Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1 primair en veroordeling voor de feiten 1 subsidiair, 2 en 3. Zij heeft daartoe het volgende betoogd.
Ten aanzien van feit 1 is op grond van de aangifte en onder meer de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] te bewijzen dat verdachte aangever in de rug heeft gestoken. Nu niet bekend is waarmee verdachte heeft gestoken, er is geen mes aangetroffen, kan een poging tot doodslag niet worden bewezen. Gelet op de plaats van het lichaam waar verdachte aangever heeft gestoken, bovenin de rug, en de medische verklaring die over aangever is opgemaakt kan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wel worden bewezen.
Feit 2 kan worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij een mes in de hand had en de getuigenverklaringen van [getuige 5] en [getuige 6] .
Feit 3 kan worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij aangever heeft geduwd, de getuigenverklaringen van [getuige 6] en [getuige 7] en het proces-verbaal betreffende de omschrijving van de beelden die van het feit zijn gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 is van belang dat aangever verdachte niet heeft herkend en dat hij geen mes heeft gezien. Uit de medische verklaring die over het letsel van aangever is opgesteld volgt dat de chirurg niet met zekerheid kan duiden dat de betreffende wond is veroorzaakt door een steekwapen. Van mogelijk dodelijk letsel dan wel de kans daarop, is geen sprake. Een forensisch medische verklaring ontbreekt. Verder kan niet worden vastgesteld dat verdachte de door getuigen genoemde donkere, of Somalische, jongen is geweest die aangever zou hebben gestoken. Ook de rechter-commissaris vond ten tijde van de toetsing van de inverzekeringstelling de beschrijving van de "Somalische jongen" te weinig specifiek om hem te koppelen aan verdachte. Verdachte heeft het feit ontkend. Hij heeft verklaard dat hij in verband met een geblesseerde enkel moeilijk kon lopen en dat hij de hele nacht bij zijn buurman [naam] op de kamer is geweest. Verdachte dient mitsdien te worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat aangeefster zich bedreigd heeft gevoeld, nu zij na het vermeende feit naar de woning van verdachte is gaan om één en ander uit te praten. Ten aanzien van feit 3 blijkt uit de verklaring van aangeefster dat zij zelf is begonnen met schoppen. Verder bevinden de beelden die blijkens het betreffende proces-verbaal van bevindingen door verbalisant zijn bekeken, zich niet in het dossier. Ook van dit feit dient verdachte te worden vrijgesproken.
Verder is de inbeslagneming van een mes en twee mobiele telefoons onder verdachte bij zijn aanhouding op 26 februari 2019 onrechtmatig geweest, zodat de resultaten van de inbeslagname buiten beschouwing dienen te worden gelaten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2019, opgenomen op pagina 13-1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019035025, d.d. 15 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik wil graag aangifte doen van poging doodslag, gepleegd op 10 februari 2019 tussen
02:30 en 03:00 uur. We gingen naar de kroeg [bedrijfsnaam] in Sappemeer. Er stonden volgens mij drie personen, 2 blanke jongens en een donkere jongen. […] Ik zag dat deze donkere jongen wat probeerde te grijpen uit zijn tas of jas, ik weet niet precies wat het was waar die iets uit wilde grijpen, misschien wel een heuptas. Ik zag dat hij met zijn rechterhand wat zocht in zijn jas/tas en ik zag dat hij een zwaaiende beweging maakte richting mij. Op dat moment stonden wij tegenover elkaar en we keken elkaar zo'n beetje recht aan.
De afstand tussen ons was ongeveer een (l) meter, ik weet niet hoe het gegaan is maar ik voelde op dat moment direct een hele heftige pijn boven in mijn rug, wat later uitstraalde naar rechts, net onder mijn schouderblad op mijn rug. Ik weet zeker dat deze donkere jongen mij gestoken heeft omdat er op dat moment niemand om mij heen stond of in de buurt was.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring, op 12 februari 2019 opgemaakt door G. Lier, arts assistent chirurgie, opgenomen als bijlage 3 bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] d.d. 27 februari 2020, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
De patiënt [slachtoffer 1] werd op 10-2-2019 beoordeeld op de SEH van het Universitair Medische Centrum Groningen.
Conclusie: scherp trauma thorax dorsale zijde.
Bij palpatie wond: +/- 4 cm diep, verloop richting wervelkolom.
3. Een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring, op 13 maart 2019 opgemaakt en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg, opgenomen in voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring: .
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] die op 10 februari 2019 is onderzocht.
Als uitwendig letsel is waargenomen, een Y-vormige (snij-steek?) wond 5 cm links naast wervelkolom, ± 3 cm lang.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 februari 2019, opgenomen op pagina 7-1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring vaan [getuige 1] :
Ik werk als vrijwilliger bij café [bedrijfsnaam] aan de Noorderstraat in Sappemeer. Ik sta
bij de deur als beveiliger. Op zaterdag 9 februari 2019 ging ik om 23.00 uur aan het werk.
