Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
3 december 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
1.Het procesverloop
- de medische verklaring d.d. 6 november 2020;
- het zorgplan met bijlagen d.d. 27 oktober 2020;
- de bevindingen en het voorstel van de geneesheer-directeur d.d. 9 november 2020;
- politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
- strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
- een historisch overzicht van eerder afgegeven machtigingen en maatregelen ten behoeve van betrokkene
- een verklaring van niet voorkomen in het curatele- en bewindregister.
- advocaat van betrokkene, mr. W.J.P. Suringar;
- [naam 1] , psychiater/zorgverantwoordelijke;
- [naam 2] , verpleegkundige.
2.Het verzoek
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
3.De beoordeling
- ernstige financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.