In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in een periode van anderhalve maand schuldig heeft gemaakt aan drie inbraken in kledingwinkels, waarvan twee bij dezelfde winkel, en één poging daartoe. De verdachte, geboren in 2001, heeft deze feiten gepleegd in vereniging met anderen, gericht op kledingwinkels die merken uit het hogere segment verkopen. Na digitale voorbereiding zijn de inbraken uitgevoerd, waarbij de buit werd verkocht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 268 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante begeleiding. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten ernstige impact hebben op de getroffen ondernemers en de maatschappij, en dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De verdachte heeft echter blijk gegeven van positieve gedragsverandering en heeft een baan gevonden, wat de rechtbank heeft meegenomen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot inbraak, omdat er onvoldoende bewijs was voor een voltooide inbraak. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen tas verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij de gepleegde feiten.