ECLI:NL:RBNNE:2020:3841

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
18/186938-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van echtgenote met een stanleymes

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf voor poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote. De rechtbank sprak de man vrij van zware mishandeling, omdat het bewijs voor zwaar lichamelijk letsel ontbrak. De zaak betreft een incident op 18 juli 2020, waarbij de verdachte tijdens een woordenwisseling een stanleymes gebruikte en meerdere keren naar het gezicht en de hals van zijn echtgenote uithaalde. De rechtbank oordeelde dat de eerste verklaringen van de aangeefster betrouwbaar waren en dat de verdachte voorwaardelijk opzet had, aangezien hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat zijn echtgenote zwaar gewond zou raken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar niet aan de zware mishandeling zelf, omdat het letsel niet als zodanig kon worden bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 60 dagen op, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/186938-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 oktober 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, aan zijn echtgenote, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in de rechterhand, waarbij 2 gevoelszenuwen zijn doorgesneden (en voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie en ziekenhuisopname noodzakelijk was), heeft toegebracht, met dat opzet met een (stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] is gelopen, waarna die [slachtoffer] is gevallen, althans op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens) met dat (stanley)mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, (een of meer) zwaaiende en/of stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in de hals/nek en/of in de rechterhand, althans in een of meer de(e)l(en) van het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of (na voornoemde handeling(en)) die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of (met kracht) een knie tegen haar hoofd
heeft geduwd en/of met dat (stanley)mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, een stuk van haar haar heeft afgesneden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] is gelopen, waarna die
[slachtoffer] is gevallen, althans op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens) met dat
(stanley)mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, (een of meer) zwaaiende en/of stekende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in de hals/nek en/of in de rechterhand, althans in een of meer de(e)l(en) van het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of (na voornoemde handeling(en)) die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of (met kracht) een knie tegen haar hoofd heeft geduwd en/of met dat (stanley)mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, een stuk van haar haar heeft afgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, zijn echtegenote, [slachtoffer], heeft mishandeld, met een (stanley)mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] is gelopen, waarna die [slachtoffer] is gevallen, althans op de grond terecht is gekomen en/of (vervolgens) met dat (stanley)mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, (een of meer) zwaaiende en/of stekende
beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in de hals/nek en/of in de rechterhand, althans in een of meer de(e)l(en) van het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of (na voornoemde handeling(en)) die [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt en/of (met kracht) een knie tegen haar hoofd heeft geduwd en/of met dat (stanley)mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, een stuk van haar haar heeft afgesneden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in de rechterhand, waarbij 2 gevoelszenuwen zijn doorgesneden (en voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie en ziekenhuisopname noodzakelijk was), althans enig letsel, ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en hij heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van zware mishandeling moet worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt echter wel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Tijdens een woordenwisseling met aangeefster heeft verdachte een scherp mes gepakt. Aangeefster werd bang en probeerde te vluchten. Verdachte is haar achterna gegaan met het scherpe mes nog in zijn hand. Hij heeft haar vastgepakt. Aangeefster is hierdoor gevallen en verdachte wilde vervolgens met het mes haar haren afsnijden. Er was sprake van geweld waarbij verdachte met zijn knie in het gezicht van aangeefster duwde. Gelet op deze situatie is het voorzienbaar dat aangeefster zich wilde verweren en er een worsteling ontstond. Door in deze situatie een scherp mes dicht bij het hoofd, gezicht en de handen van aangeefster te houden, heeft verdachte de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde en van het onder het meer subsidiair ten laste gelegde ten aanzien van het deel betrekking hebbende op het zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Tevens kan niet worden bewezen dat verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Aangeefster heeft meerdere verklaringen afgelegd. De eerste verklaringen zijn afgelegd toen ze angstig en overstuur was. De verklaring die ze op 25 juli 2020 heeft afgelegd is het meest betrouwbaar. Deze verklaring past bij de verklaring van verdachte en aangeefster heeft deze verklaring afgelegd toen ze weer rustig was. Uit deze verklaring blijkt dat het uitdrukkelijk de bedoeling van verdachte was om een stuk van haar haren af te snijden en dat hij niet met het mes in de buurt van andere delen van haar hoofd of lichaam is geweest. Doordat aangeefster verdachte probeerde af te weren is ze gewond geraakt aan haar hand. Door een stuk van de haren af te snijden heeft verdachte niet de aanmerkelijk kans op de koop toe genomen dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Oordeel van de rechtbank
Overweging omtrent de verklaringen van aangeefster
Aangeefster heeft meerdere malen contact met de politie gehad en heeft op meerdere momenten verklaard over wat er op 18 juli 2020 tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden.
