Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/840039-19, de feiten 1 primair en 2 onder parketnummer 18/840081-18 en ter zake van het hem ten laste gelegde onder parketnummer 18/146586-19.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 onder parketnummer 18/840039-19. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ter terechtzitting een alternatief scenario heeft geschetst dat niet op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan worden uitgesloten. Verdachte heeft slechts zijn kleding uitgeleend, hetgeen eventueel een medeplichtigheid aan de overval zou kunnen opleveren. Nu dit niet aan verdachte is ten laste gelegd, dient vrijspraak te volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 onder 18/840039-19, het onder
1 primair en 2 onder parketnummer 18/840081-18 en het onder 18/146586-19 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
t.a.v. parketnummer 18/840039-19, feit 2:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 april 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier met de nummers NN2R019050 (onderzoek Haiderabad) en NN2R019076 (Manukau), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevinding van beelden van Politie Noord-Nederland d.d. 30 april 2019, opgenomen op p. 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
T.a.v. parketnummer 18/840081-18, feit 1 primair:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 31 juli 2018, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier met nummer NN2R018060 (onderzoek Durant) d.d. 6 september 2018, inhoudende de verklaring van [naam 2] namens de [benadeelde partij 3] Groningen.
T.a.v. parketnummer 18/840081-18, feit 2:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 mei 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte].
T.a.v. parketnummer 18/146586-19:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 maart 2019, opgenomen in het dossier met nummer 2019058301 d.d.
30 mei 2019, inhoudende de verklaring van [naam 3] namens [slachtoffer 5].
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 18/840039-19 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2019, voor zover inhoudende:
Ik heb de aangetroffen groene North Face jas geleend van iemand anders. De aangetroffen Primark legging, de sokken en de Nike trainingsbroek zijn van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juli 2019, opgenomen op pagina 213 e.v. van het dossier met de nummers NN2R019050 (onderzoek Haiderabad) en NN2R019076 (Manukau), inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] namens [benadeelde partij 1] [straatnaam] te Groningen:
Ik ben bedrijfsleider bij de [benadeelde partij 1], vestiging [straatnaam] te Groningen. Ik was zelf aanwezig tijdens de overval op deze vestiging van de [benadeelde partij 1] op 30 juni 2019. Ik was met een collega [slachtoffer 2]. Om ongeveer 23.48 uur kwamen er twee personen via de achterdeur de zaak binnen lopen. Ik zag dat twee jongens in donkere kleding, met bivakmutsen op, de zaak naar binnen liepen. Eén van deze jongens had twee messen in zijn handen. Ik zag dat hij in beide handen één mes vast had. Ik zag dat de andere persoon een vuurwapen in zijn hand had. Ik zag dat hij het wapen recht voor zich uit richtte, hij richtte dit op mij. Ik zag dat de beide jongens dicht op mij af kwamen totdat ik de kassa opende. Ik hoorde dat de jongen met de twee messen in zijn hand zei: 'Geef geld of ik maak je dood'. Ik heb de kassa geopend en de kassalade aan hem gegeven. Toen de jongen met het mes bij mij was, rende de jongen met het pistool richting de keuken om [slachtoffer 2] te halen. Toen ik eenmaal de kassa had afgegeven, zag ik dat de jongen met het mes ook naar de keuken liep. Ik liep hem achterna. [slachtoffer 2] liep voorop het kantoor in. Daarna gingen de twee daders het kantoor in.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juli 2019, opgenomen op pagina 216 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik ben werkzaam bij [benadeelde partij 1] aan de [straatnaam] te Groningen. Op
30 juni 2019 was ik ook aan het werk. Ik zag ineens vanuit de keuken twee personen naar binnen gaan. Ik zag dat zij capuchons over hun hoofden hadden. Ik zag ook dat ze naar de voorkant van de zaak renden. Ik kwam de keuken uit en zag dat ze naar [slachtoffer 1] waren gelopen. Ik zag dat de kleinere man de kassalade in zijn handen had. Ik zag dat de andere man in mijn richting kwam. Deze langere man pakte mij vast en ik hoorde hem zeggen, "ik wil de kluis, naar het kantoor, ik wil de kluis".
Ik had het pistool al gezien toen de langere man op mij af kwam lopen. Hij heeft met het pistool in mijn richting gewezen. Ik zag dat de kleinere jongen een mes in zijn hand had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 11 juli 2019, opgenomen op pagina 226 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik heb videobeelden bekeken van een overval op de [benadeelde partij 1] aan de [straatnaam] te Groningen op 30 juni 2019 tussen 23:50 uur en 24:00 uur. Op de videobeelden zie ik twee jonge mannen. Ik kan de man NN2 als volgt omschrijven:
- normaal tot slank postuur;
- lichamelijk jonge, behendige en vlugge bewegingen;
- donkere gezichtsbedekking;
- groene softshell jas met capuchon, merk North Face, reflecterende logo's;
- donkere trainingsbroek, zijdelings een witte streep, merk Nike;
- twee donkere kousen als handschoenen gedragen;
- onder de jas is rode/oranje onderkleding zichtbaar.
