ECLI:NL:RBNNE:2020:3729

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
18/730090-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor opzetheling, bezit van GHB en verduistering van bankpas

Op 13 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 13 mei 2019 in Delfstrahuizen betrokken was bij een aantal strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van opzetheling, het voorhanden hebben van GHB, verduistering van een bankpas en het opgeven van een valse naam aan de politie. Tijdens de zitting op 30 januari 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij GHB had gebruikt in de woning van een medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte kort na een inbraak in het bezit kwam van gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor medeplegen van opzetheling, maar dat de verdachte wel wist dat de goederen niet op legale wijze waren verkregen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het bezit van XTC-pillen en amfetamine, maar veroordeelde hem wel voor het bezit van GHB, de verduistering van de bankpas en het opgeven van een valse naam. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de reclassering. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband was met de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730090-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730093-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [instelling 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Harlingen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/730090-19 dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2019 te Delfstrahuizen, (althans) in de gemeente De Fryske Marren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-een aantal flessen alcoholhoudende drank (-onder meer- Beerenburg, Wodka, koffielikeur, Amaretto, rode wijn, Sobreiro Ruby port, fles in de vorm van een hartje, kersenlikeur, Cointreau, Proosje van Schiedam) en/of
-een bruine (leren) aktetas (inhoudende -onder meer- een zwarte (leren) schrijfmap en/of een bruine (leren) schrijfmap) en/of
-een laptop (merk Asus, kleur zwart) en/of
-een Apple iPhone 7 en/of een Apple iPhone 6 en/of
-twee iPads en/of
-een bluetooth speaker merk JBL en/of
-een stethoscoop
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de nacht van 12 op 13 mei 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen,
tussen 23.15 uur en 07.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond (perceel [straatnaam], aldaar), alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), in/uit die woning heeft/hebben weggenomen
-een (zwarte) portemonnee (inhoudende -onder meer- een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een ING-bankpas en/of een aantal VVV-bonnen en/of een drietal pasfoto's) en/of
-een aantal flessen alcoholhoudende drank (-onder meer- Beerenburg, Wodka, koffielikeur, Amaretto, rode wijn, Sobreiro Ruby port, fles in de vorm van een hartje, kersenlikeur, Cointreau, Proosje van Schiedam) en/of
-een Apple iPhone type 6 en/of een Apple iPhone type 7, in een bruin hoesje met daarin een rijbewijs en/of een visakaart en/of een ING-bankpasje) en/of
-een iPad type 3 en/of een Ipad type 4 en/of een bluetooth speaker merk JBL en/of een laptop (merk Asus, kleur zwart) en/of
-een bruine laptoptas (inhoudende -onder meer- een zwarte en een bruine leren schrijfmap) en/of een zwarte schoudertas (inhoudende -onder meer- een toegangspas voor een ziekenhuis en/of een stethoscoop) en/of
-een grijze gewatteerde winterjas en/of in/uit een (fietsen)schuur heeft/hebben weggenomen
-een racefiets (merk Fuji, type Roubaix, zwarte kleur met rode accenten) en/of
-een damesfiets (merk Batavus, wit/crèmekleurig)
in elk geval (telkens) enig goed, dat (telkens) geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of zijn echtgenote en/of andere huisgenoten, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019, althans in het jaar 2019, te Delfstrahuizen, (althans) in de gemeente De Fryske Marren en/of te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-75,41 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of
-230,54 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of
-4,30 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende MDMA (zogenoemde xtc-pillen),
zijnde amfetamine en/of gammahydroxyboterzuur en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, opzettelijk een portemonnee inhoudende onder meer een ABN Amro bankpasje en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een zorgpas Zilveren Kruis Achmea, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee inhoudende onder meer een ABN Amro bankpasje en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart en/of een zorgpas Zilveren Kruis Achmea, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Echtenerbrug, (althans) in de gemeente De Fryske Marren, en/of te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, in elk geval in Nederland (meermalen) geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 2], althans aan een ander dan verdachte, (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, (telkens) terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (bij Supermarkt De Spar en/of Supermarkt Albert Heijn) (telkens) diverse goederen te betalen (telkens) door met het bankpasje van die [slachtoffer 2] contactloos te pinnen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende -onder meer- een ABN Amro pinpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen, opzettelijk een portemonnee (inhoudende -onder meer- een ABN Amro pinpas en/of een rijbewijs en/of een ID-kaart), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als
gevonden voorwerp(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
en in de zaak met parketnummer 18/730093-19 dat:
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2019 te Joure, (althans) in de gemeente De Fryske Marren, een (dames)fiets (merk Zyssler, kleur zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen, uit een schuurtje welke zich in een omheinde afgesloten tuin bevond, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 mei 2019 te Joure, (althans) in de gemeente De Fryske Marren,
