ECLI:NL:RBNNE:2020:3960
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met synthetische drugsproductie
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 2 november 2020, waarbij een bedrag van € 24.000 werd gevorderd van de veroordeelde, die in verband werd gebracht met de productie van synthetische drugs, specifiek MDMA. De behandeling vond plaats op 6 november 2020, waar de officier van justitie verzocht om de vordering af te wijzen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de productie en handel in MDMA. De raadsman van de verdachte steunde dit verzoek en vroeg eveneens om afwijzing van de vordering.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting zorgvuldig gewogen. Op basis van de beschikbare informatie kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit de ten laste gelegde feiten. Daarom heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Schuth, en de rechters mr. M.J.B. Holsink en mr. H.R. Bracht, met mr. E.W. Jeuring als griffier.