Kanaal 8 en kanaal 1:
Kanaal 8 en 1 hadden zicht op de achteringang van de [benadeelde partij 1]. Ik zag dat NN2 gevolgd door NN1 deze ruimte rennend betreden vanaf de ingang aan het [straatnaam]. Ik zag dat NN2 in zijn rechterhand een relatief groot keukenmes met rood lemmet vasthoudt. Ik zag dat NN2 in zijn linkerhand een relatief groot keukenmes met zilverkleurig lemmet vasthoudt. De vingers van NN2 zijn niet te onderscheiden. Ik zag dat NN1 een voorwerp gelijkend op een vuurwapen vasthoudt.
Kanaal 3:
Kanaal 3 had zicht op de keuken en was naar voren richting kassa's gericht. Door de aangifte en getuigenverklaringen te lezen herkende ik aangever [slachtoffer 1]. Ik zag aangever bij de kassa's staan. Ik zag NN2 zwaaiend met het rode mes richting de aangever rennen. Ik zag dat NN1 volgt. Ik zag dat NN2 ongeveer twee seconden lang zijn rechter arm om de nek van aangever slaat. Ik zag dat NN2 het rode mes om de nek van aangever brengt. Ik zag dat NN1 terug rent. Ik zag dat de aangever de kassalade aan NN2 overhandigt. Ik zag dat NN2 met de kassalade en de twee messen in zijn handen terug rent.
Kanaal 7:
Kanaal 7 had zicht op de balie en kassa's aan de voorzijde van de onderneming. Ik zag dat NN2 het zilveren mes tegen de buik van de aangever wijst/duwt. Ik zag dat NN2 met het zilverkleurige mes de kassalade aanwijst. Ik zag dat de aangever de kassalade uit de kassa pakt en aan NN2 geeft.
Kanaal 4:
Kanaal 4 had zicht op een tussenruimte tussen de keuken, kanaal 3 en de ruimte genoemd bij kanaal 8. Door de aangifte en getuigenverklaringen te lezen herkende ik getuige [slachtoffer 2]. Ik zag dat NN1 de getuige voor zich uit duwt richting de achteruitgang. Ik zag dat NN2 en hierna de aangever volgen. Iedereen verdwijnt uit beeld. Ik zag dat NN2 terugkomt, bukt en een handeling op de grond uitvoert.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 12 juli 2019, opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Het was op een zondag, rond 23:50 uur. Een persoon kwam uit de richting van de Noorderbinnensingel. Het leek alsof hij in de heg viel of met vaart erin rende of fietste. Als ik het zo invul sprak hij met een Noord-Afrikaans/Marokkaans accent. Ik dacht dat de persoon zich aan het omkleden was. Ik schat hem iets kleiner dan 1.88m. Hij had kort, donkerbruin of zwart haar met een lichte krul of kroeshaar. Ik zag in de bosjes waar de persoon eerder stond iets van textiel liggen, zwart met een opdruk. Er lag ook een mes met een zwart heft.
6. Een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 1 juli 2019, opgenomen op pagina 370 e.v. van voornoemd dossier:
Goednummer : PL100-2019168964-1156179
Object : Mes (vleesmes)
Bijzonderheden : Aangetroffen in heg [straatnaam]
Goednummer : PL100-2019168964-1156185
Object : Mes (vleesmes)
Bijzonderheden : Aangetroffen in heg [straatnaam]
Goednummer : PL0100-2019168964-1156188.
Object : Kleding (broek).
Merk/type : Primark legging
Spoor identificatienr. : AAMO9834NL
Plaats inbeslagname : 1 juli 2019 op de [straatnaam] Groningen.
Goednummer : PL0100-2019168964-1156191.
Object : Kleding (sok).
Aantal : 2 stuks.
Spoor identificatienr. : AAMO9842NL
Plaats inbeslagname : 1 juli 2019 op de [straatnaam] Groningen.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.07.05.136, d.d. 9 juli 2019 opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, inclusief bijlage, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Omschrijving onderzoekslocatie
Onderzoek heg [straatnaam]
Ik zag de volgende goederen: een rood gekleurd vleesmes, een vleesmes met een zwart heft, een zwarte legging van het merk “Primark” en één paar sokken.
Onderzoek naar biologische sporen
Legging AAM09834NL
De buiten- en binnenzijde van de tailleband zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn als
AAM09834NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie
Legging
AAM09834NL#02 :
Afgeleid DNA-hoofdprofiel, [verdachte]. Matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 19 juli 2019, opgenomen op pagina 347 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op maandag 1 juli 2019 werd kleding aangetroffen in de struiken bij [bedrijf] gelegen aan de [straatnaam] te Groningen. De aangetroffen kleding betrof een groene The North Face jas. Tevens werd er een zwarte Nike trainingsbroek met witte streep tot op de knie aangetroffen.
