ECLI:NL:RBNNE:2020:3881

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
18/146336-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en seksuele uitbuiting van een kwetsbaar slachtoffer door een 26-jarige man

Op 12 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Groningen, die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan het werven, vervoeren en huisvesten van een kwetsbaar achttienjarig meisje met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Het slachtoffer, dat net uit een gevangenisstraf in het buitenland was teruggekeerd, had geen vaste verblijfplaats, geen bankrekening en geen inkomsten. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het meisje gedwongen om zich beschikbaar te stellen voor prostitutie en haar verdiensten aan hen af te staan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, terwijl hij in een proeftijd liep, een gevangenisstraf van elf maanden moest ondergaan. Daarnaast werd een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand ten uitvoer gelegd, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de kwetsbare positie van het slachtoffer en de psychische gevolgen van de uitbuiting. De verdachte werd veroordeeld voor het in vereniging plegen van mensenhandel, waarbij de rechtbank oordeelde dat er sprake was van dwang en misbruik van een kwetsbare positie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-146336-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/118634-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te [PI] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 oktober 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 25 februari 2020, te Groningen en/of te Beilen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte en/of (met) zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] onderdak verschaft en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij 500,- euro moest betalen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij seks moest hebben voor geld en/of
- een (werk)telefoon verstrekt aan die [slachtoffer] om te gebruiken bij het maken van seksadvertenties en/of het maken van afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- die [slachtoffer] ondergebracht en/of laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- condooms en/of glijmiddel voor die [slachtoffer] gekocht ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- een (aantal) betaalverzoek(en) gemaakt door klanten van die [slachtoffer] en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan,
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en/of huisvesting beschikte en/of een beperkt sociaal netwerk had en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van hem, verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 25 februari 2020, te Groningen en/of te Beilen, althans in Nederland,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan die [medeverdachte] wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen die [medeverdachte] te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°),
immers heeft die [medeverdachte] :
- die [slachtoffer] onderdak verschaft en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij 500,- euro moest betalen en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij seks moest hebben voor geld en/of
- een (werk)telefoon verstrekt aan die [slachtoffer] om te gebruiken bij het maken van seksadvertenties en/of het maken van afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- die [slachtoffer] ondergebracht en/of laten verblijven in een woning om aldaar klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangen en/of
- condooms en/of glijmiddel voor die [slachtoffer] gekocht ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer] instructies en/of prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- een (aantal) betaalverzoek(en) gemaakt door klanten van die [slachtoffer] en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen en/of door die [slachtoffer] laten afstaan,
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en/of huisvesting beschikte en/of een beperkt sociaal netwerk had en/of (aldus) bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van die [medeverdachte] afhankelijk was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 25 februari 2020, te Groningen en/of te Beilen, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte:
- een (werk)telefoon verstrekt aan die [slachtoffer] om te gebruiken bij het maken van seksadvertenties en/of het maken van afspraken met klanten voor prostitutie en/of
- condooms en/of glijmiddel voor die [slachtoffer] gekocht ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en/of
- die [slachtoffer] met de scooter naar klanten voor prostitutie vervoerd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair het ten laste gelegde in vereniging plegen van mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
Hij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen dwang, (dreiging met) geweld en andere feitelijkheden, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat er geen sprake was van gebruik van dwangmiddelen en dat verdachte geen oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] had.
