ECLI:NL:RBNNE:2020:376

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
18/820243-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak inzake diefstal en verduistering met meerdere tenlasteleggingen

Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1974, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en verduisteringen in de gemeente Midden-Groningen. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waaronder 18/820243-19 en 18/176524-19. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. G. van der Zee, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een X-Box, laptops, een auto, en andere goederen, waarbij de verdachte zich toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak.

Tijdens de zitting op 16 januari 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij de goederen had weggenomen, maar hij ontkende enkele specifieke diefstallen. De officier van justitie vorderde veroordeling op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van bepaalde feiten. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat niet alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, maar achtte andere feiten wel bewezen, waaronder diefstal met braak en verduistering. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 400 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een taakstraf. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte in de periode van voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820243-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/176524-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/220176-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. van der Zee, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/820243-19, na wijzigingen van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 augustus 2019 te Muntendam, in de gemeente Midden-Groningen, in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] ) een X-Box spelcomputer (met spellen) en/of een WII Nintendo spelcomputer en/of een laptop (merk Acer) en/of een laptop (merk Toshiba) en/of een tablet (merk Samsung) en/of een (metalen) kluisje en/of een horloge (merk Replay) en/of een externe harde schijf en/of een radio (merk JBL) en/of een Google chrome kast, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
primair:
hij op of omstreeks 16 augustus 2019 te Muntendam, in de gemeente Midden-Groningen, een goed, te weten een (heren)fiets (merk Gazelle) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 tot en met 17 augustus 2019 te Muntendam, in de gemeente Midden-Groningen, een goed, te weten een herenfiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2019 tot en met 14 augustus 2019 te Muntendam, in de gemeente Midden-Groningen, in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] ) een (personen)auto (met kenteken [kenteken] ) en/of een hoeveelheid kristal en/of een televisie en/of een creditcard, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 13 augustus 2019 tot en met 14 augustus 2019 te Muntendam, in de gemeente Midden-Groningen, in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] ) een laptop (merk Toshiba) en/of een tablet (merk Samsung) en/of een (dames)fiets (merk Gazelle) en/of een (aantal) gouden ketting(en) en/of een horloge en/of een schaakspel en/of een fototoestel en/of een (aantal) fles(sen) whiskey, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 24 juli 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Muntendam, in de gemeente Midden-Groningen, in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid gereedschap (te weten een boormachine en/of een zaagmachine en/of een bouwlaser), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
primair:
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2019 tot en met 13 juli 2019 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, in/uit een (bedrijfs)pand/loods (gelegen aan de [straatnaam] ) (onder meer) een haakse slijper en/of een bouwradio en/of een (aantal) schuurmachine(s) en/of een (aantal) computer(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2019 tot en met 13 juli 2019 te Hoogezand, in de gemeente Midden-Groningen, meerdere voorwerpen (te weten (onder meer) een haakse slijper en/of een bouwradio en/of een (aantal) schuurmachine(s) en/of een (aantal) computer(s)) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
meer subsidiair:
dat hij in of omstreeks de periode van 12 juli 2019 t/m 13 juli 2019 te Hoogezand in de gemeente Midden-Groningen, meerdere goederen (waaronder een haakse slijper, en/of bouwradio en/of schuurmachines en/of computers) toebehorende aan [slachtoffer 7] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf te weten als werknemer wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/176524-19 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Hoogezand, althans in de gemeente Midden-Groningen een (driedelige aluminiumkleurige) ladder, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder aanduiding van diverse bewijsmiddelen veroordeling gevorderd voor de in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, en 6 primair ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 6 primair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie in het bijzonder aangevoerd dat zij de verklaring van verdachte, eerst ter terechtzitting, dat hij de gereedschappen die hij heeft verkocht bij [bedrijf] in zijn bezit had, omdat hij deze gebruikte voor de werkzaamheden die hij voor [slachtoffer 7] verrichtte, onaannemelijk acht.
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/176524-19 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 3 ten laste gelegde diefstal van kristal en van de auto, omdat verdachte ontkent deze goederen te hebben meegenomen. Er zijn meerdere schoensporen aangetroffen in de woning en er is geen autosleutel aangetroffen bij (de tent van) verdachte. Mogelijk zijn deze goederen door iemand anders meegenomen.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft zij aangevoerd dat onduidelijk is wanneer de inbraak precies heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij de schoenen waarvan sporen zijn gevonden in de woning aan de [straatnaam] , maar in een deel van de ten laste gelegde periode heeft gehad. Ook zijn de bij deze inbraak weggenomen goederen niet aangetroffen bij de tent van verdachte. Bovendien verbleef verdachte in de ten laste gelegde periode niet in de buurt van Muntendam.
Ten aanzien van de overige onder beide parketnummers ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 18/820243-19 ten laste gelegde feiten
Feit 2 primair: vrijspraak
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 2 primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Feit 4: vrijspraak

