ECLI:NL:RBNNE:2020:377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
18/830040-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van inklimming en medeplegen van schuldwitwassen

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van diefstal door middel van inklimming en medeplegen van schuldwitwassen. De zaak betreft twee parketnummers: 18/830040-19 en 18/247236-18. De verdachte werd ervan beschuldigd op 22 januari 2019 in Glimmen een aantal goederen, waaronder een Samsung tablet en sieraden, te hebben weggenomen uit de woning van het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De verdachte had zich toegang verschaft tot de woning door middel van braak. Daarnaast werd hem verweten dat hij op 6 juni 2018 in Groningen, samen met anderen, een auto had verworven waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze afkomstig was uit een misdrijf.

Tijdens de zitting op 16 januari 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij de sieraden had ingeleverd bij een juwelier en dat hij op de dag van de inbraak met een getuige in de buurt was geweest, maar niet in Glimmen. De rechtbank heeft echter bewijs gevonden dat de verdachte de goederen daadwerkelijk had weggenomen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was en dat de verklaringen van de getuigen wel degelijk bewijs vormden voor zijn betrokkenheid bij de diefstal.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlasteleggingen en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 110 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet de verdachte een werkstraf van 80 uren uitvoeren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op het slachtoffer, een oudere dame die emotioneel was door de inbraak. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830040-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/247236-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/830040-19 ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 22 januari 2019 te Glimmen, gemeente Groningen, een hoeveelheid goederen, waaronder een Samsung tablet/computer, een hoeveelheid sieraden (waaronder een gouden zegelring, (een) gouden ring(en) en/of (een) gouden tientje(s)) en/of een fietstas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen in/uit de woning aan de [straatnaam] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2019 tot en met 28 januari 2019 te Groningen, gemeente Groningen, althans in Nederland, een hoeveelheid goederen, waaronder te weten een hoeveelheid sieraden, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18/247236-18 ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 6 juni 2018 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een (personen)auto (Seat Ibiza, kleur groen, kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 juni 2018 te Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp (te weten een (personenauto, Seat Ibiza, kleur groen, kenteken [kenteken] ) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

In de zaak met parketnummer 18/830040-19

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft stellig ontkend dat hij de sieraden uit de woning in Glimmen heeft weggenomen. Hij heeft de sieraden via Marktplaats gekocht van een persoon die zich [naam 2] noemt. Verdachte heeft daarover meteen openlijk verklaard. Getuige [getuige 1] heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens het verhoor door de politie niet de waarheid heeft verklaard. Hij was weliswaar op de middag van de inbraak met verdachte aan het toeren met de auto, maar zij zijn niet gestopt in Glimmen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de vermoedelijke dader omstreeks 15.15 uur in de woning heeft gezien. Blijkens de historische verkeersgegevens straalde het telefoontoestel van verdachte op dat moment niet een telefoonmast aan in Glimmen, maar in Groningen. Daaruit moet worden afgeleid dat verdachte ten tijde van de inbraak niet in Glimmen was.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
1. De door verdachte ter zitting van 16 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik bij het [bedrijf 1] gouden sieraden heb ingeleverd. U vraagt mij of ik op 22 januari 2019 in Glimmen ben geweest. Het klopt dat ik op die dag met [getuige 1] ben wezen toeren met de auto en het is mogelijk dat we ook door Glimmen zijn gereden. U houdt mij voor dat er ook een gouden zegelring en een tablet, die eveneens zijn weggenomen uit de woning in Glimmen, zijn teruggevonden in mijn auto. Dat klopt. Ik was de tablet vergeten en blijkbaar was ik vergeten die ring weg te brengen naar het [bedrijf 1] . Volgens mij wist ik dat die ring van echt goud was. Ik bewaarde de sieraden en de tablet in mijn auto, in het dashboardkastje of onder de stoel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlage, d.d. 22 januari 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019019655 d.d. 26 april 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op dinsdag 22 januari 2019 te 12:50 uur heb ik de woning verlaten. De woning was
