ECLI:NL:RBNNE:2020:3810

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
18/148460-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing, vernielingen en overtreding van een huisverbod

Op 5 november 2020 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1965, die werd beschuldigd van poging tot afpersing, vernielingen en overtreding van een huisverbod. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden en een locatie- en contactverbod. De zaak kwam ter terechtzitting op 22 oktober 2020, waar de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.P.E.M. Pover, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. E.R. Jepkema.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk vernielen van huisraad van [slachtoffer 1] en het doen van bedreigingen met geweld om een geldbedrag van 7.000 of 10.000 euro af te dwingen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de aangiftes en de bekennende verklaringen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich meermalen op grove wijze belastend en intimiderend had gedragen ten opzichte van zijn ex-partner, wat leidde tot de veroordeling.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een harddrugsverbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende 3 jaren niet mocht ophouden in de bebouwde kom van Gieten en geen contact mocht opnemen met [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en de politie Noord-Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/148460-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 oktober 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Ees. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze,
opzettelijk en wederrechtelijk huisraad, te weten:
- een vaatwasser en/of
- een koelkast en vriescombinatie en/of
- een printer en/of
- twee decoders en/of
- een router en/of
- twee televisies en/of
- een keyboard en/of
- een aquarium en/of
- diverse planten/bomen in de tuin en/of
- meerdere fotolijstjes en/of
- een vloer
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, althans in de
Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van
een geldbedrag van 7.000 of 10.000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde
- aan die [slachtoffer 1] een mail heeft gestuurd met de volgende tekst: "Luister heel goed
naar wat ik jou nu zeg en neem het serieus. Je kan naar huis al is er niet veel meer
om naartoe te gaan. Jij hebt mij7 en half jaar werk teniet gedaan. Ik ben
ondergronds gegaan bij vrienden. Mijn leven bestaat nu alleen nog maar op deze
plek door jou. Jij hebt tot morgenochtend 10 uur de tijd 10.000 euro te storten op
mijn abn rekening. Doe jij dit niet ga ik achter jouw kinderen of ouders aan en ga
doden. Zelfs al word ik aangehouden kontrakt blijft staan. Ik weet waar iedereen
woont. Jij blijft leven met de verwoesting jij gebracht hebt in mijn leven en dat van
jouw familie. Niemand kan hen beschermen. Aangifte doen betekend zelfde
vonnis. 10.00 uur op mijn rekening. Dit is persoonlijk. Je weet ik ga komen. Op
vissen na leeft alles nog in jouw huis, wand waar ik van houd doe ik niets. [naam 1] is
dus veilig. Doei ik!!!” en/of
- aan de dochter van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , eeen bericht heeft gestuurd via
Facebook Messenger met de volgende tekst: "Jouw kanker moeder heeft mij
uitgezet. Niet slim. Jij hebt mijn auto. Zij heeft tot morgenochtend 10 uur om 7000
euro op mijn abn nr te zetten. Anders kom ik achter jou aan [naam 2] [naam 3]
aan of haar ouders Ik weet waar jullie wonen. Aangifte doen betekend
zelfde. Als ik vast kom te zitten voor dit ik schrijf, maakt niet uit. Kom ik daarna. 7
en half jaar heeft zij teniet gedaan. Heeft mijn huis en leven afgepakt die
kankerhoer. Ik kom achter jullie aan en zij weet ik heb de middelen en contacten.
Maak niet fout te denken ik bluf. Ik hou niet op bij één kind. En waar ik
begin,tsja,dat zie jullie vanzelf. Morgenochtend 10.00 uur,zo niet mogen jullie geld
houden en zijn jullie levens afgelopen. En zeg ook maar dat zij naar huis kan al is
er niet veel van over. 10.00 uur morgenochtend deadline. Ik zit ondergronds nu.
