Op 17 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de wrakingskamer in een civiele procedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, die zijn verzoek had ingediend op 16 maart 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking betrekking had op een procedure met nummer C/18/197043/PRRK 20-33, die op dat moment al was beëindigd met een beslissing op 16 maart 2020. Hierdoor was er op de datum van het wrakingsverzoek geen sprake meer van 'een rechter die de zaak behandelt' in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank concludeerde dat niet aan het formele vereiste voor wraking was voldaan, waardoor de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. De rechtbank heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling nodig was en heeft de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de verzoeker en de wrakingskamer bevolen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. W.P. Claus.