ECLI:NL:RBNNE:2020:3806

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
18/117469-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor pogingen tot doodslag, medeplegen van verduistering en overtreding van de Wegenverkeerswet

Op 5 november 2020 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989, die werd beschuldigd van pogingen tot doodslag, medeplegen van verduistering en overtreding van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 april 2020 in Valthermond en Emmen samen met een medeverdachte een Volkswagen Bora heeft verduisterd. Na een proefrit zijn zij met de auto weggereden zonder de volledige betaling te verrichten. Tijdens de vlucht voor de politie heeft de verdachte met hoge snelheid gereden en meerdere verkeersregels overtreden, waaronder het negeren van rode verkeerslichten en het veroorzaken van gevaar op de weg. De verdachte heeft bovendien opzettelijk geprobeerd in te rijden op politievoertuigen, wat heeft geleid tot de beschuldiging van poging tot doodslag.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte voor 2 jaar de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de verkeersveiligheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/117469-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 november 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 augustus 2020 en 22 oktober 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Koning, advocaat te Ees. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 april 2020 te Valthermond, gemeente Borger- Odoorn en/of te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een personenauto (Volkswagen Bora), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten het maken van een proefrit als mogelijke kopers van voornoemde personenauto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 29 april 2020 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (allen werkzaam als politieambtenaar van de politie Eenheid Noord-Nederland) opzettelijk
van het leven te beroven, een auto heeft bestuurd op hoge snelheid en daarbij meermalen, althans eenmaal, forse stuurbewegingen heeft gemaakt in de richting van het politievoertuig waarin die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich bevonden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 april 2020 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (allen werkzaam als politieambtenaar van de politie Eenheid Noord-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een auto heeft bestuurd op hoge snelheid en daarbij meermalen, althans eenmaal, forse stuurbewegingen heeft gemaakt in de richting van het politievoertuig waarin die [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] zich bevonden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 april 2020 te Emmen als bestuurder van een voertuig (Volkswagen Bora), daarmee rijdende op de weg(en), Stationsplein en/of Prinsenlaan en/of Kerkhoflaan en/of Wilhelminastraat en/of van Schaikweg en/of Hondsrugweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte heeft een gesloten verklaring overtreden door het Stationsplein op te rijden en/of
- verdachte heeft op de Prinsenlaan en de Kerkhoflaan met een (veel) hogere snelheid gereden dan ter plaatse toegestaan en/of
- verdachte heeft op de Prinsenlaan (met voornoemde hoge snelheid) een voetganger geen voorrang verleend, althans niet voor laten gaan en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde voetganger en/of
- verdachte heeft zich op de Kerkhoflaan en/of de kruising Kerkhoflaan- Wilhelminastraat en/of op de kruising Wilhelminastraat-van Schaikweg op de verkeerde weghelft bevonden, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- verdachte heeft op de kruising Wilhelminastraat-van Schaikweg en/of d e kruising van Schaikweg-Hondsrugweg en/of op de kruising Hondsrugweg-Ermerweg door rood gereden;
(art. 5 Wegenverkeerswet 1994)
Ten aanzien van het 2 primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank verstaat, gelet op het onderzoek ter terechtzitting op 22 oktober 2020, dat de tenlastelegging, als volgt dient te worden gelezen -zakelijk weergegeven-,
…., een auto heeft bestuurd op hoge snelheid en daarbij meermalen, althans eenmaal, forse stuurbewegingen heeft gemaakt in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] zich bevonden en in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten onder 1, 2 primair en 3.
Ten aanzien van feit 1
(medeplegen verduistering auto)heeft hij aangevoerd, dat verdachte en de medeverdachte het opzet hadden om de auto te verduisteren. Zij hadden niet genoeg geld bij zich om de auto te kunnen betalen en hadden (gestolen) kentekenplaten meegenomen. Vervolgens zijn ze -na een proefrit- met hoge snelheid in de auto, zonder volledige betaling, snel weggereden.
Ten aanzien van de feiten 2 primair (
poging doodslag) en 3
(veroorzaken gevaar op de weg)heeft hij aangevoerd, dat op basis van de bevindingen van verbalisanten duidelijk is geworden dat verdachte de bestuurder van de betrokken (verduisterde) auto is geweest waarmee gevaar zettend is gereden en op de politievoertuigen is ingereden. Het met hoge snelheid inrijden op de politievoertuigen, levert voorwaardelijk opzet op doodslag op met betrekking tot de in die voertuigen aanwezige politieambtenaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.
Hij heeft ten aanzien van feit 1
(medeplegen verduistering auto)aangevoerd, dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening van de auto. Verdachte had zijn deel van het aankoopbedrag van de auto betaald en was in de veronderstelling dat de medeverdachte het restant van het aankoopbedrag had voldaan aan de verkoper.