Zou dit maar heel serieus nemen. Succes"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, althans in de
Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te
weten [slachtoffer 1] door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht
tegen die ander en/of derden wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen
en/of te dulden, te weten die [slachtoffer 1] te bewegen aan hem, verdachte een geldbedrag
van 7.000 euro of 10.000 euro te betalen
- aan die [slachtoffer 1] een mail heeft gestuurd met de volgende tekst: "Luister heel goed
naar wat ik jou nu zeg en neem het serieus. Je kan naar huis al is er niet veel meer
om naartoe te gaan. Jij hebt mij7 en half jaar werk teniet gedaan. Ik ben
ondergronds gegaan bij vrienden. Mijn leven bestaat nu alleen nog maar op deze
plek door jou. Jij hebt tot morgenochtend 10 uur de tijd 10.000 euro te storten op
mijn abn rekening. Doe jij dit niet ga ik achter jouw kinderen of ouders aan en ga
doden. Zelfs al word ik aangehouden kontrakt blijft staan. Ik weet waar iedereen
woont. Jij blijft leven met de verwoesting jij gebracht hebt in mijn leven en dat van
jouw familie. Niemand kan hen beschermen. Aangifte doen betekend zelfde
vonnis. 10.00 uur op mijn rekening. Dit is persoonlijk. Je weet ik ga komen. Op
vissen na leeft alles nog in jouw huis, wand waar ik van houd doe ik niets. [naam 1] is
dus veilig. Doei ik!!!” en/of
- aan de dochter van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , een bericht heeft gestuurd via
Facebook Messenger met de volgende tekst: "Jouw kanker moeder heeft mij
uitgezet. Niet slim. Jij hebt mijn auto. Zij heeft tot morgenochtend 10 uur om 7000
euro op mijn abn nr te zetten. Anders kom ik achter jou aan [naam 2] [naam 3]
aan of haar ouders Ik weet waar jullie wonen. Aangifte doen betekend
zelfde. Als ik vast kom te zitten voor dit ik schrijf, maakt niet uit. Kom ik daarna. 7
en half jaar heeft zij teniet gedaan. Heeft mijn huis en leven afgepakt die
kankerhoer. Ik kom achter jullie aan en zij weet ik heb de middelen en contacten.
Maak niet fout te denken ik bluf. Ik hou niet op bij één kind. En waar ik
begin,tsja,dat zie jullie vanzelf. Morgenochtend 10.00 uur,zo niet mogen jullie geld
houden en zijn jullie levens afgelopen. En zeg ook maar dat zij naar huis kan al is
er niet veel van over. 10.00 uur morgenochtend deadline. Ik zit ondergronds nu.
Zou dit maar heel serieus nemen. Succes"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
5
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de
Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als
uithuisgeplaatste, in of omstreeks de periode van 27 mei 2020 tot en met 4 juni
2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze en/of Assen, althans in Nederland, in strijd
met dat huisverbod contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat
huisverbod genoemde personen;
( art 11 lid 1 Wet tijdelijk huisverbod )
6
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 7 juni 2020 te Assen,
opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een cel, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Cellencomplex Assen toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
De rechtbank zal de in de tenlastelegging genummerde feiten 5 en 6 verbeterd lezen, door deze nummering te verbeteren in respectievelijk feit 3 en 4. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten op basis van de desbetreffende aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte. Hij acht ten aanzien van feit 1 vernieling/beschadiging van alle vermelde huisraad bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat er veroordeling kan volgen voor alle (in de primaire vorm) tenlastegelegde feiten, op basis van de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte. Met betrekking tot feit 1 kan niet de vernieling/beschadiging van de vaatwasser, koelkast en vriescombinatie worden bewezen, nu verdachte dit uitdrukkelijk ontkent.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, 2 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past
ten aanzien van feit 1de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met fotoblad van 12 mei 2020, opgenomen op digitale pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100~2020148425 van 7 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 11 mei 2020 ben ik uit mijn woning in Gieten, gemeente Aa en Hunze, vertrokken. Gisteravond kreeg ik berichten dat [verdachte] alles aan het verbouwen was. Hij heeft echt van alles kort en klein geslagen. Ik heb hier foto's van gemaakt. Hij heeft met (een mes) (zie foto‘s op digitale pagina 45 e.v.) vernielingen aangericht aan: de vaatwasser, de koelkast, vriescombinatie, de printer, beide decoders, de internetverbinding, televisies, een keyboard, het aquarium, diverse planten/bomen in de tuin, fotolijstjes.
2. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting:
Ik heb op 11 mei 2020 te Gieten in het huis van [slachtoffer 1] opzettelijk en wederrechtelijk de navolgende goederen vernield/beschadigd: de printer, beide decoders, de internetverbinding, televisies, een keyboard, het aquarium, diverse planten/bomen in de tuin, fotolijstjes, een vloer. Ik was toen door het dolle heen.
De rechtbank acht vernieling van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de van de vernieling gemaakte foto's in het dossier en de verklaring van verdachte dat hij tijdens de vernielingen door het dolle heen was. In het licht van deze gemoedstoestand acht de rechtbank niet geloofwaardig dat verdachte zich heeft onthouden van het vernielen van de vaatwasser, de koelkast en de vriescombinatie en nog de herinnering heeft dat hij specifiek deze goederen niet heeft vernield.