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 4 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan dat de conclusies van het forensisch sporenonderzoek dat in de woning aangetroffen voetsporen
mogelijkveroorzaakt zijn met de linkerschoen van het paar blauw Umbro schoenen waarover verdachte heeft verklaard te beschikken, onvoldoende bewijskracht hebben, zodat daaraan geen doorslaggevende betekenis kan worden gegeven. De modus operandi – het ingooien van het raam met een steen – acht de rechtbank bovendien niet specifiek genoeg.

Feit 6 primair en subsidiair: vrijspraak

De rechtbank acht het in de zaak met het parketnummer 18/820243-19 onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier bevinden zich camerabeelden waarop te zien is dat iemand langs het toegangshek van [benadeelde partij 2] fietst. Weliswaar heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij de persoon op de fiets is die op de camerabeelden te zien is, maar op de camerabeelden is geen datum en tijdstip aangegeven. Het is daarom onduidelijk wanneer deze beelden gemaakt zijn. Reeds vanwege deze onduidelijkheid kan niet worden vastgesteld dat deze beelden dateren van de dag van de inbraak bij [benadeelde partij 2] en kan dus ook niet op basis van deze beelden worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de inbraak op het terrein van [benadeelde partij 2] is geweest. De rechtbank acht voorts de verklaring van verdachte dat hij de haakse slijper, de bouwradio en de schuurmachine in zijn bezit had, omdat hij werkzaamheden voor [slachtoffer 7] verrichtte waarvoor hij deze spullen gebruikte, niet onaannemelijk. Het subsidiair ten laste gelegde witwassen kan daarom niet bewezen worden.

Feiten 1, 2 subsidiair en 6 meer subsidiair

De rechtbank acht de onder 1 en 2 subsidiair en 6 meer subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, d.d. 18 augustus 2019, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019217014-1 d.d. 17 oktober 2019, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 1] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, d.d. 18 augustus 2019, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, d.d. 15 juli 2019, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] .
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Feit 3

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 16 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik heb ingebroken in de woning aan de [straatnaam] te Muntendam. Ik heb een steen door het raam gegooid. Ik heb toen uit de woning een televisie meegenomen en buiten de woning stond een sporttas die ik ook heb meegenomen. Toen ik op 20 augustus 2019 werd aangehouden verbleef ik al twee weken in een tent in de [verblijfsplaats] . Dit is de tent die de politie later heeft gevonden. Sinds begin augustus 2019 was ik in het bezit van een paar blauwe schoenen van het merk Umbro. Dit zijn de schoenen die bij mevrouw [naam 1] lagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 14 augustus 2019, opgenomen op pagina 134 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019217014-1 d.d. 17 oktober 2019, inhoudend als verklaring van
[getuige 1] :
Op zaterdag 10 augustus 2019 te 18:00 uur heb ik de woning verlaten. De woning was
deugdelijk afgesloten. Op woensdag 14 augustus 2019 te 17:30 uur werd ik gebeld door mijn moeder. Er zou ingebroken zijn in haar woning. Ik zag dat er in de woning was ingebroken en dat uit een kast meerdere kristallen voorwerpen zijn gestolen. Ook is er een auto uit de garage weggenomen. Dit voertuig is voorzien van [kenteken] . Uit de woning is ook een
creditcard en televisie weggenomen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij bij de inbraak in de woning aan de [straatnaam] alleen een televisie heeft weggenomen en vervolgens op de fiets is vertrokken niet aannemelijk. De rechtbank overweegt hierbij dat bij de tent waar verdachte verbleef meerdere goederen zijn aangetroffen die door aangeefster zijn herkend als goederen die zijn weggenomen uit de woning aan de [straatnaam] . [1] Dit betreft onder andere de sporttas die verdachte heeft verklaard te hebben meegenomen, een trolley en een dekbedovertrek. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk dat verdachte al deze goederen op de fiets heeft meegenomen. Daarbij komt dat de auto van aangeefster is teruggevonden in de nabijheid van de tent van verdachte. [2]

