ECLI:NL:RBNNE:2020:4039

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
LEE 20-569
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken beroepsgronden

Op 7 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had op 13 februari 2020 digitaal beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van verweerder, gedateerd 2 januari 2020. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep op 20 februari 2020 doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Nederland voor verdere behandeling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser was verplicht om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden, zoals voorgeschreven in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dit houdt in dat eiser specifiek moet aangeven op welke punten hij het niet eens is met het bestreden besluit. Aangezien eiser geen beroepsgronden had vermeld, heeft de rechtbank hem bij aangetekende brief van 24 februari 2020 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen.

Eiser heeft echter binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/569

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 13 februari 2020 digitaal beroep ingesteld bij de Rechtbank Noord-Holland tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 2 januari 2020 (het bestreden besluit). De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep doorgezonden naar deze rechtbank op 20 februari 2020 om als beroep in behandeling te nemen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 24 februari 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. De rechtbank heeft eiser tevens verzocht het besluit waar eiser het niet mee eens is, dan wel een stuk waaruit van dit besluit blijkt te overleggen.
4. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 7 mei 2020 door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
(de rechter en griffier zijn buitenstaat de uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.