Verdachte had weliswaar zijn telefoon aan [slachtoffer] uitgeleend en er zou kunnen worden geconcludeerd dat hij wist dat [slachtoffer] zich prostitueerde, maar hij wist niet in wat voor situatie ze zich precies bevond en hoe de verhouding tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van de in de voetnoten genoemde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
[slachtoffer] zat begin 2020 vast in Frans Guyana vanwege drugssmokkel. Ze was toen 18 jaar oud en had in Nederland geen vaste verblijfplaats, geen bankrekening, geen inkomsten en geen bezittingen. Ze had geen contact met haar ouders en geen vaste vrienden en vriendinnen. [1] [slachtoffer] kende [medeverdachte] vanuit de jeugdinstelling Het Poortje en vroeg hem of ze bij hem kon slapen als ze weer terug in Nederland zou komen, waar [medeverdachte] mee instemde. [2]
Toen [slachtoffer] op 14 februari 2020 ’s avonds in Nederland aankwam, sliep ze een nacht bij [naam] , waar [medeverdachte] haar op 15 februari 2020 kwam ophalen. [medeverdachte] nam [slachtoffer] mee naar zijn woning in Groningen waar ze mocht blijven slapen. Ze moest hem een geldbedrag betalen.¹
Verdachte was regelmatig bij [medeverdachte] . Hij wist dat [slachtoffer] net terug was uit Zuid-Amerika in verband met drugssmokkel [3] en dat ze hulp nodig had. [4] Verdachte leende een telefoon aan [slachtoffer] [5] zodat [slachtoffer] een seksadvertentie kon plaatsen. [6] [slachtoffer] advertentie met als titel “Stoute Lies heeft zin in seks” op de website www.speurders.nl was op 15 februari 2020 om 15:00 uur actief en werd van 15 februari tot 24 februari 2020 371 maal bezocht vanaf de door verdachte aan [slachtoffer] uitgeleende telefoon. [7]
[slachtoffer] legde aan [medeverdachte] voor wat klanten wilden en [medeverdachte] gaf aan wat het moest kosten en of het kon. [medeverdachte] gaf opdracht aan verdachte om een hotel voor [slachtoffer] te laten regelen en om haar te brengen. [8] Verdachte en [medeverdachte] hielden via WhatsApp contact over [slachtoffer] , haar seksafspraken en verdiensten, waarbij [medeverdachte] aan verdachte aangaf dat hij haar telefoon moest controleren en dat [slachtoffer] haar geld moest inleveren. [medeverdachte] gaf verdachte opdracht om condooms en glijmiddel te halen. [9] [10]
[slachtoffer] had diverse seksafspraken, zowel in auto’s als in hotels. Verdachte en [medeverdachte] brachten haar naar de afspraken. Op 15 februari 2020 had [slachtoffer] een afspraak met een klant in een hotel. Hier ging ze samen met verdachte en [medeverdachte] naartoe met het openbaar vervoer. [11] Om 22:55/22:56 uur werd van de rekening van [medeverdachte] driemaal hetzelfde bedrag overgeboekt naar de NS. Om 23:39 uur werd vanaf deze rekening een hotel in Drachten betaald en op 16 februari 2020 werd tussen 00:44 en 00:47 uur driemaal hetzelfde bedrag overgeboekt naar OV Chipkaart. [12]
[slachtoffer] leverde de verdiensten van haar seksafspraken in. [13] Als klanten mobiel betaalden via een betaalverzoek (een ‘Tikkie’) werd het geld op de rekening van [medeverdachte] bijgeschreven. [14] Na een seksafspraak op 15 februari 2020 werden vanaf het telefoonnummer van verdachte Tikkies gestuurd naar het telefoonnummer in gebruik bij [slachtoffer] . [15] Als klanten met contant geld betaalden, ging het geld in een shagpot in de woning van [medeverdachte] . [16] ²
[medeverdachte] stuurde [slachtoffer] op 20 februari 2020 WhatsApp berichten met als inhoud: “geef jou doekoe aan mo. Alles wta je maakt aan Mo. En niet uitgeven. Want kheb ganga. Maar dan kan ik investen”. [17] Diezelfde dag stuurde hij aan verdachte, wiens bijnaam Mo is [18] , berichten met de inhoud: “beter check je af en toe [slachtoffer] der tellie”, “boek hotel met der” en “pak die doekoe van haar, ze moet inleveren”. Verdachte en [medeverdachte] overleggen over prijzen en verdachte geeft aan dat het “klote” is als je niet kan ontvangen omdat “enige opties zijn hoofd en cardates of buiten ofzo”, waarop [medeverdachte] verdachte opdracht geeft om een hotel te boeken. Verdachte stuurt [medeverdachte] tevens dat ze haar ergens moeten zetten, omdat ze haar anders kwijtraken. [19]
Op 21 februari 2020 stuurt [medeverdachte] aan [slachtoffer] “Je brengt alles wat je maakt hier” en “Je brengt me dat geld. EN je gaay normaal doen he. Dus kom me geen schande geven want ik klap je geloof me”, “Werkrn konjo. En dat geld breng je hier”. Op 25 februari 2020 stuurde verdachte aan [slachtoffer] “Breng die telefoon. En je brengt dat geld”. [20]
Toen [slachtoffer] de telefoon van verdachte op 25 februari 2020 terugbracht naar verdachte en [medeverdachte] , bleek er een scheur in het scherm te zitten.³ Ook had [slachtoffer] geen geld meegenomen. Verdachte en [medeverdachte] waren boos. [21] [medeverdachte] sloeg [slachtoffer] met een stok op haar hoofd en bedreigde haar met een mesje.¹ [slachtoffer] bleef in de woning van [medeverdachte] en moest de volgende dag, op 26 februari 2020, met [medeverdachte] en verdachte mee naar Beilen om geld op te halen bij de vriendin, [vriendin] (hierna: [vriendin] ) aan wie [slachtoffer] haar geld had gegeven.