Ten aanzien van de
feiten 2 en 3heeft de raadsman primair aangevoerd, dat verdachte niet de bestuurder van de auto is geweest waarmee deze feiten zijn gepleegd. Subsidiair heeft hij ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de bestuurder van die auto, geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van de politieambtenaren of het hen toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu niet objectief kan worden vastgesteld wat er exact is gebeurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank overweegt met betrekking van feit 1
(medeplegen verduistering auto)als volgt.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk, nadat zij ombeurten een proefrit met een personenauto hadden gemaakt, deze personenauto zonder (volledige) betaling - en derhalve wederrechtelijk - hebben toegeëigend. Zij stelt vast dat de verdachten naar de verkoper van de auto zijn gegaan terwijl zij (wisten dat zij) onvoldoende geld bij zich hadden om het afgesproken aankoopbedrag (€ 350) te kunnen betalen. Tevens hadden zij (ongeldige) handelaarskentekenplaten en gestolen Duitse (onderling verschillende) kentekenplaten meegenomen, evenals een accuboormachine, waarmee verdachte later laatstgenoemde kentekenplaten op de auto heeft gemonteerd.
Nadat eerst medeverdachte [medeverdachte] een proefrit maakte met de auto, heeft verdachte een aanbetaling (€ 200) aan de verkoper gedaan. Vervolgens -nadat verdachte eveneens een proefrit met de auto had gemaakt- is de koop van de auto niet op een gebruikelijke manier afgewikkeld, maar is medeverdachte [medeverdachte] in de auto waarin verdachte zich bevond gesprongen en zijn zij met hoge snelheid weggereden. Pas toen zij ver genoeg uit het zicht waren hebben zij de tijd genomen de auto te voorzien van de daartoe meegenomen kentekenplaten.
De rechtbank past de volgende
bewijsmiddelentoe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 6 mei 2020, opgenomen op pagina 64 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R0200057 van 11 juni 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
O: Ik laat foto’s zien. Op foto 1 is verdachte [medeverdachte] te zien, op foto 2 is verdachte [verdachte] te zien.
A: de man op foto 1 heeft eerst een testrit gedaan. Die moest het laatste geld nog betalen, die andere heeft 200 euro betaald. Die man van foto 2 spreekt me aan. Hij heeft de auto ook gekocht. De jongen op foto 1 kwam terug voor een testrit en toen ging die jongen van foto 2 een testrit maken. Die kwam weer terug. Ik zag vervolgens dat de jongen op foto 1 in de auto stapte (Volkswagen Bora) en dat ze er tussenuit gingen. Dus die jongen van foto 2 kwam van de testrit terug en toen sprong de jongen van foto 1 in de auto en toen gingen ze er van door.
Er was toen wel al 200 euro betaald. Die van foto 2 had mij 200 euro gegeven. Hij zei dat die andere jongen later nog 150 euro zou betalen. Toen die andere van foto 1 terug kwam, ging die andere van foto 2 een proefrit maken. Toen kwam hij terug. Die jongen op foto 1 sprong snel in de auto en toen gingen ze er tussen uit.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 april 2020, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Het gaat om een Volkswagen Bora. Deze auto is mijn eigendom. Pleegplaats is Valthermond, gemeente Borger-Odoorn en het delict is gepleegd op 29 april 2020. De jongen met de zwarte broek gaf 200 Euro contant. De man met (zonne)bril op bleef bij me staan. Hij wilde maar 125 Euro aan mij geven en geen 150 Euro. Ik zei: "Nee gekocht is gekocht. Laat de auto maar staan." Ik wilde de betaalde 200 Euro teruggeven. Hij zei: "ik wil 325 geven." Ik zei nee de auto moet 350 Euro kosten.". Ik zag dat de man met de zonnebril aan de passagierskant in de Bora sprong. Ik had het idee dat ze wat tegen elkaar zeiden en dat de Bora hierna vol gas wegreed richting de Mondenweg/Emmen.
3.
naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 april 2020, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: Had [verdachte] gezegd om wat voor auto het ging?
A: Ja, een VW Bora in Valthermond. Wij stonden daar samen met de eigenaar. De auto kostte 350 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 mei 2020, opgenomen op pagina 186 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: [verdachte] vertelde dat hij een auto kon kopen voor 350 euro. [verdachte] had daarvoor al aan mij gevraagd of ik 150 euro aan hem kon lenen. [verdachte] betaalde dan 200 euro en ik zou hem dan 150 euro lenen.
V: Wanneer heb jij het geld opgehaald?
A: Ik had dat geld nog niet opgehaald. Ja we waren al bij de auto. Ik had het nog niet gehaald. [verdachte] wist dat ik dat geld nog niet had gepind. Ik had alleen een paar euro bij mij.
V: Wanner kwam jij er dan achter dat het allemaal niet klopte?