Feit 5

1. De door verdachte ter zitting van 16 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Sinds begin augustus 2019 was ik in het bezit van een paar blauwe schoenen van het merk Umbro. Dit zijn de sportschoenen die bij mevrouw [naam 1] lagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, d.d. 9 oktober 2019, opgenomen op pagina 193 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019217014-1 d.d. 17 oktober 2019, inhoudend als verklaring van
[getuige 2] :
Op woensdag 24 juli 2019 heb ik de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op dinsdag 6 augustus kwam ik bij de woning. Ik zag dat het raam aan de rechterzijde van de woning was opengebroken. Het raam betreft een draai- kiepraam. Bij het verlaten van de woning was deze volledig afgesloten. Het schanier aan de bovenzijde van het raam is verbogen. Tegen het raam stonden twee MDF platen. Ik zag dat deze binnen in de woning achter het raam op de grond lagen. Op de bovenste plaat waren duidelijk schoenafdrukken zichtbaar. Hier lagen onder andere twee boormachines en een hamerboor van het merk Makita, een laser van het merk Spectra en een afkortzaag van het merk Metabo.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 12 september 2019, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Op maandag 9 september 2019 bevond ik mij samen met verbalisant bij de woning [straatnaam] te Muntendam. Wij hebben gesproken met [naam 1] . [naam 1] , pakte een paar blauwe "Umbro' schoenen en die gaf [naam 1] aan ons.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een ondertekende kennisgeving van inbeslagname d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 257 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudend:
Omstandigheden : uit woning van [naam 1] [straatnaam]

Beslagene

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]