- Aangeefster wordt op 18 juli 2020 rond 20.09 uur door getuige [getuige] aangetroffen. Zij ziet dat aangeefster volledig in paniek is en zij hoort dat aangeefster zegt dat haar ex-man haar geprobeerd heeft dood te steken en haar in de nek wilde steken met een stanleymes. De deuren moesten op slot, omdat aangeefster bang was dat hij terug zou komen.
- Omstreeks 20.15 uur komt de politie ter plaatse en treft aangeefster huilend op de grond aan met een bloedende hand. Aangeefster verklaart dat verdachte haar in haar nek heeft geprobeerd te steken en haar jongste zoon bevestigt deze verklaring. De politieagenten constateren dat aangeefster gewond is aan haar hand en zien een wond lijkend op een steek/snijwond in haar handpalm. Tevens zien ze dat aangeefster een bebloede streep heeft in haar nek/hals.
-Later die avond omstreeks 21.05 uur spreekt de politie opnieuw met aangeefster, terwijl ze in het ziekenhuis is. Ze is dan erg emotioneel, maar wel aanspreekbaar. Ze verklaart dat verdachte heeft geprobeerd op haar in te steken met een mes. Ook heeft hij getracht haar met het mes in haar hals te steken. Hierdoor heeft zij een oppervlakkige snijwond in haar hals opgelopen. Tevens heeft hij geprobeerd om een stuk van haar haren te snijden.
- Op 20 juli 2020 heeft aangeefster een verklaring op het politiebureau afgelegd. Ze legt dan een gedetailleerde verklaring af en verklaart onder meer dat verdachte het mes uit het handvat heeft geschoven en een aantal malen uithaalde richting haar gezicht en hals. Hij wilde haar verminken. Een keer is het hem gelukt haar hals te raken. Ook heeft hij een stuk van haar haren afgesneden. Zij heeft zichzelf afgeweerd en werd hierbij met het mes in haar hand gesneden.
- Op 22 juli 2020 spreekt de politie opnieuw met aangeefster. Zij verklaart dan dat verdachte met het mes een stuk van haar haren heeft afgesneden en dat hij met het mes haar hals heeft geraakt. Zij heeft geprobeerd verdachte af te weren waardoor ze aan haar hand gewond is geraakt.
- De laatste verklaring van aangeefster dateert van 25 juli 2020. Aangeefster verklaart dan onder meer dat zij haar aangifte iets te zwaar heeft aangezet door emoties en gevoelens. Dit heeft ze niet opzettelijk gedaan, maar werd ingegeven door paniek en angstgevoel. Nu ze heeft kunnen nadenken, denkt ze dat verdachte haar niet ernstig wilde verwonden of vermoorden. Volgens aangeefster kan het wondje in haar hals ook door iets anders zijn aangebracht. Ze wilde snel naar buiten rennen en was voor de deur op de grond gevallen. Ze zat op de grond en verdachte was in haar haren aan het snijden met een mes. Zij wilde dit stoppen en probeerde verdachte af te weren. Hierdoor is zij in haar hand gesneden.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaring van aangeefster die zij zowel ter plaatse - direct na de gebeurtenis - als in haar eerste verhoren bij de politie heeft afgelegd, te twijfelen. Deze verklaring die inhoudt dat verdachte met het mes naar haar gezicht en hals heeft uitgehaald, haar een keer in haar hals heeft geraakt, een stuk van haar haar heeft afgesneden en dat zij aan haar hand gewond is geraakt toen ze het mes probeerde af te weren, wordt immers ondersteund door verschillende bewijsmiddelen in het dossier. Deze verklaring past bij de verwondingen van aangeefster die de verbalisanten bij aangeefster hebben waargenomen kort nadat het incident had plaatsgevonden, namelijk een bebloede streep in haar nek/hals en een snijwond in haar hand. Tevens heeft haar jongste zoon bevestigd dat verdachte haar in de nek heeft proberen te steken. Daar komt bij dat aangeefster deze verklaringen direct na en kort na het delict heeft afgelegd. Zij heeft op dat moment nog niet over de gevolgen voor haar of haar gezin kunnen nadenken en verklaart authentiek over wat haar is overkomen.
