang tussen de kinderen en de moeder, omdat het belangrijk is voor de ontwikkeling van de kinderen dat zij contact hebben met beide ouders. De rechtbank heeft de conclusies van de RvdK gevolgd en bepaald dat er begeleide omgang zal plaatsvinden via het BOCS-traject bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding (KKE). De rechtbank heeft ook benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het stimuleren van contact tussen de kinderen en de moeder bij de vader ligt, en dat hij moet zorgen voor een veilige omgeving waarin de kinderen contact kunnen hebben met hun moeder.