Volgnummer 1

Goednummer : PL0100-2019217014-1181739
Object : schoeisel (Schoen)
Aantal/eenheid : 2 stuks
Merk/type : Umbro
Kleur : Blauw
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, met bijlagen, d.d. 1 november 2019, los toegevoegd aan het procesdossier, met nummer PL0100-2019206825-3, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Op dinsdag 6 augustus 2019 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] , te Muntendam.
Op de houten plaat, binnen in de woning zag ik meerdere schoensporen. Ik heb twee schoensporen veiliggesteld en voorzien van SIN AANA4175NL en SIN AANA4174NL.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, d.d. 10 september 2019, los toegevoegd aan het procesdossier, inhoudend als verklaring van verbalisant:
SCHOENEN
Nummer : [A]
Goednummer : PL0100-2019217014-1181739
Merk : UMBRO, CHASS
Kleur : blauw/wit
Het veiliggestelde spoor [08] AANA4174NL, 2019206825 is zeer waarschijnlijk veroorzaakt met de zool van de rechterschoen [A].
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat de conclusie van het forensisch sporenonderzoek dat het in de woning aangetroffen voetspoor
zeer waarschijnlijkveroorzaakt is met de rechterschoen van het paar blauw Umbro schoenen, waarover verdachte heeft verklaard dat dit paar schoenen – in ieder geval gedurende een deel van de ten laste gelegde periode – van hem was, een voldoende sterke bewijskracht heeft, zodat daaraan doorslaggevende betekenis kan worden gegeven.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-176524-19 ten laste gelegde
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, d.d. 20 juli 2019, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019193230 d.d. 24 juli 2019, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 8] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 1, 2 subsidiair, 3, 5 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 augustus 2019 te Muntendam, uit een woning gelegen aan de [straatnaam] een X-box spelcomputer met spellen, een WII Nintendo spelcomputer, een laptop (merk Acer), een laptop (merk Toshiba), een tablet (merk Samsung), een (metalen) kluisje, een horloge (merk Replay), een externe harde schijf, een radio (merk JBL) en een Google Chromecast die toebehoorden aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2. subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 14 tot en met 17 augustus 2019 te Muntendam, een herenfiets (merk Gazelle), toebehorende aan [slachtoffer 2] , welk goed verdachte onder zich had als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in de periode van 10 augustus 2019 tot en met 14 augustus 2019 te Muntendam uit een woning gelegen aan de [straatnaam] een personenauto met kenteken [kenteken] , een hoeveelheid kristal, een televisie en een creditcard, die toebehoorden aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , heeft weggenomen, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5.
hij in de periode van 24 juli 2019 tot en met 6 augustus 2019 te Muntendam uit een woning gelegen aan de [straatnaam] een boormachine en een zaagmachine en een bouwlaser die toebehoorden aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6.
meer subsidiair:
dat hij in de periode van 12 juli 2019 t/m 13 juli 2019 te Hoogezand, een haakse slijper, een bouwradio en een schuurmachine toebehorende aan [slachtoffer 7] , welke goederen verdachte anders dan door misdrijf te weten als werknemer wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/176542-19 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 juli 2019 te Hoogezand een driedelige aluminiumkleurige ladder die toebehoorde aan [slachtoffer 8] heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/820243-19:
1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2. Subsidiair: verduistering
3. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
5. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
6. Meer subsidiair: verduistering
Parketnummer 18/176542-19:
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de volgens de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarbij eventueel een taakstraf. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte nu verblijft op een, voor hem, passende plek. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat verdachte deze plek kwijtraakt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de adviezen van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van enkele weken schuldig gemaakt aan meerdere woninginbraken, diefstal van een ladder en verduistering van verschillende goederen. Verdachte heeft de inbraken gepleegd om in zijn drugsgebruik te kunnen voorzien. Door zich schuldig te maken aan deze strafbare feiten heeft verdachte niet alleen te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen, maar heeft hij ook de eigenaren van de goederen overlast en schade bezorgd. Woninginbraken zijn ernstige feiten. Zij veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Na een woninginbraak kunnen slachtoffers lange tijd kampen met een gevoel van onveiligheid in hun eigen woning.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft ook gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, . In dit verband sluit de rechtbank ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit aan bij de oriëntatiepunten voor een inbraak in een bedrijfspand nu deze woning ten tijde van het plegen van het feit nog in aanbouw was en leeg stond. Als uitgangspunt voor een woninginbraak wordt, indien sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden opgelegd en voor een inbraak uit een bedrijfspand een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken. Alleen voor deze drie bewezenverklaarde feiten betekent dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 12 maanden. Ook voor de overige bewezen verklaarde feiten worden in geval van recidive gevangenisstraffen opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en de hoeveelheid feiten en de documentatie van verdachte, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank houdt evenwel ook rekening met de door de reclassering opgestelde adviezen en de door de deskundige [naam 2], reclasseringsmedewerker, ter terechtzitting gegeven toelichting op het reclasseringstoezicht gedurende de periode dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst.