deugdelijk afgesloten. Op dinsdag 22 januari 2019 te 16:30 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken en dat er enig goed was weggenomen. Ik weet dat mijn zwarte Samsung tablet is weggenomen. Een raam in mijn badkamer stond open en dit niet zo was toen ik wegging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 23 januari 2019, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier:
Verder ben ik er achter dat de volgende goederen ook nog zijn weggenomen;
- Gouden heren zegelring met op de zegel letters [initialen]
- Gouden klassieke trouwring met inscriptie
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 28 januari 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van het voornoemd dossier:
Ik wil daarvan bij deze ook nog aangifte doen. Het gaat om de volgende goederen die tijdens die inbraak bij mij uit de woning zijn weggenomen:
- 2 gouden tientjes van Wilhelmina
- een antiek gouden damesringetje met granaatjes
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 4 april 2019, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier:
U vraagt mij of er tijdens de inbraak ook een tas of fietstas weggenomen is. Deze fietstas stond in mijn schuur. Dit is een soort fietstas die je aan een kant met twee haken aan de bagagedrager van de fiets kunt hangen. Deze tas was effen blauw met lichtblauw van kleur. Verder zat er een kliksluiting aan de buitenkant van de fietstas. Verder mis ik ook nog een horloge van het merk Prisma.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte, met bijlagen, d.d. 27 maart 2019, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Uiteindelijk zijn [verdachte] en ik inderdaad wezen toeren zoals ik net al aangaf. Uiteindelijk stopten wij ergens. [verdachte] stapte toen uit de auto en had niks in zijn handen tijdens het vertrekken. Toen hij even later weer terug kwam zag ik dat hij een soort fietstasje in zijn handen had.
V: Kun jij die tas eens omschrijven?
A: Volgens mij was die grijs. Het knopje waardoor de tas dicht gaat had volgens mij
wel een felle kleur. Deze was oranje of geel. Ik denk dat het een soort fietstasje was.
O: verbalisanten halen google maps erbij.
V: Waar heeft de auto dan gestaan.
A: De verdachte wijst de [straatnaam] te Glimmen aan. De auto is geparkeerd in de greppel
ter hoogte van [straatnaam] te Glimmen. Toen [verdachte] uit de auto liep, zag ik dat
hij de enige doorgang inliep die daar is. Als ik het op de kaart bekijk liep [verdachte] tussen de [straatnaam] door. Hier is een soort van pad.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 7 februari 2019, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens controle van het Digitaal Opsporings Register werd een behoorlijke partij sieraden aangetroffen die tegelijkertijd waren ingeleverd bij het [bedrijf 1] te Groningen. Op 6 februari 2019, omstreeks 19:30 uur ben ik naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan en heb haar de foto's getoond van de door ons gefotografeerde sieraden. Bij het zien van de foto's reageerde [slachtoffer 1] emotioneel. Zij herkende direct de volgende sieraden:
-1 gouden tientje
-1 gouden ring
-2 gouden ringen, stenen waren verwijderd
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 8 maart 2019, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Omstreeks 09:55 uur, bevonden wij ons aan de [straatnaam] te Groningen ter hoogte van [nummer] . Hier zagen wij een auto met het kenteken [kenteken] . Uit onderzoek mag blijken dat dit de auto is die in gebruik is bij [verdachte] . Onder het dashboardkast zagen wij een goudkleurig voorwerp liggen. Bij nader onderzoek bleek dat dit een zegelring betrof met de initialen [initialen] . Tevens lag er in de kofferbak een wit kleurig plastic tasje. In dit plastic tasje zagen wij een witte mini Samsung Galaxy tablet "tab 3". Hierop heb ik een tweetal foto's genomen van de tablet en de zegelring en deze via de WhatsApp naar [naam 1] gestuurd zijnde de zoon van de aangeefster [slachtoffer 1] waar de inbraak is gepleegd en wat het onderzoek betreft waarvoor Markhouss is aangehouden. Hierop werd ik gebeld door [naam 1] en hoorde ik hem aan de telefoon zeggen: "Ja die zegelring is van mijn vader dat weet ik 100% zeker. Die tablet is ook van mijn moeder, ik herken beide goederen. Deze zijn bij de inbraak weggenomen."