[slachtoffer] belde [vriendin] om haar te waarschuwen dat verdachte, [medeverdachte] en zij naar Beilen kwamen en vroeg haar om de politie te bellen. [vriendin] trof het drietal in Beilen op straat. [medeverdachte] was agressief en schreeuwde tegen haar. Hij zei onder andere “mijn geld, mijn geld” en zei dat ze zijn geld had afgepakt. Verdachte en [medeverdachte] worden aangehouden.
Bij [slachtoffer] werd op 26 februari 2020 letsel waargenomen in de vorm van onder andere bloeduitstortingen en zwelling in het gezicht en bij haar oor, alsmede diverse bloeduitstortingen op haar lichaam. [22]
Vaststelling van dwangmiddelen, oogmerk van uitbuiting en medeplegen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot artikel 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dat uit de totstandkomingsgeschiedenis en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
Gelet op de hierboven opgenomen feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] onder gebruikmaking van de dwangmiddelen misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer] heeft aangeworven, vervoerd, gehuisvest (sub 1), bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4), en bewogen anderen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (sub 9).
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan aangegane schulden waarbij de afbetalingsverplichting van dien aard kan zijn dat de betrokkene gedwongen is zich te (blijven) prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt.
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr is gedefinieerd in die zin dat daaronder
medewordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.” Oorspronkelijk is het begrip ‘kwetsbare positie’ opgenomen ter implementatie van hetgeen in art. 1 lid 1 EU-Kaderbesluit 2002 wordt aangeduid als ‘misbruik van een situatie van kwetsbaarheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere keuze heeft dan zich te laten misbruiken’.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van zowel een kwetsbare positie als van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, gelet op hetgeen blijkt uit de vastgestelde feiten. De achttienjarige [slachtoffer] had in het buitenland in de gevangenis gezeten en kwam weer in Nederland zonder bezittingen, bankrekening en vaste verblijfplaats, hetgeen als een kwetsbare positie valt aan te merken. Door haar onderdak te verschaffen en haar niet over haar inkomsten uit prostitutie te laten beschikken, kreeg [medeverdachte] overwicht op [slachtoffer] .
Voor het bewijs van door "misbruik" handelen is toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de kwetsbare positie en/of de relevante feitelijke omstandigheden waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Zoals uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt, wist verdachte dat [slachtoffer] drugs had gesmokkeld en terugkwam vanuit Zuid-Amerika naar Nederland en dat zij hulp nodig had. Ook wist hij (onder meer getuige de WhatsApp-berichten) dat [slachtoffer] in de prostitutie werkte, dat [medeverdachte] kennelijk zeggenschap over haar had en ze haar verdiensten niet zelf mocht houden. Gebruikmaking van deze misbruik-dwangmiddelen door verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook bewezen worden.
De rechtbank overweegt dat uit de vastgestelde feiten tevens blijkt dat sprake was van (dreiging met) geweld door [medeverdachte] . Voor bewezenverklaring van (dreiging met) geweld als dwangmiddel is echter nodig dat causaal verband tussen het dwangmiddel en de ten laste gelegde handelingen van sub 1, 4 en 9 vast komt te staan. Nu naar het oordeel van de rechtbank niet is gebleken dat [slachtoffer] nog voor verdachte en [medeverdachte] heeft gewerkt of verdiensten aan hen heeft afgestaan nadat [medeverdachte] had gedreigd haar te slaan, haar daadwerkelijk had geslagen met een stok en had bedreigd met een mesje op 25 februari 2020, kan het causale verband niet bewezen worden.
Nu verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer] met gebruikmaking van de genoemde misbruik-dwangmiddelen prostitutiewerkzaamheden hebben laten doen en haar verdiensten hebben laten afstaan, was naar het oordeel van de rechtbank sprake van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door
hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit.
Uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de feitelijkheden en de toegepaste dwangmiddelen vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte handelde met het oogmerk van uitbuiting.