opzettelijk en wederrechtelijk een (dames)fiets (merk Zyssler, kleur zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, tijdelijk buiten het bereik van de rechthebbende heeft gebracht en aldus/althans heeft weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 6 mei 2019 te Joure, (althans) in de gemeente De Fryske Marren, toen een opsporingsambtenaar in de rechtmatige uitoefening van diens bediening hem naar zijn identificerende persoonsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar (een) andere dan zijn werkelijke naam, te weten [naam 1], en geboortedatum, te weten [geboortedatum], heeft opgegeven.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 van het onder 1. primair ten laste gelegde. Hij heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair, 2., 3. primair en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. ten laste gelegde.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] zeer kort na de diefstal de tassen met de gestolen goederen voorhanden had. Een deel van de gestolen goederen is later die dag in de auto bij verdachte aangetroffen en een deel van de gestolen goederen is in de woning van [medeverdachte] aangetroffen. Verdachte was die ochtend ook in de woning van [medeverdachte]. Beide verdachten hebben niet verklaard over de herkomst van de goederen, maar verdachte heeft verklaard dat hij wel wist dat de goederen niet op eerlijke wijze waren verkregen. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Deze samenwerking was zo intensief dat sprake is van medeplegen van opzetheling.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 2. ten laste gelegde.Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte in drugs heeft gehandeld. Het gaat er dus om of verdachte de drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Hiervoor is van belang dat verdachte wetenschap van de aanwezigheid van de drugs had en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de XTC-pillen. Daarnaast bevonden deze XTC-pillen en de amfetamine zich niet in zijn machtssfeer. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van deze middelen. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van GHB kan een veroordeling volgen, want dit middel is bij verdachte aangetroffen en bevond zich dus in zijn machtssfeer.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 3. primair en 4. primair ten laste gelegde.
Verdachte heeft verklaard dat hij het mapje met de passen heeft gevonden en dat hij vervolgens met de bankpas bij de Spar en de Albert Heijn contactloos heeft gepind. De verduistering van het mapje met de passen en de diefstallen door gebruikmaking van een valse sleutel kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. ten laste gelegde. Verdachte heeft de fiets van zijn vriendin, waarmee hij op dat moment ruzie had, geleend. Hij had niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Hij heeft de fiets wel tijdelijk weggemaakt, zodat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 2. en voor het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. ten laste gelegde.Verdachte neemt verantwoordelijkheid voor het voorhanden hebben van goederen waarvan hij wist dat het geen 'zuivere koffie' was. Hij heeft echter geen enkele betrokkenheid gehad bij de woninginbraak. [medeverdachte] kwam met de goederen bij zijn auto. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Verdachte moet dus worden vrijgesproken van het medeplegen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 2. ten laste gelegde.Verdachte heeft niet in drugs gehandeld en tevens kan niet worden bewezen dat hij de ten laste gelegde drugs voorhanden heeft gehad, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Verdachte had geen wetenschap van de aanwezigheid van de XTC-pillen. De amfetamine lag in de vriezer van [medeverdachte]. Verdachte wist dat het daar lag, maar hij mocht dit niet zelf pakken. De amfetamine bevond zich dus niet in zijn machtssfeer. Verdachte had een klein fruitshotflesje met GHB bij zich. Uit het dossier blijkt niet hoeveel GHB hierin zat, zodat niet kan worden bewezen dat verdachte 230 gram GHB aanwezig had.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. ten laste gelegde.Verdachte heeft tijdens een ruzie met zijn vriendin haar fiets zonder haar toestemming meegenomen. Hij had niet het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening en ook niet een duidelijk opzet op het wegmaken van de fiets, zodat hij van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair ten laste gelegde.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat bij de ten laste gelegde opzetheling sprake is van medeplegen. De rechtbank zal verdachte daarom van het medeplegen vrijspreken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 13 mei 2019 een aantal malen contact met [medeverdachte] heeft gehad. [medeverdachte] kwam bij de woning van een vriend van verdachte met een fiets en hij vertelde dat deze fiets bij een woning vandaan kwam en dat daar nog meer mooie fietsen zouden staan. [medeverdachte] ging daarna terug naar die woning. Verdachte heeft met [medeverdachte] een afspraak gemaakt om onder meer goederen voor hem te vervoeren. Hij heeft met de auto, die verdachte tot zijn beschikking had, de goederen voor [medeverdachte] vervoerd en naar de woning van [medeverdachte] gebracht. Verdachte heeft de goederen bij de woning uitgeladen en bij de woning naar binnen gebracht. Later heeft hij een deel van de goederen weer naar de auto gebracht. De verklaring van verdachte vindt steun in de camerabeelden van het BP tankstation in Heerenvaan en de waarnemingen van de verbalisant, die verdachte tassen met goederen vanuit de woning van [medeverdachte] naar en in de auto heeft zien tillen. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan deze verklaring. Uit deze verklaring blijkt niet dat verdachte de goederen samen met [medeverdachte] voorhanden heeft gekregen, maar dat hij de goederen via [medeverdachte] voorhanden heeft gekregen. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die is gericht op de heling van de goederen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 2. ten laste gelegde.