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De door verdachte geschetste gang van zaken dat hij de sieraden die hij heeft aangeboden bij het [bedrijf 1] via Marktplaats heeft gekocht, wordt weerlegd door de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. [getuige 2] [getuige 1] heeft tijdens zijn verhoor door de politie verklaard dat hij in de middag van 22 januari 2019 met verdachte in Glimmen is geweest. [getuige 1] en verdachte zijn op een plek in de buurt van de woning van aangeefster gestopt, waarbij [getuige 1] bij de auto enige tijd op verdachte heeft gewacht. [getuige 1] heeft verdachte zonder tas zien weglopen bij de auto en met een fietstas zien terugkomen. Aangeefster heeft bevestigd dat een fietstas uit haar schuur is weggenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte deze fietstas, samen met de goederen, die verdachte heeft ingeleverd bij het [bedrijf 1] en die zijn gevonden in de auto van verdachte, heeft weggenomen uit de woning van aangeefster.
De rechtbank acht de door [getuige 1] ter terechtzitting afgelegde andersluidende verklaring over hetgeen verdachte en hij op 22 januari 2019 hebben gedaan ongeloofwaardig. De rechtbank heeft voorts in het hiervoor bij de bewijsmiddelen onder 6 opgenomen proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] bij de politie geen aanwijzingen gevonden dat [getuige 1] onder druk gezet is om deze verklaring af te leggen.
In de zaak met parketnummer 18/247236-18
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw pleit voor vrijspraak voor het in de zaak met parketnummer 18/247236-18 primair en subsidiair ten laste gelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent dat hij in de auto heeft gezeten. De camerabeelden van de [bedrijf 2] , waarop te zien zou zijn dat verdachte in de auto zit, zijn niet terug te vinden in het dossier, zodat de bewijswaarde hiervan niet te controleren is. Medeverdachte [medeverdachte] zat in de betreffende auto en is hij na een achtervolging door de politie aangehouden. Twee andere jongens die ook in de auto zaten zijn weggerend. [medeverdachte] noemt verdachte als bestuurder, maar heeft reden om verdachte te beschuldigen. Een onafhankelijke [getuige 2] die de jongens na de achtervolging uit de auto heeft zien komen, omschrijft de persoon die de auto bestuurde met een signalement dat niet kan matchen met dat van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
1. De door verdachte ter zitting van 16 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben te zien op de camerabeelden van de [bedrijf 3] . Ik heb daar een broodje gehaald. U houdt mij voor dat te zien is dat ik aan het bellen ben. Dat klopt. Ik had een witte Samsung en blijkbaar ben ik die daarna verloren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlage, d.d. 4 juni 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018195109 d.d. 6 september 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Tussen maandag 4 juni 2018 te 09:30 uur en maandag 4 juni 2018 te 09:45 uur: "Ik ben eigenaar van een personenauto, merk Seat, type Ibiza, kleur groen, voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik liep naar de plaats waar ik mijn auto had geparkeerd en zag dat deze daar niet meer stond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2018, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik keek camerabeelden gemaakt in de [bedrijf 2] aan [straatnaam] te Groningen. Ik keek deze beelden in verband met een diefstal voertuig, een Seat Ibiza voorzien van kenteken [kenteken] , weggenomen op maandag 4 juni 2018. Ik heb beelden van twee verschillende camera's bekeken.
Beeld 1:
Ik zie op de beelden dat het camera '03 Entree' betreft. Om 14:34.20 uur, zie ik vanaf links een lichtgroene auto in beeld komen.
Ik zie dat bovengenoemd voertuig om 14:34.25 uur, wordt geparkeerd aan [straatnaam] voor de [bedrijf 2] . Vervolgens om 14:34.34 uur stapt zowel aan de passagierszijde als aan de bestuurderszijde een persoon uit. Ik zie dat persoon 1 uit de passagierszijde stapt en persoon 2 uit de bestuurderszijde. Ik zie om 14:34.53 uur dat de personen beiden links het beeld uit lopen.