Met betrekking tot het in vereniging plegen overweegt de rechtbank als volgt. Voor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste jurisprudentie vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De rechtbank is van oordeel dat uit de vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] had, met als doel om geld te verdienen aan [slachtoffer] . Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering waaraan verdachte een intellectuele en materiële bijdrage van voldoende gewicht had. Ten aanzien van de intellectuele bijdrage wijst de rechtbank op de tussen verdachte en [medeverdachte] uitgewisselde WhatsApp-berichten waaruit volgt dat verdachte bijvoorbeeld ook meedacht over plekken om te kunnen ontvangen en aangaf waar [slachtoffer] (niet) geplaatst moest worden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in vereniging plegen van alle onder 1 ten laste gelegde sub-onderdelen van mensenhandel bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 februari 2020 tot en met 26 februari 2020, te Groningen, Beilen en in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
A) een ander, te weten [slachtoffer] , telkens door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft bewogen verdachte en verdachtes mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar [slachtoffer] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
B) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] , (sub 6°),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader:
- die [slachtoffer] onderdak verschaft en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij een geldbedrag, moest betalen en
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij seks moest hebben voor geld en
- een telefoon verstrekt aan die [slachtoffer] om te gebruiken bij het maken van seksadvertenties en het maken van afspraken met klanten voor prostitutie en
- een hotelkamer geboekt voor die [slachtoffer] om klanten voor prostitutie te ontvangen en
- condooms en glijmiddel voor die [slachtoffer] gekocht ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden en
- die [slachtoffer] instructies en prijsafspraken gegeven voor afspraken met klanten voor prostitutie en
- een aantal betaalverzoeken gemaakt voor klanten van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] met de scooter naar klanten voor prostitutie vervoerd en
- het door die [slachtoffer] verdiende geld door die [slachtoffer] laten afstaan,
terwijl die [slachtoffer] niet over eigen inkomsten en huisvesting beschikte en een beperkt sociaal netwerk had en aldus heeft bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van hem, verdachte en diens mededader afhankelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van elf maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van een maand, of anders maximaal gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte een beperkte rol heeft gespeeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Leger des Heils d.d. 10 september 2020, het trajectconsult d.d. 2 juli 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 augustus 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een vriend schuldig gemaakt aan mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting. De medeverdachte heeft een achttienjarige vrouw onderdak verschaft nadat zij een gevangenisstraf in het buitenland had uitgezeten en zonder woning, bankrekening en bezittingen weer in Nederland kwam. Verdachte en zijn medeverdachte zorgden vervolgens voor een (werk)telefoon, brachten de vrouw naar prostitutieafspraken en lieten haar haar verdiensten aan hen afstaan.
Mensenhandel waarbij een iemand in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor diverse strafbare feiten, waaronder gewelds- en vermogensdelicten. Verdachte is in juli 2020, dus na de ten laste gelegde periode, nog veroordeeld voor strafbare feiten, wat maakt dat artikel 63 Sr van toepassing is.
In het reclasseringsrapport wordt onder meer genoemd dat verdachte een belaste jeugd heeft gekend. Hij is vaak met justitie in aanraking gekomen en had ten tijde van het bewezenverklaarde in het kader van een voorwaardelijke veroordeling een behandelverplichting en een meldplicht bij de reclassering. Hij hield zich niet aan de meldplicht en verscheen niet op afspraken bij het AFPN. Hij kwam evenmin opdagen bij zijn MBO-opleiding, waarvoor hij inmiddels is uitgeschreven. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht risico's te beperken of gedrag te veranderen. Verdachte ontkent het ten laste gelegde en er is sprake van minimaal probleembesef. Hij legt de schuld bij anderen of instanties. De reclassering adviseert om aan verdachte een straf zonder voorwaarden op te leggen.
Het uitgangspunt voor de bewezenverklaarde feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt in deze zaak in het bijzonder mee dat het gaat om een kwetsbare jonge vrouw die - zoals verdachte het zelf nota bene benoemde - hulp nodig had. Tevens weegt de rechtbank mee dat het gaat om een relatief korte periode van twaalf dagen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande en met inachtneming van artikel 63 Sr een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 15 november 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 november 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 25 juni 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en ter zitting gevraagd de vordering toe te wijzen.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/118634-19:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 15 november 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2020.
Mrs. Dölle en Eelsing zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 27 februari 2020, p. 330 e.v. van het dossier van politie Noord-Nederland met nummer 2020050804 (Zeeleeuw) gesloten op 28 augustus 2020.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 7 mei 2020, p.543 e.v.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2020.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 12 juni 2020, p.659 e.v.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 juni 2020, p.630 e.v.
6.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2020, p.345 e.v.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2020, p.87 e.v.
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, p.125 e.v.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, p.108 e.v.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 juni 2020, p.630 e.v.
11.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2020, p.345 e.v.
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2020, p.249 e.v.
13.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2020, p.345 e.v.
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2020, p.249 e.v.
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2020, p.206 e.v.
16.De verklaring van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2020, p.345 e.v.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, p.125 e.v.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2020.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2020, p.108 e.v.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2020, p.125 e.v.
21.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] d.d. 8 mei 2020, p.555 e.v.
22.Een letselverslag d.d. 4 maart 2020, p.100 e.v.