A: Dat was op het moment dat ik bij hem in de auto stapte en het gas erop ging. [verdachte] wist dat ik dat geld niet bij mij had.
V: [verdachte] gaat ook een proefrit maken, komt terug, jij stapt in en jullie rijden weg. Dan heb jij nog steeds niet betaald. Hoe zit dat?
A: Dat klopt.
5.
naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 april 2020, opgenomen op pagina 231 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik wilde deze auto kopen. We hadden die Bora bekeken. Ik had toen de eigenaar van dat bedrijf, alvast 200 euro aanbetaald. En mijn kameraad heeft volgens mij, waarschijnlijk, die 150 euro helemaal niet betaald, die overige 150.
6.
naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 mei 2020, opgenomen op pagina 236 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
Het was wel bekend dat hij niet echt wou zakken met de prijs, dus dat het in principe wel op 350 neerkwam.
V: Heb jij gezien dat [medeverdachte] de handelaar de resterende 150 euro betaalde?
A: Nee, ik heb het niet gezien.
V: Er is door de handelaar gezien, dat er spullen achter uit de Corsa zijn gehaald, die vervolgens in de Bora werden gelegd. Wat waren dat voor spullen?
A: Wat waren dat voor spullen? Een gereedschapskoffer, een kleine boormachine om de kentekenplaten over de schroeven eigenlijk.
V: De handelaar vertelde, dat jij terugkwam, [medeverdachte] bij jou in de auto stapte en dat jullie toen zijn weggereden. Wanneer ben jij gestopt om de Duitse kentekenplaten op de Bora te doen?
A: Een klein stukje verderop.
De rechtbank overweegt met betrekking van feit 2 primair
(poging doodslag)en feit 3 (
veroorzaken gevaar op de weg) als volgt.
De rechtbank acht op basis van de in de bewijsmiddelen te noemen processen-verbaal van bevindingen van de betrokken politieambtenaren, alsmede de verklaring van getuige [medeverdachte] (bijrijder) onomstotelijk vaststaan dat verdachte de bestuurder van de betrokken personenauto is geweest die op de politievoertuigen is ingereden en gevaar op de weg heeft veroorzaakt. In die bewijsmiddelen ligt dus tevens besloten dat [medeverdachte] niet de bestuurder was, zoals de verdediging wil doen geloven.
De rechtbank is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat er bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van de politieambtenaren, die zich in de twee politievoertuigen bevonden.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood, is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt:
Verdachte is op 29 april 2020 als bestuurder van een (even daarvoor door hem verduisterde) personenauto gevlucht voor de politievoertuigen die hem achtervolgden om hem staande te houden. Verdachte is daarbij met hoge snelheden door (de bebouwde kom) van Emmen gereden en heeft daarbij talrijke verkeersregels ernstig gevaarzettend overtreden. Verdachte heeft meerdere malen met hoge snelheid forse stuurbewegingen gemaakt naar de politievoertuigen met daarin respectievelijk de politieambtenaren [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] en de politieambtenaren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Verdachte heeft daarbij meerdere malen opzettelijk het politievoertuig van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] geramd. Ook heeft verdachte meerdere malen geprobeerd het politievoertuig met daarin [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] te rammen, maar door het uitwijken van het politievoertuig konden aanrijdingen worden voorkomen. Een en ander gebeurde met hoge snelheid, op wegen voorzien van stoepranden, verkeersobstakels en omgeven door bomen.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer op doodslag zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende
bewijsmiddelentoe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland:
Op 29 april 2020 kwam de melding van een gestolen voertuig, een blauwe personenauto van het merk Volkswagen type Bora. Wij zagen dat in de Volkswagen Bora twee personen zaten. Wij hebben gevraagd om een extra voertuig. Wij hoorden dat de collega's [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] zich aanmelden, rijdend in een onopvallende zwarte Volkswagen Golf (32.16). Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , gaf met de transparant aan de voorzijde van ons dienstvoertuig het betreffende voertuig een stopteken. Wij zagen dat de bestuurder hier niet aan voldeed en reed in de richting van de Hondsrugweg. Wij zagen de auto rechtsaf slaan de Prinsenlaan in. Wij zagen dat de auto nog steeds met hoge snelheid reed, naar schatting tussen de 80 en 100 km/h. Wij zagen dat de auto aan het einde van de Kerkhoflaan linksaf de Wilhelminastraat inslaan. Wij zagen dat hij bij het oprijden van de Wilhelminastraat links aan de linker kant een vluchtheuvel passeerde. Bij het naderen van de kruising van de Wilhelminastraat en de Van Schaikweg zagen wij uit tegenovergestelde richting een personenauto aan komen rijden, die uit moest wijken voor het gestolen voertuig omdat deze op de linkerweghelft reed. Wij zagen vervolgens dat het