Beeld 2:
Om 14:34:15 uur, zie ik een lichtgroene auto in beeld komen. Ik zie dat er aan de voorkant een S staat dat ik herken als het teken van Seat. Ik zie om 14:34:18 uur dat er twee personen in het voertuig zitten. Om 14:34:21 uur zie ik dat het voertuig rechts uit beeld verdwijnt. Om 14:34:54 uur zie ik dat persoon in beeld komt. Ik zie dat persoon 2 kort achter persoon 1 volgt. Om 14:35:03 uur zie ik de jongens links uit beeld verdwijnen. Ik herken beide personen als de personen die op beelden '03 Entree' uit de groene Seat zijn gestapt. Ik kan persoon 2 als volgt omschrijven:
man, tussen de 20-22 jaar oud, zwart haar glad achterover gekamd, licht getint, grijs shirt/trui, zwart gewatteerde korte jas, grijze strakke spijkerbroek, beige schoenen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 11 juni 2018, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik keek camerabeelden gemaakt in de [bedrijf 3] aan [straatnaam] te Groningen.
Beeld 1:
Ik zie op het beeld dat het de camera van de counter [bedrijf 3] betreft. Ik zie dat de beelden op 6 juni 2018 zijn opgenomen. Om 14:27:57 uur zie ik persoon 2 in beeld komen. Hij staat bij de kassa van de [bedrijf 3] . Ik herken deze als persoon 2 genoemd in het proces-verbaal van bevindingen 2018142746-25 gemaakt over de camerabeelden van de [bedrijf 2] te Groningen. Ik kan persoon 2 als volgt omschrijven:
- 1.70 meter
- licht getint
- zwart haar strak naar achter gekamd met gel
- slank
- licht grijze polo met zwarte accenten
- grijze skinny jeans
- hoge beige schoenen
- zwarte korte gewatteerde jas in zijn hand.
Ik zie om 14:29:03 uur persoon 1 in beeld komen. Ook deze herken ik van de eerdere beelden.
Beeld 2:
Ik zie om 14:31:42 uur dat jongen 2 een witte telefoon uit zijn broekzak pakt.
Om 14:34:45 uur zie ik dat jongen 2 met zijn witte telefoon belt en ondertussen verlaten beide jongens de [bedrijf 3] .
Het is mij niet bekend of de tijden die worden weergegeven in het beeld van de camera's overeenkomt met de officiële Nederlandse tijd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2018, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op woensdag 06 juni 2018 omstreeks 15:20 uur hoorden wij, verbalisanten, van [verbalisant 1]
en [verbalisant 2] , een melding over een gestolen voertuig. Dit voertuig was door een collega gezien op de Johan van Swedenlaan in Groningen, en is uiteindelijk na een korte achtervolging tot stilstand gekomen aan de James Baldwinstraat in Groningen. Omstreeks 15:25 uur kwamen wij ter plaatste aan de James Baldwinstraat te Groningen. Wij, verbalisanten, zagen aan het einde van de James Baldwinstraat een groene Seat Ibiza voorzien van het kenteken [kenteken] staan. Wij, verbalisanten, zagen dat de deuren van de bestuurderszijde en van de bijrijderszijde open stonden, en dat de bijrijdersstoel naar voren geklapt stond. Wij hebben vervolgens de omgeving van het voertuig afgezet. Ik, verbalisant van [verbalisant 1] , zag dat er aan de bestuurderszijde van de auto links naast de bestuurdersstoel een witte Samsung telefoon lag.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 7 juni 2018, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
A: Ik was naar de stad gegaan. Ik kwam twee mensen tegen die ik eerder had gezien bij
het uitgaan. Ik ben ingestapt. Toen zijn we gaan rijden, hierna kwam de politie en die kwam met sirenes achter ons aan. Ik was helemaal in shock. Ze hebben de auto gestopt en zijn ze weg gaan rennen. Ik heb de achterbank naar voren gedaan en ben ook naar buiten gerend.
A: Ik ken één van de twee jongens. Ik ken hem van school van vroeger. Die andere ken
ik echt niet.
V: Wie is dan degene die je kent?
A: [verdachte] . Maar ik wil niemand verlinken.
V: Wat deed [verdachte] gister?
A: Rijden.