De rechtbank acht het daarnaast opvallend dat aangeefster in haar laatste verklaring van 25 juli 2020, waarin zij terug komt op haar eerdere verklaring, niet verklaart over wat de aanleiding is geweest dat ze de woning wilde verlaten en is gevallen. Volgens haar eerdere verklaring was dat immers, omdat verdachte een mes had gepakt en hiermee naar haar uithaalde. Ook opvallend is dat aangeefster in haar laatste verklaring verklaart dat zij was gevallen omdat ze snel naar buiten wilde rennen, terwijl verdachte zelf ter zitting heeft verklaard dat hij aangeefster heeft vastgepakt en naar beneden heeft getrokken, waardoor zij viel. Verder heeft aangeefster in haar laatste verklaring verklaard dat de verwonding in haar hals ook op een andere wijze kan zijn aangebracht dan doordat verdachte met het mes in haar hals heeft gesneden of gestoken. Ze geeft echter niet aan hoe deze verwonding anders kan zijn ontstaan. De rechtbank zal deze verklaring daarom niet volgen.
De rechtbank acht, gelet op voorgaande, de eerdere verklaringen van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Weliswaar was operatief ingrijpen aan haar hand om de gevoelszenuwen te herstellen noodzakelijk, maar over het uitzicht op (volledig) herstel en de herstelperiode is niets bekend. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de hierna gegeven bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 27 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 18 juli 2020 was ik in de woning van mijn echtgenote, genaamd [slachtoffer], gelegen aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Ik was naar de woning toegegaan, omdat ik haar wilde spreken over een aantal e-mails die zij had verzonden en waarover zij had gelogen. Zij had de hele dag dit gesprek met mij al vermeden. Ik zat er echter erg mee en had hierdoor een periode van 36 uur niet geslapen. Ik was moe en gefrustreerd. Toen ik in de woning was, had ik een stanleymes in mijn broekzak. Het gesprek escaleerde en ik pakte het stanleymes uit mijn broekzak. Ik heb het mes uitgeschoven waardoor het lemmet te voorschijn kwam. Mijn echtgenote pakte de salontafel op en hield deze voor zich om zich te verweren. Ze liep langs mij. Ze schreeuwde en wilde de woning uitvluchten. Ik wilde dat niet en liep haar achterna. Ik pakte haar vast bij de deur. Ze kon de deur toch nog openen, maar toen ze de tweede deur wilde openen trok ik haar naar beneden waardoor ze viel. Ze zat toen op de grond. Ik schoof het lemmet van het mes opnieuw uit en probeerde met het stanleymes haar haren af te snijden. Ondertussen gaf ik haar met mijn been een knietje in haar gezicht en schold haar uit. Zij verweerde zich, hierdoor raakte het mes haar hand en ontstond aan haar rechter hand een snijwond.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 20 juli 2020, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020193086-1 van 2 september 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben getrouwd met [verdachte]. Wij hebben samen twee kinderen. Ik heb een scheiding aangevraagd en ik woon elders met mijn kinderen.