voertuig via de linker weghelft een aantal stilstaande voertuigen passeerde. Deze voertuigen stonden stil voor het rode verkeerslicht op genoemde kruising. Wij zagen dat de bestuurder van het gestolen voertuig het rode verkeerslicht negeerde, over de linker rijbaan deze stilstaande auto's passeerde en vervolgens op de kruising rechtsaf sloeg de Van Schaikweg op in de richting van de Hondsrugweg. Wij zagen dat verderop bij de kruising met de Hondsrugweg beide rijstroken van de Van Schaikweg vol waren met voertuigen die bij de kruising voor het rode verkeerslicht stonden te wachten. Wij zagen dat het gestolen voertuig hierop de middenberm op reed, het rode verkeerslicht van de kruising Van Schaikweg / Hondsrugweg negeerde en via de verkeerde rijbaan van de Van Schaikweg linksaf sloeg en de Hondsrugweg op reed. Op de Hondsrugweg zagen wij dat de 32.16 heel dicht achter het gestolen voertuig zat. Wij zagen dat het gestolen voertuig op de rechter rijstrook reed en de 32.16 op de linker rijstrook. Wij zagen dat de bestuurder van het gestolen voertuig ineens fors naar links stuurde en zagen dat de 32.16 hierop fors moest remmen om een botsing te voorkomen. Wij zagen dat het gestolen voertuig op de linker rijstrook bleef rijden en dat hij op de kruising met de Dordsestraat rechtdoor reed, in de richting van de Brinkenweg. Ook hier zagen wij dat de bestuurder het rode verkeerslicht negeerde. Ik, verbalisant [slachtoffer 2] , verhoogde hierop de snelheid van het dienstvoertuig en kwam naast het gestolen voertuig te rijden. Toen wij ongeveer ter hoogte van de kruising met de Noordbargerstraat reden, zagen en voelden wij dat het gestolen voertuig ons aan de zijkant ramde, wij voelden ons voertuig heftig heen en weer gaan. Omdat wij meer snelheid dan het gestolen voertuig hadden kwamen wij bijna voorbij het gestolen voertuig, waarop wij zagen en voelden dat het gestolen voertuig ons nog een keer ramde, nu aan de linker achterzijde van ons dienstvoertuig. Wij zagen en voelden dat ons voertuig in een slip kwam waarbij de achterzijde van ons voertuig naar rechts uitbrak en we dwars over de weg verder gleden. Afzonderlijk van elkaar dachten we beide dat als we op dat moment een stoep hadden geraakt dat ons voertuig over de kop was geslagen, met alle gevolgen van dien. Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , voelde dat ons voertuig werd geraakt en was bang dat wij hierdoor zouden crashen. Ik zag dat we op de rechter rijstrook reden toen ik voelde dat ons voertuig begon te schuiven en zag dat wij 180 graden draaiden en op de linker rijstrook terecht kwamen. Ambtshalve is het mij bekend dat daar stoepranden zitten en was bang dat als we een stoeprand zouden raken, wij over de kop zouden vliegen. Toen wij tot stilstand waren gekomen zag ik, verbalisant [slachtoffer 5] dat het gestolen voertuig in de rechter berm tegen een boom tot stilstand was gekomen en dat er twee personen vanaf het voertuig in de richting van de bosjes renden. Ik heb verbalisant [slachtoffer 5] heb verdachte [medeverdachte] aangehouden. Ik zag dat de andere persoon links af de bosjes rende en dat collega [slachtoffer 3] daar achter aan rende. Ik ben om het woningenblok gelopen en zag aldaar dat collega [slachtoffer 3] de verdachte op de grond had liggen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 april 2020, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland:
Op 29 april 2020 was mijn dienst gekoppeld aan collega [slachtoffer 6] . Wij deden dienst in een onopvallende Volkswagen Golf. Omstreeks 15.58 uur hoorde ik dat de collega s van 3241 ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] ) achter de Volkswagen Bora reden. Ik zag een manspersoon achter het stuur zitten en ik zag een manspersoon op de bijrijders stoel zitten. Ik zag dat de Volkswagen Bora harder begon te rijden. Ik zag dat mijn snelheid circa 80 km per uur was. Ik probeerde de Volkswagen Bora via de linker weghelft in te halen. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora zijn voertuig met snelheid naar links bewoog. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora mij probeerde te rammen. Ik kon op dat moment nog remmen waardoor ik achter de Volkswagen Bora ging rijden. Als ik niet geremd had waren wij vol geraakt in de rechter flank door de Volkswagen Bora. Op de Van Schaikweg heb ik wederom geprobeerd de Volkswagen Bora te passeren middels de linker weghelft. