ECLI:NL:RBNNE:2020:4312

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
18/091907-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandeling van ouders

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn ouders. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank in Groningen, waar de verdachte niet aanwezig was, maar zijn advocaat, mr. P.R. Logemann, wel. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. De tenlastelegging omvatte drie feiten van mishandeling, waarbij de verdachte zijn vader op 3 april 2020 in Ter Apel met gebalde vuist tegen het hoofd zou hebben geslagen en zijn moeder meermalen zou hebben mishandeld tussen 1 november 2019 en 3 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vader en moeder daadwerkelijk heeft mishandeld, maar sprak hem vrij van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn moeder, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar hield rekening met zijn verstandelijke ontwikkelingsstoornis en de invloed van alcohol en cannabis op zijn gedrag. De rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 91 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en nam daarbij in overweging dat de verdachte eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft ook een verzoek tot een rechterlijke machtiging voor behandeling in een forensische setting behandeld, wat de noodzaak van een klinische behandeling onderstreept. De uitspraak benadrukt de impact van de mishandelingen op de ouders en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/091907-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2020.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. P.R. Logemann, advocaat te Harlingen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 april 2020 te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde
zijn vader, genaamd [vader] , heeft mishandeld door die [vader] (met
gebalde vuist) tegen het hoofd te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 3 april 2020, op
diverse data en/of tijdstippen, te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde,
(meermalen) zijn moeder, genaamd [moeder] heeft mishandeld door (telkens) die
[moeder] in/tegen het gezicht te slaan en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te
schoppen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 3 april 2020, op
diverse data en/of tijdstippen te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde,
(meermalen) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[moeder] (zijn, verdachtes, moeder), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, immers heeft hij, verdachte (telkens) die [moeder] bij de keel
gegrepen en/of in de keel geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 3 april 2020, op
diverse data en/of tijdstippen, te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde,
(meermalen) zijn moeder, [moeder] , heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte
(telkens) die [moeder] bij de keel gegrepen en/of in de keel geknepen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3 subsidiair. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3 primair, nu het dossier onvoldoende informatie bevat om tot een bewezenverklaring van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 subsidiair.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet heeft gehad (al dan niet in voorwaardelijke vorm) op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarmee acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Feit 1
Aangever [vader] heeft verklaard dat verdachte, zijn zoon, hem tijdens een ruzie op 3 april 2020 in zijn woning te Ter Apel, gelegen in de gemeente Westerwolde, met kracht met zijn vuist tegen het hoofd heeft geslagen en dat dit pijn deed. [1] Deze verklaring vindt ondersteuning in de verklaring van verdachte die heeft bekend ruzie met zijn vader te hebben gehad. [2]
Nu de rechtbank geen redenen heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever te twijfelen, gaat zij hiervan uit en acht zij dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3 subsidiair
Aangeefster [moeder] heeft op 4 april 2020 verklaard dat verdachte, haar zoon, sinds oktober 2019 bij haar en haar man inwoont op het adres te Ter Apel, gemeente Westerwolde. Ook heeft zij verklaard dat het de eerste drie weken goed ging maar dat hij haar in de periode daarna tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt en haar met zijn handen bij de keel heeft gegrepen en daarin heeft geknepen. [3] Deze mishandelingen hebben meerdere keren plaatsgevonden. [4] Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij ruzie met zijn moeder heeft gehad en dat hij hierbij zijn moeder heeft geslagen [5] en bij de keel heeft gegrepen. [6]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn moeder in of omstreeks de tenlastegelegde periode meermalen heeft mishandeld, zoals aangeefster heeft verklaard. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 subsidiair.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 april 2020 te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde zijn vader, genaamd
[vader] , heeft mishandeld door die [vader] met gebalde vuist tegen het hoofd te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 3 april 2020, op diverse data, te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde, zijn moeder, genaamd [moeder] , heeft mishandeld door die [moeder] tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 3 april 2020, op
diverse data , te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde, zijn moeder, [moeder] , heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte telkens die [moeder] bij de keel gegrepen en/of in de keel geknepen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
2. Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder, meermalen gepleegd;
3. Subsidiair: Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, die door de officier van justitie is berekend op 91 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren heeft gebracht dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte de feiten uit onmacht en onvermogen heeft gepleegd en niet met de intentie om zijn ouders pijn te doen. Ook moet rekening gehouden worden met het feit dat de psycholoog heeft geadviseerd om verdachte de feiten in mindere mate toe te rekenen. Een op te leggen gevangenisstraf dient de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te overtreffen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages en de psychologische rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder en heeft daarnaast ook zijn vader mishandeld. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ouders. Ook hebben deze mishandelingen grote impact gehad op het leven van zijn ouders. Voor zijn moeder geldt dat zij steeds moest afwachten in welke bui verdachte was en of zij het daarbij zou moeten ontgelden. Zijn vader was vanwege zijn werk als vrachtwagenchauffeur veel van huis en had dan zorgen over de veiligheid van zijn vrouw die hij alleen met verdachte in de woning moest achterlaten. Aldus heeft het gedrag van verdachte geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn ouders.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het over verdachte opgemaakte psychologische rapport staat beschreven dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Deze stoornissen hebben een zodanige invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte dat geadviseerd wordt om hem de strafbare feiten in verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt als zeer hoog ingeschat als verdachte zonder begeleiding zijn leven moet opbouwen. Om deze kans te verkleinen is een klinische behandeling in een SVLVG-setting het best passend. Vanwege de kwetsbaarheid van verdachte voor negatieve beïnvloeding en de kans dat hij voortijdig weg zal willen, wordt de voorkeur gegeven aan een opname via de Wet zorg en dwang boven een opname als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. De reclassering, ter terechtzitting aanwezig, onderschrijft voornoemd advies. De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen over en maakt deze tot de hare.
Mede naar aanleiding van de genoemde psychologische rapportage is tegelijkertijd met deze strafzaak een verzoekschrift tot het verlenen van een rechterlijke machtiging op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet forensische zorg behandeld en verleend. [7] De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden bij het bepalen van de modaliteit en de duur van de op te leggen straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de verleende rechterlijke machtiging, waarmee de noodzakelijk geachte behandeling en het verblijf in een SVLVG-setting zal worden bereikt, is de rechtbank van oordeel dat met de oplegging van een gevangenisstraf van even lange duur als de duur van de voorlopige hechtenis kan worden volstaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. H.R. Bracht en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2020.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2020, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020085265 d.d. 5 april 2020, inhoudend de verklaring van [vader] .
2.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 april 2020, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier.
3.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [moeder] .
4.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 5 april 2020, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [moeder] .
5.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 april 2020, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier.
6.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 april 2020, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier.
7.rekestnummer C/18/201964 / FA RK 20/2810