Afgelopen zaterdag, 18 juli 2020, was de stemming tussen mij en [verdachte] niet goed. [verdachte] had mijn e-mail gehackt en had berichten tussen mij en mijn ex-vriend gelezen. Daardoor raakte [verdachte] helemaal opgefokt. Die avond stond hij bij mij aan de deur. [verdachte] wilde met mij praten. [verdachte] begon teksten van mijn e-mail voor te lezen. Ik heb gezegd dat hij moest stoppen. Na het lezen van de laatste zin van de berichten ging [verdachte] staan en haalde een tapijtsnijder uit zijn broekzak. Ik pakte een salontafeltje en hield dat voor mij om mij af te weren. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen. Ik liep achteruit richting de deur. Ik kon de deur openen, zodat ik in de hal kon komen. Ik viel in de hal op de grond. Ik zag dat [verdachte] het lemmet van het mes uit het handvat schoof en een aantal malen uit haalde richting mijn gezicht en hals. Hij wilde mij verminken. Een keer lukte het hem mij in mijn hals te raken. Hij heeft ook een stuk van mijn haren afgesneden. Ik heb mij afgeweerd, hierbij werd ik door [verdachte] in mijn rechter hand gesneden. Tijdens het uithalen met het mes door [verdachte] schold hij mij uit voor alles en nog wat. Door de mishandeling zijn in mijn rechter hand pezen en zenuwen doorgesneden. Ik heb daardoor ook een schram aan de linker zijde van mijn nek. Tijdens de mishandeling heeft [verdachte] mij ook meerdere keren met zijn knie tegen mijn hoofd geschopt. Hierdoor heb ik nog steeds veel hoofdpijn.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2020, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Op 18 juli 2020 omstreeks 20.10 uur kregen wij het verzoek om te gaan naar de [straatnaam]. Wij troffen een vrouw huilend aan. Wij zagen dat er een kind in de woning was. Dit bleek een van haar zoons te zijn. De jongen was erg in paniek. Wij zagen dat de vrouw, naar later bleek te zijn: [slachtoffer], een bebloede rechter hand had. Er lag behoorlijk veel bloed op de grond voor [slachtoffer]. [slachtoffer] huilde en schreeuwde het uit van de pijn. Wij zagen dat er een wond zichtbaar was, lijkende op een steek/snijwond in haar rechter handpalm. Tevens zagen wij een bebloede streep in haar nek/hals. Wij hoorden dat [slachtoffer] zei dat haar ex, later bleek te zijn: [verdachte], dit gedaan had. Wij hoorden dat ze zei dat haar ex haar geprobeerd had in de nek te steken. Wij hoorden dat haar jongste zoontje dit bevestigde.
Bewijsoverweging
Verdachte ontkent dat hij de bedoeling heeft gehad om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en ook uit de overige dossierstukken kan niet worden afgeleid dat verdachte daartoe vol opzet had. De rechtbank dient daarom te beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet had op dit gevolg.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier zwaar lichamelijk letsel- aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Aan de hand van het strafdossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte was op 18 juli 2020 erg opgefokt en had een langere periode niet geslapen. Onder deze omstandigheden is hij naar de woning van aangeefster gegaan om haar te confronteren met e-mails. Toen aangeefster wilde dat hij hiermee stopte, werd hij boos en heeft hij een stanleymes uit zijn broekzak gepakt. Aangeefster pakte een salontafel op om verdachte af te weren, maar verdachte bleef op haar toelopen. Aangeefster liep achteruit de woonkamer uit en opende de deur naar de hal en liep de hal in. In de hal wilde zij de deur naar buiten openen om de woning en verdachte te ontvluchten. Verdachte pakte haar vast en trok haar naar beneden waardoor zij ten val kwam. Toen aangeefster op de grond zat, schoof hij het lemmet van het mes uit en haalde vervolgens een aantal malen met het mes uit richting het gezicht en de hals van aangeefster. Hij heeft haar hals hierbij ook geraakt met het mes, waardoor een bloedende kras in haar hals is ontstaan. Ondertussen schopte verdachte meerdere malen met zijn knie tegen het hoofd van aangeefster. Ook heeft hij met het mes een stuk van haar haren afgesneden. Aangeefster probeerde met haar handen verdachte af te weren en is hierbij in haar hand gesneden met het mes, waardoor een snijwond is ontstaan.