Nu verdachte
feiten 2 primair, 3 en 4duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 mei 2020, opgenomen op digitale pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100~2020148425 van 7 juni 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 mei 2020, opgenomen op digitale pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangifte (met mails) van 15 mei 2020, opgenomen op digitale pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
5. een ander schriftelijk bescheid, te weten de beschikking van de burgemeester van 20 mei 2020, opgenomen op digitale pagina 134 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van A.W. Hiemstra, burgemeester van de gemeente Aa en Hunze;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 juni 2020, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige] .
Ieder bewijsmiddel in de opgave genoemd is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten 1, 2 primair, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 11 mei 2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk huisraad, te weten:
- een vaatwasser en
- een koelkast en vriescombinatie en
- een printer en
- twee decoders en
- een router en
- twee televisies en
- een keyboard en
- een aquarium en
- diverse planten/bomen in de tuin en
- meerdere fotolijstjes en
- een vloer,
dat aan een ander, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield;
2. hij op 11 mei 2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld iemand, te weten [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 7.000 of 10.000 euro, dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde
- aan die [slachtoffer 1] een mail heeft gestuurd met de volgende tekst: "Luister heel goed naar wat ik jou nu zeg en neem het serieus. Je kan naar huis al is er niet veel meer om naartoe te gaan. Jij hebt mij7 en half jaar werk teniet gedaan. Ik ben ondergronds gegaan bij vrienden. Mijn leven bestaat nu alleen nog maar op deze plek door jou. Jij hebt tot morgenochtend 10 uur de tijd 10.000 euro te storten op mijn abn rekening. Doe jij dit niet ga ik achter jouw kinderen of ouders aan en ga doden. Zelfs al word ik aangehouden kontrakt blijft staan. Ik weet waar iedereen woont. Jij blijft leven met de verwoesting jij gebracht hebt in mijn leven en dat van
jouw familie. Niemand kan hen beschermen. Aangifte doen betekend zelfde vonnis. 10.00 uur op mijn rekening. Dit is persoonlijk. Je weet ik ga komen. Op vissen na leeft alles nog in jouw huis, wand waar ik van houd doe ik niets. [naam 1] is dus veilig. Doei ik!!!” en
- aan de dochter van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , een bericht heeft gestuurd via Facebook Messenger met de volgende tekst: "Jouw kanker moeder heeft mij uitgezet. Niet slim. Jij hebt mijn auto. Zij heeft tot morgenochtend 10 uur om 7000 euro op mijn abn nr te zetten. Anders kom ik achter jou aan [naam 2] [naam 3] aan of haar ouders Ik weet waar jullie wonen. Aangifte doen betekend zelfde. Als ik vast kom te zitten voor dit ik schrijf, maakt niet uit. Kom ik daarna.7 en half jaar heeft zij teniet gedaan. Heeft mijn huis en leven afgepakt die kankerhoer. Ik kom achter jullie aan en zij weet ik heb de middelen en contacten. Maak niet fout te denken ik bluf. Ik hou niet op bij één kind. En waar ik
begin,tsja,dat zie jullie vanzelf. Morgenochtend 10.00 uur,zo niet mogen jullie geld
houden en zijn jullie levens afgelopen. En zeg ook maar dat zij naar huis kan al is er niet veel van over. 10.00 uur morgenochtend deadline. Ik zit ondergronds nu. Zou dit maar heel serieus nemen. Succes",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij als degene aan wie door de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, in de periode van 27 mei 2020 tot en met 4 juni 2020 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, in strijd met dat huisverbod contact heeft opgenomen met een in dat huisverbod genoemde persoon;
4. hij in de periode van 6 juni 2020 tot en met 7 juni 2020 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een cel, die aan een ander, te weten aan Cellencomplex Assen toebehoorde, heeft beschadigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen;
2. poging tot afpersing;
3. als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 lid 1 van
de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod;
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 primair, 3 en 4 wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf door de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering van een verslavingszorginstelling;
- een harddrugsverbod, alsmede meewerken aan controle op gebruik;
- meewerken met de reclassering aan het vinden van een goede woonplek.
- oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht gedurende 3 jaren, inhoudende:
- een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2] ;
- een locatieverbod voor de bebouwde kom van Gieten,
met een vervangende hechtenis van 2 weken per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Daarnaast het bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proefrijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, controle op harddrugsgebruik en meewerken aan het vinden van een goede woonplek. De door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverboden acht hij niet noodzakelijk.
