ECLI:NL:RBNNE:2020:421
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens het telen en verwerken van hennep met voorwaardelijke gevangenisstraf
Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1947, die beschuldigd werd van het telen en verwerken van hennep. De zaak kwam ter terechtzitting op 21 januari 2020, waar de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.C. van Linde. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen en verwerken van een aanzienlijke hoeveelheid hennep, met een totaal van ongeveer 7229,5 gram en circa 250 hennepplanten, in de periode van 26 december 2017 tot en met 6 februari 2018 in Scheemda, gemeente Oldambt.
De rechtbank oordeelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De rechtbank achtte het niet bewezen dat er sprake was van medeplegen, omdat dit onvoldoende uit het dossier bleek. De verdachte werd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan, de persoonlijke situatie van de verdachte, en het tijdsverloop sinds de feiten.
Daarnaast werd er een beslissing genomen over de in beslag genomen goederen. De rechtbank oordeelde dat het in beslag genomen geldbedrag van € 51.050,-- niet verbeurd verklaard kon worden, omdat niet kon worden vastgesteld dat dit bedrag door middel van het bewezen verklaarde strafbare feit was verkregen. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen in acht genomen en het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, met mr. H.R. Bracht als voorzitter.