Ik heb toen bij de deur naar buiten gekeken en zag op straat 3 jongens. Ik herkende dit groepje, bestaande uit 2 blanke en l donkere jongen. Ik ken ze niet van naam, maar wel van gezicht. Ik herken ze uit duizenden.
(p. 7-2) Op dat moment stonden die 3 jongens, voor wie ik de deur op slot had gedraaid, nog bij het bankgebouw maar ik zag dat ze in de richting van het café kwamen lopen. Ik zag dat er op een gegeven moment een soort van worsteling ontstond tussen verschillende personen. Ik zag even later dat de donkere jongen, van het groepje van 3, wegrende.
Ik ken de 3 jongens. U toont mij enkele foto's.
Foto l (p. 7-4): donkere jongen, herken ik 100 procent. Hij was erbij.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2019, opgenomen op pagina 18 van voornoemd dossier, inhoudend als
relaas van verbalisanten:
Tijdens het verhoor van getuige [getuige 1] werden hem een tweetal foto's getoond van
personen. Dit betreft foto's van:
l. [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres 2] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 februari 2019, opgenomen op pagina 6-1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 2] :
Ik ben vannacht, zaterdag 10 februari 2019, omstreeks 00:30 uur naar café 't [bedrijfsnaam]
gegaan in Sappemeer.
(p. 6-2) Een van de jongens was, denk ik, van Somalische afkomst. Op een gegeven moment stonden [slachtoffer 1] en ik tegenover de Somalische jongen bij het bushokje. Ik zag toen dat de Somalische jongen plotseling en zonder aanleiding een soort zwaaibeweging maakte met zijn rechterarm naar de rug van [slachtoffer 1] . De Somalische jongen raakte [slachtoffer 1] op zijn rug. Ik zag dat de Somalische jongen hard wegrende in de richting van de Bloemenbuurt. Direct op het moment dat [slachtoffer 1] naar de grond ging hoorde ik dat [slachtoffer 1] zei: "Volgens mij ben ik gestoken" Ik heb toen zijn shirt omhoog gedaan om te kijken. Ik zag dat hij een snee op zijn rug had ter hoogte van zijn linker schouderblad. Behalve ikzelf en de Somalische jongen was er verder niemand in de directe omgeving van [slachtoffer 1] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 februari 2019, opgenomen op pagina 9-1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van [getuige 3] :
A: Op een gegeven moment zag ik [slachtoffer 1] op de grond vallen. Ik zag toen een jongen met een donkere huiskleur bij hem weg rennen. Ik zag dat [slachtoffer 1] een steekwond op zijn
rug had.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 februari 2019, opgenomen op pagina 25-1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als
verklaring van medeverdachte [getuige 4] :
(p. 25-2) [getuige 8] (de rechtbank begrijpt: [getuige 8] ) is toen naar het [bedrijfsnaam] gegaan. [verdachte] en ik bleven buiten wachten.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019039795, d.d. 15 februari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging tegen [verdachte] .
Op zondagavond 26 augustus 2018, tussen 20.00 uur en 22.15 uur, was ik in de woning
aan [woonadres 2] . [verdachte] stond nogmaals in de deuropening. Ik zag dat hij een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij met het mes zwaaiende bewegingen maakt. Ik zag dat hij mij doordringend aankeek. Terwijl hij dit zei zag ik dat hij nog steeds zwaaiend met het mes in zijn handen stond. Ik hoorde hem schreeuwen en tieren en zijn lichaamshouding vond ik erg intimiderend. Ik vind het gedrag van [verdachte] bedreigend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 augustus 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 5] :
Op zondag 26 augustus was [slachtoffer 2] bij mij in de woning. Ineens stond [verdachte] bij mij in de kamer. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn linker hand had. Hij heeft een heleboel tegen [slachtoffer 2] geroepen en geschreeuwd. Hij zwaaide hiermee ook met het mes. Hij ging toen weg en kwam even later weer terug. Hij had nog steeds het mes in zijn hand. Hij schold haar weer uit. Kort daarop kwam [verdachte] voor de derde keer terug, ik zag dus dat hij weer met het mes stond te zwaaien.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 augustus 2018, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Er wordt door [slachtoffer 2] en getuige verklaard dat je een mes in jouw handen had. Wat kun
je hierover verklaren?
A: Ik had toen inderdaad een mes in mijn handen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2018, opgenomen in laatstgenoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van mishandeling door [verdachte] , gepleegd op maandagavond, 27 augustus 2018, omstreeks 20.10 uur. Ik zie en hoor dat [verdachte] op dat moment helemaal flipt. Ook voelde ik dat hij mij hard in mijn gezicht sloeg. Ik zag en voelde dat hij mij meerdere schoppen gaf. Ik zag en voelde dat hij mij schopte waar hij mij maar kon raken. Hij heeft hierbij o.a. mijn rechter heup en linker knie geraakt. Toen de spanning weer wat gezakt was voelde ik pijn aan mijn mond, aan mijn rechter heup en linker knie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 augustus 2018, opgenomen in laatstgenoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 6] :
V: Wat heeft u maandag gezien?