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora wederom een stuurbeweging naar links maakte. Ik heb hierop geremd om een aanrijding te voorkomen. Had ik dit niet gedaan dan waren wij geramd. Ik reed op dat moment circa 80 km per uur. Ik zag dat wij de Kruising Hondsrugweg - Ermerweg naderden. Ik heb nogmaals getracht op de Volkswagen Bora in te halen voor deze drukke kruising. Ik probeerde de Volkswagen Bora middels de linker rijhelft te passeren. Ik zag wederom dat de bestuurder een flinke beweging maakte naar de linkerkant. Op dat moment reden wij met ons gehele voertuig naast de Volkswagen Bora. Ik moest hierop hard remmen om een ongeval te vermijden. Ik zag dat de 3241 rechts naast de Volkswagen Bora gingen rijden met hun opvallende dienstvoertuig. Ik zag dat beide voertuigen recht naast elkaar rijden en tegen elkaar aan kwamen. Ik zag dat de Volkswagen Bora tegen een boom tot stilstand aankomen aan de Hondsrugweg te Emmen. Ik zag dat de bestuurder over het middenconsole klom en via de bijrijders kant het bos in rende. Ik kwam uiteindelijk uit in de [straatnaam] , dit was een woonwijk. Ik zag een manspersoon staan. Deze herkende ik als de verdachte. Ik zag de verdachte, welke ik herkende als de bestuurder van de Volkswagen Bora op mij afrennen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] van 29 april 2020, opgenomen op pagina 210 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 3] :
Op 29 april 2020 hield ik op de locatie [straatnaam] te Emmen, als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1989.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 april 2020, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 6] (de rechtbank verstaat: [slachtoffer 4] ), brigadier van politie Eenheid Noord-Nederland:
Op 29 april 2020 reed ik samen met collega [slachtoffer 3] in een onopvallende dienstvoertuig. Wij hoorden dat de collega's [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] van de 3241 achter een voertuig zaten. Een blauwe Volkswagen Bora reed met witte kentekenplaten. Ik zag dat de 3241 de Bora in haalde en daarbij achter de transparant op het dak met stop aan hadden. Ik zag dat de Bora hier niet aan voldeed. Op de Kerkhoflaan wilde collega [slachtoffer 3] de Bora links inhalen,
maar dit werd belemmerd door de Bora. Ik zag dat de bestuurder van de Bora plotseling scherp naar links stuurde. Collega [slachtoffer 3] moest hard remmen om een aanrijding te voorkomen. Op de van Schaikweg probeerde collega [slachtoffer 3] het voertuig aan de linkerzijde in te halen, maar direct hierop stuurde de bestuurder van de Bora scherp naar links. Ik voelde dat collega [slachtoffer 3] wederom hard remde om een aanrijding te voorkomen. Op de Hondsrugweg zag ik dat collega [slachtoffer 3] de Bora aan de linkerzijde wilde inhalen. Ik zag dat wij ter hoogte van de linker achterportier van de Bora reden. Ik zag dat de bestuurder van de Bora plotseling naar scherp links stuurde en ons bijna raakte. Collega [slachtoffer 3] kon een aanrijding net voorkomen door zeer krachtig te remmen. Ik was er toen nog meer van overtuigd dat de bestuurder van de Bora ons moedwillig wilde aanrijden met hoge snelheid. Dit omdat de bestuurder ons naast hem heeft zien rijden. Als collega [slachtoffer 3] niet
krachtig had geremd was de Bora vol in onze rechter zijkant gereden met hoge snelheid, waardoor een zeer zware aanrijding was ontstaan. Ik zag dat net na de kruising met de Noordbargerstraat de 3241 rechts naast de Bora kwam te rijden. Ik zag dat de Bora vervolgens naar rechts stuurt en de 3241 raakte. Vervolgens zag ik dat beide voertuigen naast elkaar reden en de Bora nogmaals een forse stuurbeweging naar rechts maakt waardoor de collega's nogmaals geraakt werden door de Bora. Ik zag dat de bestuurder geen snelheid minderde en geen stuurcorrectie maakte om een aanrijding te voorkomen, maar bewust op de 3241 inreed. Ik zag dat door deze actie de Bora de voorzijde van onze auto raakte met hun achterzijde. Ik zag dat de auto van de 3241 schuin op de weg kwam te staan en nog een stuk door schoof door de hoge snelheid waarmee de Bora dit deed. Ik zag dat de bestuurder van de Bora de macht over het stuur verloor, in de berm aan de rechterzijde van de Hondsrugweg reed en vervolgens met de voorzijde tegen de boom aan botste. Ik zag dat de bestuurder van de Bora, over het midden con-soul aan het klimmen was en dat de bijrijder net de auto uit sprong. Ik zag dat collega [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] door de bosschage renden in de richting van een groot grasveld. Ik zag dat collega [slachtoffer 5] bovenop een persoon zat. Ik herkende het grijze vest/jas van deze persoon als zijnde de bijrijder van de Bora. Op aanwijzingen van de helicopter en buurtbewoners hoorden wij dat de andere verdachte zich in de tuin van [straatnaam] bevond. Ik hoorde dat de verdachte aan was gehouden aan de voorzijde van de woning. Ik zag dat collega [slachtoffer 3] bovenop de verdachte zat. Ik herkende de verdachte als zijnde de bestuurder van de Bora. Ik was ervan overtuigd dat de verdachte ons moedwillig zwaar letsel wilde toebrengen gezien het feit dat hij meerdere keren ons fors van de weg wilde rijden en dit ook daadwerkelijke gedaan heeft bij de collega's van de 3241. Tevens was de verdachte een gevaar voor de overige weggebruikers. Hij reed met zeer hoge snelheid en hield zich niet aan de verkeersregels. Hij heeft meerdere weggebruikers in gevaar gebracht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 29 april 2020 is de achtervolging en de aanhouding gefilmd door een politiehelikopter die boven Emmen vloog en hieronder is beschreven wat er op de beelden is te zien.
