ECLI:NL:RBNNE:2020:4071

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
LEE 20/838 V
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzetzaak (zaaknummer LEE 20/838 V) tegen een eerdere uitspraak van 10 juli 2020. In deze eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het verzoek om herziening van de opposant niet-ontvankelijk. De opposant had op 6 november 2019 verzocht om herziening van een beslissing van 13 november 2018. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat de opposant tijdens de zitting op 13 november 2018 zijn beroep had ingetrokken. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank geen aandacht heeft besteed aan zijn verzoek tot schadevergoeding en dat de vaststellingsovereenkomst die eerder was gesloten, niet correct is toegepast.

Tijdens de zitting van 28 oktober 2020 was de opposant aanwezig, maar de geopposeerde, de inspecteur van de belastingdienst, was afwezig. De rechtbank heeft in deze verzetzaak enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak van 10 juli 2020 terecht was. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen uitspraak is gedaan die herzien kan worden, en dat de opposant zich met zijn geschil over de vaststellingsovereenkomst tot de civiele rechter moet wenden. Ook het beroep van de opposant op artikel 6 van het EVRM, dat recht op een mondelinge behandeling waarborgt, werd afgewezen, omdat in dit geval voldaan was aan de criteria voor een uitzondering op de mondelinge behandeling.

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, waardoor de uitspraak van 10 juli 2020 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank merkt op dat eventuele nietigheid of vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst alleen door een civiele rechter kan worden vastgesteld. De beslissing wordt openbaar uitgesproken op de eerstvolgende maandag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/838 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2020 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant
tegen de uitspraak van de rechtbank van 10 juli 2020 in het beroep van opposant tegen
de inspecteur van de belastingdienst/kantoor Almere, geopposeerde.

Procesverloop

Opposant heeft bij brief van 6 november 2019 de rechtbank verzocht om de beslissing van 13 november 2018 te herzien.
Bij uitspraak van 10 juli 2020 heeft de rechtbank het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020. Opposant is verschenen. Geopposeerde is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het verzoek om herziening kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant ter zitting van 13 november 2018 zijn beroep heeft ingetrokken. De rechtbank heeft daarom in de zaak met zaaknummer LEE 17/4107 geen uitspraak gedaan en is er ook geen beslissing die de rechtbank kan herzien.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de uitspraak van
10 juli 2020 terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat in de uitspraak niets is opgenomen met betrekking tot het verzoek tot schadevergoeding, welke middels een andere procedure door de rechtbank is toegevoegd aan deze procedure. De middels de rechtbank overeengekomen vaststellingsovereenkomst is geheel integraal onderdeel van de procedure, zo wordt ook aangevoerd. Om die reden is er sprake van een verzoek om herziening. Opposant heeft geopposeerde gewezen op de gemaakte fouten in de eerdere procedures en heeft bezwaar gemaakt. Geopposeerde weigert te herzien en hanteert als leidraad de vaststellingsovereenkomst die echter, zoals uit de mondelinge behandeling blijkt, uitsluitend toeziet op een verbod op herzieningsverzoeken die toezien op negatief inkomen met betrekking tot [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Het herzieningsverzoek ziet niet op [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Opposant stelt ook dat hij ten onrechte niet gehoord is door de rechtbank en doet een beroep op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 10 juli 2020. Terecht heeft de rechtbank in rechtsoverweging 3 van die uitspraak overwogen dat er geen verzoek om herziening kan worden ingediend omdat er geen uitspraak is gewezen. Voor zover opposant een geschil met verweerder heeft over de uitleg en de reikwijdte van de vaststellingsovereenkomst die hij destijds ter zitting met geopposeerde heeft gesloten, moet opposant zich tot de civiele rechter wenden.
5. Ook het beroep op artikel 6 van het EVRM kan niet slagen. Het recht op een mondelinge behandeling wordt door deze bepaling beschermd, maar het betreft geen absoluut recht. In dit geval is voldaan aan de criteria die een uitzondering rechtvaardigen op het uitgangspunt van een mondelinge behandeling en de rechtbank heeft daarom op grond van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak mogen doen.
6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 10 juli 2020 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de eventuele nietigheid of vernietigbaarheid van deze vaststellingsovereenkomst kan alleen door een (civiele) rechter worden vastgesteld. Bij een verschil van mening over de naleving van de vaststellingsovereenkomst moet opposant zich tot de burgerlijke rechter wenden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier op 17 november 2020. De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken op de eerst volgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.