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een ID-staat van verdachte d.d. 16 juni 2019, opgenomen op pagina 127 van het proces-verbaal van voorgeleiding van het dossier met de nummers NN2R019050 (onderzoek Haiderabad) en NN2R019076 (Manukau).
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat op 30 juni 2019 een gewapende overval is gepleegd op de [benadeelde partij 1] aan de [straatnaam] te Groningen. Daarbij hebben de twee daders gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en twee messen, waarvan één met een rood lemmet. Blijkens de aangifte en de camerabeelden droeg een van de daders een groene jas van het merk North Face, een donkere trainingsbroek met zijdelings een witte streep van het merk Nike en donkere kousen over zijn handen.
Vlak na de overval wordt door getuige [getuige] waargenomen dat in de bosjes van zijn tuin aan de [straatnaam] te Groningen - op een afstand van ongeveer 150 meter van de [benadeelde partij 1] - zich een persoon ophoudt, die zich lijkt om te kleden. De getuige omschrijft de persoon als een licht getinte man met donkerbruin dan wel zwart haar met een soort krul of kroes. Gelet op de foto van verdachte op de ID-staat, waarop is te zien dat verdachte licht getint is en donkerbruin, dan wel zwart krullend haar heeft, is de rechtbank van oordeel dat hij past in het door getuige [getuige] gegeven signalement.
In de bosjes aan de [straatnaam] worden, direct nadat de door getuige [getuige] waargenomen persoon is weggerend, door hem een zwarte legging, twee sokken en twee messen aangetroffen, waarvan één met een roodgekleurd lemmet. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de verklaring van [getuige], als vaststaand worden aangenomen dat de persoon die door deze getuige is waargenomen degene is geweest die deze goederen heeft achtergelaten. Gelet op het feit dat deze goederen zijn aangetroffen vlakbij en net na de overval, kan tevens worden aangenomen dat het gaat om de messen en kleding die bij deze overval zijn gebruikt.
In de naastgelegen tuin van het pand aan de [straatnaam] wordt een dag na de overval eveneens kleding aangetroffen, te weten een groene jas van het merk North Face en een zwarte Nike trainingsbroek met een witte streep aan de zijkanten tot aan de knie. Gelet op de signalementen van de daders van de overval op de [benadeelde partij 1], zoals te zien op de camerabeelden in combinatie met het feit dat deze kleding relatief kort na en in de onmiddellijke omgeving van de overval is aangetroffen, gaat de rechtbank er vanuit dat de kleding die is aangetroffen, is gedragen door één van de daders van voornoemde overval.
De binnenkant van voornoemde legging is bemonsterd en uit DNA-onderzoek is een DNA-hoofdprofiel voortgekomen. Dit afgeleide DNA-hoofdprofiel heeft een match opgeleverd in de DNA-databank met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een ander dan verdachte is, is kleiner dan één op één miljard. Verdachte heeft ter terechtzitting ook toegegeven dat hij voornoemde jas in bezit heeft gehad (naar zijn zeggen geleend van een ander) en dat de trainingsbroek, legging en sokken van hem waren.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven geschetste feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte één van de overvallers is geweest.
Ter terechtzitting heeft verdachte een alternatief scenario naar voren gebracht voor het aantreffen van kleding met zijn DNA-materiaal erop. Verdachte heeft verklaard dat hij de aangetroffen kleding, waaronder de legging, zou hij hebben uitgeleend aan anderen en dat hij niet heeft stilgestaan bij het risico dat hij zou kunnen worden aangemerkt als verdachte wanneer de kleding bij het plegen van een strafbaar feit zou worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verdachte deze verklaring in een laat stadium van het proces, namelijk pas ter terechtzitting en na kennisname van het procesdossier, heeft afgelegd. Daarnaast weigert verdachte te verklaren over de personen aan wie hij de kleding zou hebben uitgeleend. Door niet te verklaren wie de overvallers zouden zijn geweest, is de verklaring van verdachte derhalve niet verifieerbaar. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet zou hebben stilgestaan bij het risico dat hij zou kunnen worden aangemerkt als verdachte wanneer de door hem uitgeleende kleding bij een overval zou worden gebruikt, ook los daarvan ongeloofwaardig. Daartoe overweegt de rechtbank dat het onaannemelijk is dat verdachte, die wordt beschreven als een intelligente en berekenende jongen, zijn kleding zou uitlenen aan anderen voor een relatief klein bedrag, wetende dat daarmee een strafbaar feit zou kunnen worden gepleegd. Dat is te minder geloofwaardig, omdat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij bij een eerdere door hem gepleegde overval de gebruikte kleding juist heeft weggegooid om zo zijn betrokkenheid bij die overval te verhullen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte één van de twee personen is die de overval op de [benadeelde partij 1] heeft gepleegd.