A: Ik heb gezien dat [slachtoffer 2] [verdachte] trapte en dat hij haar sloeg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2018, opgenomen in laatstgenoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op de beelden is te zien dat verdachte [verdachte] een schoppende beweging maakt met zijn rechterbeen/voet in de richting van het linker onderbeen van aangeefster [slachtoffer 2] . En dat hij met zijn rechtervoet het onderbeen van aangeefster [slachtoffer 2] raakt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte aangever met een scherp voorwerp in de rug heeft gestoken en overweegt daartoe als volgt.
Aangever heeft verklaard dat hij is gestoken door een donkere jongen die hij eerder samen met twee blanke jongens had zien staan bij het bushokje vlak bij café [bedrijfsnaam] in Sappemeer. De beveiliger van dit café, getuige [getuige 1] , heeft de drie jongens herkend als een groepje dat niet meer welkom is in het café. [getuige 1] heeft verdachte nadien ook nog afzonderlijk van een aan hem getoonde foto herkend. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de donkere jongen heeft zien wegrennen en dat even later aangever in zijn richting kwam aanlopen en gewond bleek te zijn.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de Somalische jongen plotseling en zonder aanleiding een soort zwaaibeweging maakte met zijn rechterarm naar de rug van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangever) en dat de Somalische jongen [slachtoffer 1] op zijn rug raakte en daarna hard wegrende, waarna aangever een snee op zijn rug had ter hoogte van zijn linker schouderblad. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] op de grond zag vallen en een donkere jongen bij hem weg zag rennen en zag dat [slachtoffer 1] een steekwond op zijn rug had.
De rechtbank acht op grond van deze verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat het verdachte is geweest die aangever de steekwond heeft toegebracht.
De rechtbank gaat daarom voorbij aan de ontkennende verklaring van verdachte, zowel voor wat betreft het ter plaatse aanwezig zijn geweest als het steken. De verklaring van verdachte dat hij de hele nacht bij zijn buurman [naam] is geweest wordt door de bewijsmiddelen, onder meer de verklaring van zijn eigen vriend, [getuige 4] , weersproken.
Dat aangever daadwerkelijk is gestoken blijkt uit de medische verklaring die na zijn behandeling op de spoedeisende hulp over hem is opgemaakt en waarbij in zijn bovenrug, naast de wervelkolom, een steekwond van 4 cm diep is geconstateerd.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of het handelen van verdachte een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling oplevert. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de bovenrug een kwetsbaar gebied van het lichaam is, nu zich daarachter vitale organen zoals de longen en diverse grote aderen en de wervelkolom bevinden. Door iemand daar met een scherp voorwerp te steken kan grote schade aan het lichaam worden toegebracht. Verdachte moet dit ook hebben geweten. Desondanks heeft hij aangever met kennelijk zoveel kracht in de rug gestoken dat het voorwerp door de (winter)jas van aangever (het feit vond plaats in de maand februari) 4 centimeter het lichaam is ingegaan. Echter, niet duidelijk is geworden met wat voor een voorwerp verdachte aangever in de rug heeft gestoken. Derhalve ontbreekt kennis over de afmetingen en vormgeving van het steekvoorwerp en kan niet worden vastgesteld dat het steken fataal letsel had kunnen veroorzaken. Ook de beschrijving van het letsel in de medische verklaringen biedt voor die conclusie onvoldoende houvast. Onduidelijk is dan ook gebleven of het steekvoorwerp daadwerkelijk tot vitale organen had kunnen doordringen. Dit betekent dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat verdachte ‘vol’ opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever - nu daarvan niet uit het dossier, de verklaring van verdachte ter terechtzitting of anderszins is gebleken.
Daarmee resteert de vraag of verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. De rechtbank overweegt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte, te weten het door een zwaaiende beweging met kracht een scherp voorwerp in iemands rug te steken, kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door dit steken zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Van contra-indicaties is naar het oordeel van de rechtbank hier geen sprake.
De rechtbank acht daarom de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De feiten 2 en 3 acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, bewezen op grond van beide aangiftes, de betreffende getuigenverklaringen en, met betrekking tot feit 3, de beschrijving door verbalisant van de camerabeelden. Ook ten aanzien van deze feiten acht de rechtbank de ontkennende verklaringen van verdachte weersproken door de bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt tot slot dat het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de onrechtmatigheid van de inbeslagneming van het mes en de twee telefoons onder verdachte onbesproken kan blijven, nu de resultaten van dit beslag niet voor het bewijs worden gebezigd.