Oordeel van de rechtbank
strafmotivering
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich meermalen op grove wijze belastend en intimiderend gedragen ten opzichte van zijn ex-partner, mevrouw [slachtoffer 1] . Hij heeft in haar woning, waar zij zich veilig mocht voelen, een grote hoeveelheid huisraad vernield. Daarnaast heeft hij gepoogd haar geld af te persen en heeft hij in strijd met een gegeven huisverbod contact met haar opgenomen. Ten slotte heeft hij een muur van een politiecel beschadigd, hetgeen een relatief grote schade voor de samenleving heeft opgeleverd. De rechtbank rekent verdachte deze feiten dan ook in hoge mate aan.
De rechtbank acht, anders dan door de reclassering in het strafadvies wordt geadviseerd, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met voorwaarden -ter bescherming van de maatschappij- aangewezen. Zij zal hieraan de door de officier van justitie geformuleerde en door de raadsman bepleite bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van verdachte meerder keren is geschorst, maar dat de schorsing telkenmale werd opgeheven omdat verdachte de gestelde voorwaarden met betrekking tot drugsgebruik en contactverboden overtrad.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel bepalen op 6 maanden met aftrek van voorarrest en het voorwaardelijk deel op 3 maanden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden worden verbonden, een meldplicht bij de reclassering, een harddrugverbod met controle daarop, alsmede een verplichting mee te werken met de reclassering aan het vinden van een goede woonplek.
motivering maatregel
De rechtbank zal, ter voorkoming van (herhaalde) strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen. Verdachte dient zich te onthouden van elk contact - direct of indirect - met [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2] , gedurende een periode van 3 jaren. Tevens dient verdachte zich gedurende een periode van 3 jaren niet op te houden binnen de bebouwde kom van Gieten, gemeente Aa en Hunze.
De rechtbank zal bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens personen (in casu [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ). Verdachte heeft immers, zoals eerder vermeld, ondanks een tijdelijk huisverbod en gestelde voorwaarden bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis meermalen contact gezocht met mevrouw [slachtoffer 1] .

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.033,66 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. Politie Noord-Nederland, tot een bedrag van € 2.075,73 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] als die van de politie Noord Nederland kan worden toegewezen. Beide benadeelde partijen hebben hun schade volgens hem voldoende onderbouwd en dat zij schade hebben geleden als gevolg van het strafbaar handelen van verdachte is aannemelijk geworden.
Daarnaast wordt telkens oplegging van de schavergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aangevoerd dat de vernielde huisraad, oude tweedehands spullen betrof, waarvan de waarde niet meer dan € 500,00 was. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, acht de raadsman op basis van de ingebrachte stukken, een vergoeding van € 500,00 à € 600,00 aangewezen.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij politie Noord-Nederland op het standpunt gesteld dat verdachte alleen een paar krassen op één celmuur heeft gemaakt, maar dat - blijkens de bijgevoegde offerte - de hele cel is opgeknapt.
Hij acht de vordering dan ook maar tot een bedrag van een paar honderd euro toewijsbaar.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de onder 1 bewezen verklaarde vernieling van huisraad. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het tijdstip van het ontstaan van de schade.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn en naar objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld. Gevoelens van angst en schrik vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 33,66 (reiskosten).
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij politie Noord-Nederland
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 1.000,00 voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt, nu uit de offerte blijkt dat niet alleen vergoeding wordt gevorderd voor de door verdachte veroorzaakte schade aan een celmuur, maar voor het opknappen van de gehele cel.
De vordering zal voor dit deel worden afgewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte voor de schades van voormelde benadeelde partijen vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schades zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 9 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 3 dagen (telefonisch) meldt bij de reclassering van [instelling 2] , telefoonnummer [telefoonnummer] . Hij zal zich daarna blijven melden bij deze reclasseringsinstelling, of een andere soortgelijke verslavingszorginstelling, zolang en frequent de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
3. dat de veroordeelde, op constructieve wijze zal meewerken met de reclasseringsinstelling, om goede huisvestiging te vinden en te behouden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren:

- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1969 en
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1995;
- zich niet zal ophouden in de bebouwde kom van Gieten, gemeente Aa en Hunze.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat deze opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 33,66.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
politie Noord-Nederlandgedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2020.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer politie Noord-Nederland te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van voornoemde slachtoffers daarmee de verplichting van verdachte om aan voornoemde benadeelde partijen deze bedragen te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partijen de opgelegde bedragen heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van deze bedragen komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter,
mr. M.A.A. van Capelle en mr. T.P. Hoekstra, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2020.