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld in harddrugs en dat hij opzettelijk XTC-pillen en amfetamine aanwezig heeft gehad, zodat de rechtbank hem hiervan zal vrijspreken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. ten laste gelegde.
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de fiets van [slachtoffer 3] heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook niet blijkt dat verdachte opzet had op het wederrechtelijk buiten bereik brengen van deze fiets. De rechtbank zal verdachte daarom van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 2. ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 2. redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 30 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 13 mei 2019 te Delfstrahuizen heb ik in de woning van [medeverdachte] GHB gebruikt. Het witte fruitshotflesje met GHB was van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking woning van 15 mei 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaaknummer Z-19-036 van 10 juli 2019, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Op 13 mei 2019 traden wij binnen op het adres [straatnaam] te Delfstrahuizen. Deze woning wordt gebruikt voor kamerverhuur en er staan meerdere personen ingeschreven waaronder [medeverdachte]. Op de bovenverdieping van de woning in de kamer aan het einde van de gang werd verdachte [verdachte] aangetroffen. Dit bleek de kamer van bewoner [medeverdachte] te zijn. [medeverdachte] was ook in de kamer aanwezig. Bij de doorzoeking werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- verdovende middelen, klein limonadeflesje met vermoedelijk GHB, goednummer 1138211, woonkamer op de salontafel.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 8 juli 2019, opgenomen op pagina 373 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
goednummer : PL0100-2019120736-1138211
omschrijving : een witte flacon met daarin een heldere kleurloze stroperige
vloeistof
nettogewicht : 20,40 gram
Sinmonster : AAMO8274NL
Ferrichloride test : positief op GHB
Het monster wordt naar het NFI gezonden.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.07.02.191, van 22 juli 2019 opgemaakt door ing. C.M.M. Diever-Heezen, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen als bijlage bij het aanvullend proces-verbaal van Politie Noord-Nederland met zaaknummer Z-19-36, d.d. 15 augustus 2019, voor zover inhoudend als haar verklaring:
Kenmerk AAMO8274NL, een stroperige vloeistof is onderzocht en de conclusie is dat het GHB bevat.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair, 3. primair en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 2. ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair, 3. primair en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
in de zaak met parketnummer 18/730090-19:

1.primair

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 30 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 14 mei 2019, opgenomen op pagina 320 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaaknummer Z-19-036 van 10 juli 2019, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 15 mei 2019, opgenomen op pagina 327 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 14 mei 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning van 15 mei 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant 1];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2019, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1];
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2019, opgenomen op pagina 135 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant 3];

3.primair en 4. primair

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 30 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 22 mei 2019, opgenomen op pagina 338 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met zaaknummer Z-19-036 van 10 juli 2019, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 mei 2019, opgenomen op pagina 391 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 22 mei 2019, opgenomen op pagina 398 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2019, opgenomen op pagina 136 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant 4];
en in de zaak met parketnummer 18/730093-19:
2.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 30 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019115531 van 7 mei 2019, inhoudend de verklaring van verbalisanten [verbalisant 5],
[verbalisant 6] en [verbalisant 7].