Op de beelden is te zien dat het verduisterde voertuig over de Hondsrugweg te Emmen rijdt. Achter dit voertuig rijdt een opvallend en een onopvallend motorvoertuig van de politie.
Te 16.01.24 uur is te zien dat het opvallende politievoertuig rechts naast de verduisterde auto gaat rijden. Hierop is te zien dat het betrokken voertuig naar rechts stuurt, tegen het politievoertuig aan. Te zien is dat het politievoertuig om zijn as draait en tot stilstand komt.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2020, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 29 april 2020 werd op de Hondsrugweg te Emmen de verdachte [medeverdachte] aangehouden. Verdachte [verdachte] was ten tijde van deze foto’s de plaats delict reeds ontvlucht.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2020, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 6] (de rechtbank verstaat: [slachtoffer 4] ):
Het onderzoeksteam liet mij een foto zien die collega's ter plaatse hebben gemaakt vlak na de aanhouding. Ik herken op de foto de trui van deze verdachte. Collega [slachtoffer 5] zat bovenop deze verdachte toen ik door de bosschage rende. Ik weet zeker dat dit de bijrijder is van de Volkswagen Bora. Het onderzoeksteam liet mij een foto zien van de jas van verdachte [verdachte] . Deze foto is op 07 mei 2020 gemaakt door de personeel van de PI te Scheveningen. Ik herken deze jas voor 100% als zijnde de jas van de bestuurder van de Volkswagen Bora.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2020, opgenomen op pagina 137 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [slachtoffer 3] :
Aan mij, verbalisant [slachtoffer 3] werd de vraag gesteld de gepleegde verkeersovertredingen te beschrijven door de bestuurder van de Volkswagen Bora ten tijde van de achtervolging op woensdag 29 april 2020. Over de gepleegde overtredingen kan ik het volgende verklaren:
- Ik reed ik achter de Volkswagen Bora op te Emmen. Ik was samen met mijn collega [slachtoffer 6] . Ik zag dat de bestuurder het Stationsplein te Emmen op reed. Hier overtrad de bestuurder een gesloten verklaring (C2 bord ). Het Stationsplein te Emmen is niet toegankelijk voor personenvoertuigen.
- Op de Prinsenlaan te Emmen reed ik nog steeds achter de Volkswagen Bora. Dit betreft een 30 km zone. Ik zag dat wij kort achter de Volkswagen Bora reden. Ik zag dat mijn eigen snelheid op dat moment 110 km per uur betrof. Dit betreft een overschrijding van 80 km van de maximum snelheid aan de Prinsenlaan te Emmen.
- Op de Prinsenlaan te Emmen zag ik dat mijn eigen snelheid 110 km per uur betrof. Ik zag dat een medewerker van Post NL, welke op de weg liep aan de Prinsenlaan te Emmen de stoep op rende. Dit om een aanrijding met de naderende Volkswagen Bora te voorkomen.
- Op de Kerkhoflaan te Emmen zag ik dat de bestuurder van de Volkswagen Bora met een snelheid van 80 km per uur reed. Op de Kerkhoflaan te Emmen is een maximum snelheid van 50 km per uur toegestaan. Op de Kerkhoflaan te Emmen zag ik dat de bestuurder van de Volkswagen Bora zijn voertuig naar de linker weghelft stuurde. Dit deed de bestuurder om mij van de weg af te rammen. Hierdoor hield de bestuurder niet de juiste plaats op de weg.
- Op de kruising Kerkhoflaan - Wilhelminastraat te Emmen zag ik dat de bestuurder links af sloeg de Wilhelminastraat te Emmen op. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora links van de middengeleider reed. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora tegen het verkeer in ging rijden langs de middengeleider op de Wilhelminastraat te Emmen.
