ECLI:NL:RBNNE:2020:4310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
18/820213-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandeling van ouders

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zijn ouders heeft mishandeld. De zaak, met parketnummer 18/820213-19, betreft twee incidenten van mishandeling, waarbij de verdachte op 9 juli 2019 zijn moeder en op 9 maart 2019 zijn vader heeft mishandeld. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. P.R. Logemann, was aanwezig. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder heeft geslagen en geschopt, wat leidde tot pijn en letsel. Ook heeft hij zijn vader mishandeld door hem te duwen en te schoppen, wat resulteerde in een blauwe plek. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de psychologische rapportage, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte in een SVLVG-setting moet worden behandeld om de kans op recidive te verkleinen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 4 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820213-19
ter berechting gevoegd parketnummer 18/086139-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de meervoudige kamer van 20 november 2020. De zaak is ter terechtzitting van 20 november 2020 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. P.R. Logemann, advocaat te Harlingen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 juli 2019, op diverse tijdstippen, te Ter Apel, in de
gemeente Westerwolde, (meermalen) zijn moeder, genaamd [moeder] , heeft
mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- tegen het hoofd/gezicht van die [moeder] gestompt en/of geslagen en/of
- tegen de arm(en) en/of de/het be(e)n(en) van die [moeder] geschopt en/of
getrapt en/of
- tegen de voet(en) van die [moeder] geschopt en/of getrapt;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2019, te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde,
zijn vader, genaamd [vader] , heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte,
tegen het lichaam van die [vader] geschopt en/of getrapt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Feit 1
Aangeefster [moeder] heeft verklaard dat zij op 9 juli 2019 in haar woning te Ter Apel, gelegen in de gemeente Westerwolde, was en dat zij wakker werd doordat verdachte, haar zoon, haar hard op haar hoofd sloeg. Toen zij opstond en vervolgens op een stoel ging zitten, voelde ze dat verdachte haar een stomp met zijn vuist tegen haar slaap gaf, waarbij zij een hevige pijn voelde. Daarna schopte verdachte haar hard met zijn voet tegen haar benen en arm en voelde zij pijn. [1] Verdachte heeft bevestigd dat er die dag een voorval heeft plaatsgevonden, waarbij hij zijn moeder tegen haar lichaam heeft geschopt. [2]
Verdachte heeft ontkend zijn moeder te hebben geslagen. Niettemin acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook deze geweldshandeling heeft verricht. De rechtbank heeft geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, die in belangrijke mate ondersteuning vindt in de verklaring van verdachte, te twijfelen.
Feit 2
Aangever [vader] heeft verklaard dat verdachte, zijn zoon, hem op 9 maart 2019 te Ter Apel, in de gemeente Westervolde, heeft geduwd en geslagen, waardoor aangever op de grond viel. Terwijl aangever op de grond lag, schopte verdachte hem tweemaal in zijn zij. Dit deed pijn en veroorzaakte een blauwe plek. [3] Getuige [moeder] , moeder van verdachte en vrouw van aangever, heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte aangever tegen het lichaam heeft geraakt, terwijl aangever op de grond lag. Zij zag dat verdachte aangever met zijn geschoeide voet een trap ter hoogte van zijn ribbenkast gaf. [4] Verdachte heeft voorts verklaard dat hij die dag ruzie met zijn vader heeft gehad en dat hij agressief was. [5]
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vader heeft mishandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 juli 2019 te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde, zijn moeder, genaamd [moeder] , heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- tegen het hoofd/gezicht van die [moeder] gestompt en/of geslagen en
- tegen de arm en benen van die [moeder] geschopt;
2.
hij op 9 maart 2019 te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde, zijn vader, genaamd [vader] , heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, tegen het lichaam van die [vader] geschopt en getrapt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
2. Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, die door de officier van justitie is berekend op 40 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren heeft gebracht dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte de feiten uit onmacht en onvermogen heeft gepleegd en niet met de intentie om zijn ouders pijn te doen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat de psycholoog heeft geadviseerd om verdachte de feiten in mindere mate toe te rekenen. Een op te leggen gevangenisstraf dient de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te overtreffen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportages en de psychologische rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zowel zijn moeder als zijn vader. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ouders. Ook heeft zijn gedrag geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij zijn ouders.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het over verdachte opgemaakte psychologische rapport staat beschreven dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Deze stoornissen hebben een zodanige invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte dat geadviseerd wordt om hem de strafbare feiten in verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt als zeer hoog ingeschat als verdachte zonder begeleiding zijn leven moet opbouwen. Om deze kans te verkleinen is een klinische behandeling in een SVLVG-setting het best passend. Vanwege de kwetsbaarheid van verdachte voor negatieve beïnvloeding en de kans dat hij voortijdig weg zal willen, wordt de voorkeur gegeven aan een opname via de Wet zorg en dwang boven een opname als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. De reclassering, ter terechtzitting aanwezig, onderschrijft voornoemd advies. De rechtbank neemt deze conclusies en adviezen over en maakt deze tot de hare.
Mede naar aanleiding van de genoemde psychologische rapportage is tegelijkertijd met deze strafzaak een verzoekschrift tot het verlenen van een rechterlijke machtiging op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Wet forensische zorg behandeld en verleend. [6] De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden bij het bepalen van de modaliteit en de duur van de op te leggen straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een gevangenisstraf van 32 dagen passend en geboden is. Deze gevangenisstraf is gelijk aan de duur die verdachte volgens de berekening van de rechtbank reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de verleende rechterlijke machtiging, waarmee de noodzakelijk geachte behandeling en het verblijf in een SVLVG-setting zal worden bereikt, is de rechtbank van oordeel dat met de oplegging van deze gevangenisstraf kan worden volstaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. H.R. Bracht en
mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2020.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2019, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019178868 d.d. 11 juli 2019, inhoudend de verklaring van [moeder] .
2.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juli 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
3.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 maart 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019060610 d.d. 15 april 2019, inhoudend de verklaring van [vader] .
4.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 maart 2019, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [moeder] .
5.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 maart 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier.
6.rekestnummer C/18/201964 / FA RK 20/2810