V: Hoe kan jij [verdachte] omschrijven qua uiterlijk?
A: Grijze broek, grijs shirt en beige schoenen.
V: Zijn haar?
A: Zwart en een beetje lang boven op?
V: Hoe had hij zijn haar gisteren?
A: Naar achteren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/830040-19 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/247236-18 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18/830040-19 primair
hij op 22 januari 2019 te Glimmen, gemeente Groningen, een hoeveelheid goederen, waaronder een Samsung tablet, een hoeveelheid sieraden (waaronder een gouden zegelring, gouden ringen en gouden tientjes en een fietstas, die toebehoorden aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen uit de woning aan de [straatnaam] met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel inklimming;
18/247236-18 subsidiair
hij op 6 juni 2018 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (Seat Ibiza, kleur groen, kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad en van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededaders redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
2. Medeplegen schuldwitwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 18/830040-19 primair en het in de zaak met parketnummer 18/247236-18 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, als ook een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij acht het adolescentenstrafrecht van toepassing nu de reclassering dat heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een werkstraf voor de duur van 140 uren indien de ten laste gelegde feiten worden bewezenverklaard. Bij een eventueel voorwaardelijk strafdeel verzoekt zij de proeftijd te beperken tot een jaar, omdat verdachte al ruim een jaar onder toezicht staat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en heeft daarbij onder meer gouden sieraden weggenomen die het slachtoffer dierbaar waren. Het slachtoffer was een dame van tachtig jaar en zij was zeer geëmotioneerd door verdachtes daad. Niet alleen heeft verdachte, door zich schuldig te maken aan deze strafbare feiten te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van het slachtoffer, maar hij heeft ook haar gevoelens van veiligheid in haar eigen woning aangetast. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden in een auto, waarvan hij had moeten vermoeden dat deze afkomstig was van enig misdrijf. Dit getuigt wederom van gebrek aan respect voor de eigendomsrechten van anderen.
Toepassing adolescentenstrafrecht
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of in het kader van het zogenoemde adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van de gepleegde woninginbraak was verdachte 18 jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. De rechter kan adolescenten van 18 tot 23 jaar echter berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De reclassering heeft geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte was minderjarig bij het plegen van één feit en net achttien bij het plegen van het andere feit. Verdachte volgt nog een opleiding en is woonachtig bij zijn ouders. Van pedagogische beïnvloeding is dan ook nog sprake. De rechtbank neemt het advies van de reclassering over en zal het jeugdstrafrecht op beide feiten toepassen.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. Volgens deze oriëntatiepunten is voor beide feiten tezamen een forse taakstraf dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie het uitgangspunt.
Verdachte is geschorst van zijn voorlopige hechtenis en staat sindsdien onder toezicht van de reclassering. Verdachte heeft gedurende deze schorsing drie maanden onder elektronisch toezicht gestaan. De reclassering geeft aan dat een (verdere) interventie door de reclassering op zijn plaats is. Gezien het feit dat verdachte in de leeftijdsfase zit waarin identiteitsontwikkeling centraal staat, zou begeleiding vanuit de volwassenreclassering kunnen plaatsvinden (JongVolwassenen-methodiek).
Alles overwegende kan de rechtbank zich vinden in de strafeis zoals de officier van justitie deze heeft geformuleerd en komt zodoende tot na te melden straf. De rechtbank stelt de proeftijd op twee jaar, aangezien de rechtbank langdurig reclasseringstoezicht gezien verdachtes ontwikkeling van belang acht. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat volwassenreclassering op zijn plaats is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77c, 77g, 77x, 77y, 77z, 77m, 77n, 77aa, 77gg, 311, 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/247236-18 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/830040-19 primair en het in de zaak met parketnummer 18/247236-18 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie (
een gedeelte, groot 89 dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- veroordeelde blijft zich houden aan de reeds lopende afspraken die hij heeft met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde volgt hierbij de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover deze niet in andere voorwaarden zijn opgenomen;
- veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, zulks ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- veroordeelde zet zich in voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering en zolang zij dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 80 uren.De werkstraf moet binnen negen maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. T.M.L. Veen en mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2020.