- Op de kruising Wilhelminastraat - van Schaikweg te Emmen zag ik dat de verkeerslichten op het rode licht stonden. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora tegen het verkeer in ging rijden door het rode licht heen. Ik zag dat de bestuurder rechts af sloeg de Van Schaikweg te Emmen op. Bij deze manoeuvre zag ik dat de bestuurder tegen het verkeer in reed en door het rode verkeerslicht heen reed.
- Op de van Schaikweg te Emmen reed ik nog steeds achter de Volkswagen Bora. Ik zag dat wij de kruising van de Schaikweg - Hondsrugweg te Emmen naderden. Ik zag dat de verkeerslichten op rood stonden. Ik zag dat de bestuurder middels de middenberm de kruising overstak. Ik zag dat de middenberm uit een hoge stoep en een groenstrook bestond. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora met hoge snelheid de kruising overstak.
- Ik zag dat wij de kruising Hondsrugweg - Ermerweg te Emmen naderden. Ik zag dat de verkeerslichten op rood stonden. Ik zag dat de bestuurder van de Volkswagen Bora door het rode verkeerslicht reed. Nadat de bestuurder tegen een boom is gereden op de Hondsrugweg te Emmen zijn beide inzitten te voet gevlucht. De bijrijder is in de directe nabijheid van de gestolen Volkswagen Bora aangehouden. Ik, [slachtoffer 3] heb de bestuurder van de Volkswagen Bora aangehouden in de [straatnaam] te Emmen. De manspersoon welke ik heb aangehouden herkende ik als de bestuurder van de Volkswagen Bora.
9. naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 april 2020, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
[verdachte] werd zenuwachtig en dacht dat hij gevolgd werd. Hij probeerde zo hard mogelijk te rijden. Ik zag een opvallende politieauto achter ons rijden. Ik zag ook een niet opvallende politieauto, volgens mij een Volkswagen Golf. Ik heb het stopteken gezien via de rechterbuitenspiegel.
V: Hoe reageerde [verdachte] hierop?
A: Gas geven. Ze reden op dat moment naast en achter ons. De opvallende politieauto werd nog geraakt. Ik denk dat [verdachte] hem tegen wilde houden, toen de politieauto ons ging inhalen.
V: In hoeverre was het jou duidelijk dat [verdachte] niet van plan was om te stoppen?
A: Vrij snel. Ik zag “stop politie” in de rechterbuitenspiegel. Ik zag en voelde, dat [verdachte] heel hard ging rijden. Wij kwamen in botsing met de politieauto, waardoor de Bora dwars op de weg kwam en stuurloos werd. [verdachte] trok aan het stuur om de politieauto te raken. Hierdoor verloor hij de macht over het stuur, waardoor hij vervolgens tegen de boom tot stilstand kwam. Ik heb gelijk de deur van de auto opengedaan. Ik was een paar meter weg, toen ik door de politie werd overmeesterd. [verdachte] was, toen ik nog in de auto zat, via het middenconsole, over mij heen, naar buiten geklommen.
10.
naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 mei 2020, opgenomen op pagina 236 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verdachte [verdachte] :
V: Hoeveel politieauto’s heb jij gezien?
A: twee.
V: Op een gegeven moment is een politieauto rechts van jullie gaan rijden, vlak voor het punt dat jullie de bosjes in zijn gereden. Dit is een weg met twee rijstroken. Vanuit de politiehelikopter is duidelijk te zien, dat de Volkswagen Bora ver over de wegas komt en tegen de politieauto aan stuurt.
A: Ja, dat zou kunnen. Zij reden tegen ons aan. Ik ben toen uitgestapt. Ik ben door de bosjes gelopen Ik ben uiteindelijk aangehouden. Ik ben nog langs een huis en een schuurtje gelopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 29 april 2020 te Valthermond, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een personenauto (Volkswagen Bora), toebehorende aan [slachtoffer 1] , en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten het maken van een proefrit als mogelijke kopers van voornoemde personenauto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op 29 april 2020 te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (allen werkzaam als politieambtenaar van de politie Eenheid Noord-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven, een auto heeft bestuurd op hoge snelheid en daarbij meermalen, forse stuurbewegingen heeft gemaakt in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] zich bevonden en in de richting van het politievoertuig waarin [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 29 april 2020 te Emmen als bestuurder van een voertuig (Volkswagen Bora), daarmee rijdende op de wegen, Stationsplein en Prinsenlaan en Kerkhoflaan en Wilhelminastraat en van Schaikweg en Hondsrugweg, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte heeft een gesloten verklaring overtreden door het Stationsplein op te rijden en
- verdachte heeft op de Prinsenlaan en de Kerkhoflaan met een veel hogere snelheid gereden dan ter plaatse toegestaan en
- verdachte heeft op de Prinsenlaan met voornoemde hoge snelheid niet voldoende uitgeweken voor een voetganger en
- verdachte heeft zich op de Kerkhoflaan en de kruising Kerkhoflaan- Wilhelminastraat en op de kruising Wilhelminastraat-van Schaikweg op de verkeerde weghelft bevonden, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en
- verdachte heeft op de kruising Wilhelminastraat-van Schaikweg en de kruising van Schaikweg-Hondsrugweg en op de kruising Hondsrugweg-Ermerweg door rood gereden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van verduistering;
2. poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
3. overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met proeftijd van 3 jaren onder het stellen van de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden, inhoudende:
- een meldplicht;
- een ambulante behandeling;
- een drugsverbod;
- een alcoholverbod;
- meewerken aan schuldhulpverlening/bewindvoering;
- meewerken aan dagbesteding;
- meewerken aan ambulante (woon)begeleiding.