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair, 2.,
3. primair en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande:
in de zaak met parketnummer 18/730090-19 dat:
1. primair
hij op 13 mei 2019 te Delfstrahuizen in de gemeente De Fryske Marren
-een aantal flessen alcoholhoudende drank, te weten Beerenburg, Wodka, koffielikeur, Amaretto, rode wijn, Sobreiro Ruby port, fles in de vorm van een hartje, kersenlikeur, Cointreau, Proosje van Schiedam, en
-een bruine leren aktetas, inhoudende een zwarte leren schrijfmap en een bruine leren schrijfmap en
-een laptop, merk Asus, kleur zwart, en
-een Apple iPhone 7 en een Apple iPhone 6 en
-twee iPads en
-een bluetooth speaker, merk JBL, en
-een stethoscoop
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij in de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Delfstrahuizen in de gemeente De Fryske Marren opzettelijk aanwezig heeft gehad 20,40 gram van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur (GHB), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3. primair
hij in de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Heerenveen in de gemeente Heerenveen, opzettelijk een portemonnee inhoudende onder meer een ABN Amrobankpasje, een rijbewijs, een ID-kaart en een zorgpas Zilveren Kruis Achmea, toebehorende aan
[slachtoffer 2], en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerpen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
4. primair
hij in de periode van 11 mei 2019 tot en met 13 mei 2019 te Echtenerbrug in de gemeente De Fryske Marren en te Heerenveen in de gemeente Heerenveen meermalen geld, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door bij supermarkt Spar en supermarkt Albert Heijn telkens diverse goederen te betalen met het bankpasje van die [slachtoffer 2] door contactloos te pinnen;
en in de zaak met parketnummer 18/730093-19 dat:
2.
hij op 6 mei 2019 te Joure in de gemeente De Fryske Marren, toen een opsporingsambtenaar in de rechtmatige uitoefening van diens bediening hem naar zijn identificerende persoonsgegevens vroeg, aan die opsporingsambtenaar een andere dan zijn werkelijke naam, te weten [naam 1], en geboortedatum, te weten [geboortedatum], heeft opgegeven.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730090-19:
1. primair opzetheling;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. primair verduistering;
4. primair diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
en in de zaak met parketnummer 18/730093-19:
2. door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam en geboortedatum, opgeven.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair, 2., 3. primair en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, een proeftijd van twee jaren en met de volgende bijzondere voorwaarden:
- de verplichting zich te melden op afspraken bij de reclassering van [instelling 3] ([instelling 3]), voor zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
- de verplichting mee te werken aan de begeleiding van de heer [naam 2] van [instelling 2];
- de verplichting mee te werken aan een ambulante behandeling door de Forensische Poli van [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- een verbod op het gebruik van hard- en softdrugs en de verplichting mee te werken aan urineonderzoek om dit verbod te controleren;
- een verbod op het gebruik van alcohol en de verplichting mee te werken aan urineonderzoek om dit verbod te controleren;
- de verplichting tot het hebben van een door de reclassering geschikt geachte dagbesteding, dan wel het hebben van een betaalde baan.
Tevens heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 2. ten laste gelegde tot een geldboete van € 100,--.
Standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de raadsman gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een voorwaardelijke deel van vijf of zes maanden. De raadsman heeft benadrukt dat het van belang is om niet de door de reclassering geadviseerde klinische behandeling als voorwaarde bij de voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte is niet gemotiveerd voor een klinische behandeling en wanneer hij niet meewerkt en het voorwaardelijk strafdeel ten uitvoer wordt gelegd dan keert hij onbehandeld en zonder begeleiding terug in de maatschappij. Deze situatie is niet gewenst. Verdachte is inmiddels clean en gebruikt geen drugs en medicatie meer. Hierdoor denkt hij helder. Tevens is de relatie met zijn vriendin een belangrijke drijfveer voor hem om geen drugs meer te gebruiken en niet opnieuw gedetineerd te raken. Verdachte is daardoor intrinsiek gemotiveerd om mee te werken met de reclassering en de begeleiding van de heer [naam 2] van [instelling 2]. De raadsman verzoekt daarom in plaats van de klinische behandeling de voorwaarde op te leggen dat verdachte moet meewerken aan de begeleiding door de heer [naam 2].
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportages opgemaakt door [instelling 3] op 23 september 2019 en 23 januari 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling, het aanwezig hebben van GHB, verduistering van onder meer een bankpas, het vervolgens meermalen contactloos pinnen met deze bankpas en het opgeven van een valse naam en geboortedatum aan de politie.
De woninginbraak, die aan de heling voorafging, heeft inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar en overlast bezorgd aan de bewoners. Verdachte heeft de gestolen goederen zeer kort na de inbraak voorhanden gekregen. De rechtbank rekent daarom de gevolgen voor het slachtoffer ook verdachte aan. Ook de verduistering en het gebruik van de bankpas hebben overlast gegeven voor de gedupeerde. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële belangen en is voorbij gegaan aan de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers kan hebben. Dit rekent de rechtbank hem aan.
Verdachte heeft een zeer uitgebreid strafblad. In 2017 is hem de ISD-maatregel opgelegd voor soortgelijke delicten als de onderhavige. Verdachte is meermalen gestraft voor dergelijke feiten en heeft begeleiding en/of behandelingen gekregen. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is daarom van oordeel dat enkel een gevangenisstraf een passende sanctie is.
