In deze zaak gaat het om de verdeling van een agrarisch bedrijf tussen twee broers, die het bedrijf van hun ouders hebben overgenomen. De rechtbank heeft deskundigen ingeschakeld om de maximale uitkoopsom voor de niet-voortzettende vennoot te bepalen, waarbij de agrarische going-concern waarde van het bedrijf centraal staat. De deskundigen hebben verschillende scenario's doorgerekend voor de uitkoopsom, variërend van € 3.000.000,00 tot € 3.815.000,00, afhankelijk van de hoeveelheid grond die verkocht kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide broers een gelijk aandeel in het bedrijf hebben en dat zij beiden een groot persoonlijk belang hebben bij de voortzetting van het bedrijf.
De rechtbank heeft in eerdere vonnissen al overwogen dat het bedrijf aan één van de broers moet worden toegewezen, maar nu blijkt dat beide broers liever niet willen dat het bedrijf aan de ander wordt toegedeeld. De rechtbank concludeert dat de beste oplossing is om het bedrijf in zijn geheel te verkopen en de opbrengst te delen, om verdere conflicten te voorkomen. De rechtbank heeft de verkoop van de activa en de eindafrekening aan een notaris toevertrouwd, die de verdeling van de netto-opbrengst tussen de broers zal verzorgen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de benoeming van de notaris.