Daarnaast heeft hij gevorderd verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen kentekenplaten.
Ter zake van feit 3 heeft de officier van justitie ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd door de duur van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, indien er ondanks de bepleite vrijspraken een veroordeling mocht volgen, gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf, waarvan de duur niet langer is dan de reeds ondergane preventieve hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte uitgebrachte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 april 2020 samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het verduisteren van een personenauto. Vervolgens is verdachte als bestuurder van deze verduisterde auto op de vlucht geslagen voor twee politievoertuigen met daarin telkens twee politieambtenaren. Verdachte wilde aan staande houding ontkomen en is daarom met zeer hoge snelheden en zeer gevaarzettend door (de bebouwde kom) van Emmen gereden. Hij is daarbij onder andere meermalen door rood gereden en heeft tegen het verkeer in gereden. Verdachte is meermalen ingereden op genoemde politievoertuigen en heeft tevens meermalen bewust een politievoertuig geramd. Dergelijk verkeersgedrag van een bestuurder die niet in het bezet is van een rijbewijs en onder invloed is van verdovende middelen, levert niet alleen het in gevaar brengen van het verkeer op, maar ook een poging tot doodslag op deze politieambtenaren.
De rechtbank rekent genoemde feiten verdachte in hoge mate aan. Hij heeft geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen, door er zonder volledige betaling, na een proefrit met de personenauto van de verkoper er vandoor te gaan. Vervolgens heeft hij door zijn rijwijze in hoge mate de verkeersveiligheid in gevaar geacht. Verdachte heeft daardoor niet alleen zichzelf, zijn mede-inzittende, maar ook de levens van de politieambtenaren ernstig in gevaar gebracht. Het handelen van verdachte had ernstige gevolgen kunnen hebben en ook op een ander manier kunnen aflopen.
Daarnaast rekent de rechtbank verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, maar de schuld afschuift op de mede-inzittende, als zijnde de bestuurder.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is meermalen veroordeeld voor overtredingen van de wegenverkeerswet. Hij lijkt uit die veroordelingen geen enkele lering te trekken. Mede daarom is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een aanzienlijke gevangenisstraf, grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dient te worden opgelegd. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk deel bepalen op 30 maanden met aftrek van voorarrest en het voorwaardelijk deel op 6 maanden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat hij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden worden verbonden de door de reclassering geadviseerde en de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is ook van oordeel dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd omdat de verdachte zich als verkeersdeelnemer zodanig heeft gedragen dat de verkeersveiligheid daardoor in hoge mate in gevaar is gebracht.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten kentekenplaten, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu met behulp daarvan de opsporing van feit 1 is belemmerd, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45, 47, 57, 62, 287 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
ten aanzien van de feiten onder 1 en 2 primair:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis (telefonisch) meldt bij de reclassering van [instelling] , telefoon [telefoonnummer] . Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
2. dat de veroordeelde meewerkt mee aan (psychologisch) onderzoek en diagnostiek en een ambulante behandeling bij een instelling voor ambulante (forensische) verslavings- of psychiatrische zorg, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en bloedonderzoek:
4. dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod, zolang de reclassering dit nodig acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) en bloedonderzoek;
5. dat veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind. Veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën en schulden;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan een dagbesteding bij een nader te bepalen organisatie voor dagbesteding en re-integratie, zolang de reclassering dit nodig acht. Hij blijft zich inzetten voor het aangaan en behouden van dagbesteding, werk of een opleiding en laat zich hierop controleren;
7. dat de veroordeelde meewerkt aan ambulante (woon)begeleiding, zodra en zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen goederen:

- een Duitse kentekenplaat, met kenteken [kenteken] ;
- een Duitse kentekenplaat, met kenteken [kenteken] ;
- twee kentekenplaten, met kenteken [kenteken] .
ten aanzien van feit 3:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter,
mr. M.A.A. van Capelle en mr. T.P. Hoekstra, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2020.