In het reclasseringsadvies is beschreven dat bij verdachte sprake is van verslavingsproblematiek waarbij GHB het hoofdmiddel is. Diverse interventies in een gedwongen kader, waaronder toezichten en klinische behandelingen, mislukten vanwege terugval in middelengebruik en/of recidive. Naast de verslavingsproblematiek is verdachte gediagnosticeerd met zwakbegaafdheid, waardoor hij snel wordt overvraagd. De reclassering signaleert problemen op alle levensgebieden. Het is daarom van belang dat verdachte in een gestructureerde setting in combinatie met een strafrechtelijk kader wordt begeleid en behandeld. Hij kan dan werken aan zijn verslavingsproblematiek en het vergroten van zijn (probleemoplossende) vaardigheden en dan gefaseerd terugkeren in de maatschappij. De reclassering adviseert daarom naast de bijzondere voorwaarden van begeleiding, ambulante behandeling, verplichte dagbesteding en een alcohol- en drugsverbod ook een klinische opname bij het Intramuraal Centrum in Beilen als bijzonder voorwaarde op te leggen. Ondanks de recente positieve ontwikkelingen is de reclassering niet overtuigd dat het verdachte gaat lukken om niet terug te vallen in recidive. De reclassering is van mening dat verdachte gebaat is bij een klinische behandeling die gericht is op behandeling ten aan zien van indirecte afhankelijkheid van harddrugs, de bijkomende problematiek en het versterken van praktische ondersteuning die nodig is voor en het door verdachte gewenste "maatschappelijk geaccepteerd" leven zonder recidive.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven niet mee te willen werken aan een klinische opname en hij heeft voorafgaand aan de zitting contact gelegd met een maatschappelijk werker, genaamd de heer [naam 2], van [instelling 2] om hem te begeleiden. De heer [naam 2] heeft ter zitting verklaard dat hij verdachte in het verleden heeft begeleid en dat hij bereid is en de mogelijkheden heeft om verdachte intensief te begeleiden, waarbij hij zal aansluiten bij de begeleiding door de reclassering van [instelling 3] en de behandeling door de Forensische Poli van [instelling 3]. Namens de reclassering is ter zitting aangegeven dat de reclassering blijft bij het advies en dat een klinische opname voor verdachte heeft meest passend is. Als de rechtbank geen klinische opname oplegt, kan de reclassering verdachte op grond van de andere geadviseerde voorwaarden begeleiden. Namens de reclassering is ter zitting aangegeven dat de reclassering samen wil werken met [instelling 2], indien de rechtbank dat zal bepalen.
Alles afwegend oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van 280 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaren passend en geboden is en zal deze straf opleggen. Bij deze straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van de klinische opname. Verdachte wil hier niet aan meewerken. De rechtbank acht daarom de kans groot dat verdachte ervoor kiest het voorwaardelijke strafdeel uit te zitten in plaats van de behandeling te volgen. Verdachte komt in dat geval onbehandeld terug in de maatschappij. Dat vindt de rechtbank niet wenselijk. De rechtbank zal daarom in de plaats van de klinische behandeling de intensieve begeleiding door de heer [naam 2] van [instelling 2] opleggen, omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte zo goed mogelijk wordt begeleid om de reeds ingezette positieve ontwikkeling voort te zetten en vol te houden.
Voor de overtreding, het opgeven van een valse naam en geboortedatum aan de politie, zal de rechtbank verdachte een geldboete van € 100,-- opleggen.
Benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 450,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie en van de verdediging
Door zowel de officier van justitie als de verdediging is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, omdat de schade geen rechtstreeks verband heeft met een van de ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is door de bewezenverklaarde feiten geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 24, 24c, 57, 62, 311, 321, 416, 435 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde, artikelen 14c en 23 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 1. primair en 1. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730090-19 onder 1. primair, 2., 3. primair en 4. primair en het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 280 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van [instelling 3] ([instelling 3]), [straatnaam] te Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Forensische Poli van [instelling 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en/of volgt de deeltijdbehandeling bij [instelling 3], indien en voor zolang de reclassering dat nodig acht;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd medewerking verleend aan de intensieve begeleiding door de heer [naam 2] van [instelling 2], voor zolang dit past binnen de begeleiding en de aanwijzingen van de reclassering;
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van soft- en harddrugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van deze verboden mee te werken aan urineonderzoeken;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd door de reclassering geschikt geachte dagbesteding en/of een betaalde baan heeft.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/730093-19 onder 2. ten laste gelegde:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 100,--(zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door twee dagen hechtenis.
Benadeelde partij
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2020.
Mr. C.J. Hoedt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.