De rechtbank overweegt dat verdachte in een worsteling met aangeefster, terwijl hij opgefokt was en een lange periode niet had geslapen, een scherp mes ter hand heeft genomen en het lemmet heeft uitgeschoven. Vervolgens heeft hij met dit mes, tijdens de worsteling, meerdere malen uitgehaald richting aangeefster haar hals en haar gezicht, waarbij ze in haar hals is geraakt. Tevens sneed hij met dit scherpe mes in de haren van aangeefster en is aangeefster gewond geraakt aan haar hand. De rechtbank is van oordeel dat in deze situatie -gelet op het scherpe mes dat werd gebruikt, het uithalen met het mes in de richting van de hals en het gezicht van aangeefster, de worsteling en de gemoedstoestand van verdachte- de aanmerkelijke kans bestond dat verdachte met het scherpe mes in de hals en het gezicht van aangeefster zou snijden, waardoor aangeefster blijvend in haar gezicht en hals verminkt zou worden, dan wel ander zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De hals en het gezicht zijn kwetsbare onderdelen van het lichaam. Omdat dit naar het oordeel van de rechtbank een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijke letsel te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht daarom poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 juli 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een stanleymes, in de richting van die
[slachtoffer] is gelopen, waarna die [slachtoffer] is gevallen en vervolgens met dat stanleymes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en vervolgens die [slachtoffer] in de hals/nek en in de rechter hand heeft gesneden en die [slachtoffer] met kracht een knie tegen haar hoofd heeft geduwd en met dat stanleymes een stuk van haar haren heeft afgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor veroordeling voor eenvoudige mishandeling en oplegging van een voorwaardelijke taakstraf (omgerekend) gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft hierbij aangevoerd dat verdachte een first offender is en dat hij en zijn echtgenote thans op een normale manier met elkaar omgaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op 8 oktober 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn echtgenote. Ten tijde van het delict waren verdachte en zijn echtgenote uit elkaar en woonden ze apart van elkaar. Verdachte is in de woning van zijn echtgenote boos op haar geworden en heeft in boosheid en uit frustratie meerdere malen uitgehaald met een stanleymes richting de hals en het gezicht van zijn echtgenote. Ook gaf hij haar knietjes tegen haar hoofd en sneed hij met het stanleymes een stuk van haar haren af. Tijdens het afweren is zijn echtgenote door het mes ernstig gewond geraakt aan haar hand. Haar gevoelszenuwen en pezen waren doorgesneden. Zij moest daaraan worden geopereerd.
Door op deze manier te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote. Hij heeft dit bovendien gedaan in haar woning waar hun kinderen bij waren, bij uitstek de plek waar zij en haar kinderen zich veilig en geborgen horen te kunnen voelen. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij nooit eerder voor strafbare feiten met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is voor het onderhavige delict in voorarrest gesteld en na twaalf dagen is zijn voorlopige hechtenis met voorwaarden geschorst. Tijdens de schorsing had hij toezicht van de reclassering en had hij een locatieverbod voor de woning van zijn echtgenote.
Door de reclassering wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Verdachte toont geen motivatie voor hulp in een gedwongen kader, waardoor er niet aan gewenste gedragsverandering gewerkt kan worden. Tevens adviseert de reclassering om geen locatieverbod op te leggen, omdat verdachte zijn echtgenote geen melding maakt van overtreding van dit verbod.
Alles afwegend en mede gelet op het taakstrafverbod genoemd in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis passend en geboden en zal deze straf opleggen. Hierbij is de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk gesteld aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zodat hij niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. De voorwaardelijke straf is bedoeld om verdachte ervan te weerhouden opnieuw geweld te gebruiken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 48 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 november 2020.
Mr. B.F. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.