De reclassering is van mening dat psychosociale problemen van verdachte als bovenliggend ten opzichte van zijn verslavingsproblematiek kunnen worden beschouwd. Verdachte stelt zich erg afhankelijk op van anderen. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte zich gehouden aan de aan de schorsing verbonden voorwaarden. Verdachte verblijft op dit moment bij Stichting Keroazie. Zowel verdachte als de begeleiding aldaar is positief over dit verblijf. Verdachte stelt zich positief op en doet actief mee aan dagbesteding en gebruikt geen drugs. Verdachte lijkt hier meer op zijn plek dan in de andere instellingen voor begeleid wonen waar verdachte in het recente verleden heeft verbleven. In deze instellingen is verdachte na een periode van abstinentie teruggevallen in drugsgebruik.
De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden aanleiding verdachte de kans te geven te laten zien dat de – weliswaar voorzichtige – positieve ontwikkeling die verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis doormaakt, doorzet. Een (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ontwikkeling doorkruisen. Verdachte kan dan ook naar alle waarschijnlijkheid niet terugkeren naar zijn huidige, en zoals het nu lijkt, passende verblijfplaats. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij zij de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf zal beperken tot de duur van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk op te leggen gedeelte zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een taakstraf op te leggen, nu een taakstraf de verdere positieve ontwikkeling die verdachte nu moet doormaken niet in de weg hoeft te staan.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 100 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 8] , tot een bedrag van € 115,20 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen in hun vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk moeten worden verklaard. De door [slachtoffer 2] geclaimde schade ziet niet op de fiets. De door [slachtoffer 8] geclaimde vergoeding voor reiskosten is niet onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat zij het standpunt van de officier van justitie deelt.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezen verklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft de door verdachte verduisterde fiets weer teruggekregen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade, zijnde reiskosten, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/176524-19 bewezen verklaarde. [slachtoffer 8] heeft echter het door hem gevorderde bedrag aan reiskosten summier onderbouwd. De rechtbank zal daarom, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, de hoogte van de schade schatten en vaststellen op € 22,40 (2 maal enkele reis Grijpskerk – Hoogezand van 40 kilometer à € 0,28 per kilometer), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 8] ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 11 januari 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 november 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde alle bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering echter afwijzen. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de aan verdachte op te leggen straf. De rechtbank acht het gelet op de huidige situatie van verdachte op dit moment niet opportuun dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet uitzitten.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen goederen te weten, een portable radio (merk Philips), een paar slippers, een jas (merk Urban District), een mobiele telefoon (merk Kazam) en een geldbedrag van € 4,00 kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor wat betreft haar standpunt ten aanzien van de beslissing die moet worden genomen over de door de officier van justitie genoemde inbeslaggenomen goederen verwezen naar hetgeen de officier van justitie hieromtrent heeft gesteld.
Standpunt van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat alle inbeslaggenomen goederen moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu uit het dossier niet blijkt dat er een verband bestaat tussen deze goederen en enig strafbaar feit en het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f, zoals deze artikelen gelden per 1 januari 2020 en de artikelen 57, 310, 311 en 321 het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 2 primair, 4 en 6 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/820243-19 onder 1, 2 subsidiair, 3, 5, en 6 meer subsidiair alsmede het in de zaak met parketnummer 18/176524-19 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 400 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 279 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk na vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen.
2. dat de veroordeelde meewerkt aan een diagnostisch onderzoek, uit te voeren door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) te Groningen of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. Daarna laat veroordeelde zich ambulant behandelen door dezelfde zorgverlener. De behandeling start zodra de zorgaanbieder veroordeelde een hulpaanbod kan doen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde verblijft bij Stichting Keroazie te Groningen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt te gehele proeftijd of zoveel korter de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
4. dat de veroordeelde meewerkt aan een controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor controle. De reclassering bepaalt hoe vaak wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/820243-19, feit 2:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet ontvankelijk.
Ten aanzien van 18/176524-19:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 8]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 22,40(zegge: tweeëntwintig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2019. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] te betalen een bedrag van € 22,40 (zegge: tweeëntwintig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2019. bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat volledig uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/220176-18
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 11 januari 2019.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de inbeslaggenomen goederen te weten, een portable radio (merk Philips), een paar slippers, een jas (merk Urban District), een mobiele telefoon (merk Kazam) en een geldbedrag van € 4,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2020.
mr. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 20 augustus 2019, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland.
2.Zie p. 10 van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland.