ECLI:NL:RBNNE:2020:3728

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
18/136308-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering na voorwaardelijke veroordeling en strafzaak inzake diefstal met braak

Op 3 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1984, werd ervan beschuldigd op 21 mei 2020 in Leeuwarden in te breken in een pand en daar goederen, waaronder een laptop en autosleutels, te hebben weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot het pand heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Tijdens de zitting op 19 juni 2020 heeft de verdachte geen bewijsverweren gevoerd. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, en heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en bevond zich op dat moment in een proeftijd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 125 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op begeleiding en behandeling. Tevens is de proeftijd vastgesteld op twee jaren. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toegewezen, waarbij de proeftijd met één jaar is verlengd en de bijzondere voorwaarden zijn aangepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. M.R. de Vries niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/136308-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/720400-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 juli 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam],
thans gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2020, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, in/uit een pand aan de [straatnaam] een laptop en/of een aantal, althans een, (auto)sleutel(s) en/of een verbanddoos en/of nietjes en/of paperclips, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot genoemd pand heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman zijn geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 19 juni 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben de nacht dat ik werd aangehouden in het kantoor van [benadeelde partij] in Leeuwarden aan de [straatnaam] geweest. Overdag werkte ik in dat gebouw van [benadeelde partij]. Ik kwam dagelijks in het kantoor waarin is ingebroken. Ik wist waar de autosleutels hingen en waar de laptop lag.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 mei 2020, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020132567 van 31 mei 2020, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Ik doe aangifte namens het bedrijf [benadeelde partij] van diefstal uit het bedrijfspand aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Op 20 mei 2020 omstreeks 17:00 uur was ik de laatste persoon in het kantoor. Ik heb toen het kantoor slotvast afgesloten en de ramen dicht gedaan. Op 21 mei 2020 omstreeks 6:00 uur kreeg ik een Whatsappbericht van een kunstenaar welke in hetzelfde pand zijn werkzaamheden doet. Ik zag dat er in dit bericht stond dat er bij ons kantoor was ingebroken. In de loop van de ochtend ben ik naar ons kantoor gegaan. Ik zag bij aankomst bij ons kantoor dat een raam was vernield. Ik zag dat de deur nog slotvast was afgesloten. Toen ik binnen kwam zag ik dat er meerdere kasten open waren gedaan. In de kast direct rechts om de hoek, zag ik dat een laptop van het merk HP Stream, licht blauw van kleur met een kleine rode sticker met zwarte tekst erop, was weggenomen. Ik zag vervolgens dat het deurtje van het sleutelkastje open stond en dat hier twee autosleutels uit mistten. Later hoorde ik van de politie dat er uit de kast waar de laptop werd weggenomen een doosje paperclips en een doosje met nietjes waren weggenomen. Ook zouden er een verbanddoos en een enveloppe met sleutels weg zijn genomen, deze goederen had ik nog niet gemist maar hadden wij in de kast liggen waar de laptop ook lag. Het bedrijf [benadeelde partij] is eigenaar van de weggenomen goederen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict van 26 mei 2020, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 21 mei 2020 om 11:25 uur kwam ik aan op de locatie [straatnaam] in Leeuwarden. Ik zag dat het raam van het kantoor van [benadeelde partij] was afgedicht met een houten plaat. Ik zag dat er op de grond, onder het afgedichte raam, een stoeptegel lag tussen meerdere glasscherven. Kennelijk had de dader de ruit vernield door middel van de stoeptegel. Op een richel ongeveer 30 centimeter vanaf de grond en op de raamdorpel waren enkele schoenafdrukken zichtbaar. Kennelijk had de dader deze schoensporen achtergelaten tijdens het inklimmen en of uitklimmen door de ontstane opening in het raam.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2020, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 21 mei 2020 omstreeks 02:10 uur kreeg ik bericht dat een melder, ongeveer een kwartier daarvoor, een persoon uit een raam had zien klimmen bij op [straatnaam]. Ik ben direct naar de [straatnaam] gereden. Op het moment dat ik aan de achterzijde van het pand liep hoorde ik mijn collega zeggen dat er een persoon, die aan het signalement voldeed, bij de school fietste op een fiets met fietstassen. Ik ben bij mijn collega ingestapt en wij zagen vrijwel direct een persoon gekleed in een donkere trui op een fiets voorzien van fietstassen fietsen. Mijn collega is naast de man gaan rijden. De man kwam met zijn fiets ten val. Ik zag dat de man zwarte handschoenen droeg. Ik vroeg de man naar zijn naam. Ik hoorde dat hij opgaf te zijn [verdachte], geboren [geboortedatum] 1984.
Ik keek vervolgens naar de spullen die uit zijn fietstas waren gevallen. Ik zag dat op straat een aardige hoeveelheid nietjes en paperclips lagen en dat er een laptop, oplader en een muis bij lagen. [verdachte] gaf mij toestemming om in de laptop te kijken. Ik opende de laptop. Ik zag dat het beeldscherm aan ging en zag dat de laptop voorzien was van twee accounts. Ik zag dat het ene account "Algemeen" was genaamd en dat de andere "Systeembeheer" heette. Ik klikte op het algemene account en zag dat op het bureaublad enkele icoontjes verschenen. Ik zag dat er een icoontje '[naam 1]' en een icoontje '[naam 2]' op het bureaublad stonden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2020, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3]:
Bij onderzoek van de beelden van [benadeelde partij] zag ik het volgende.
Rechts onderin beeld staat "Kantoor binnen". De werkelijke tijd van de opgenomen beelden betreft de periode van 21-05-2020 01:34:55 tot 01:37:11.
De verdachte is ongeveer 2 minuten en 16 seconden in het kantoor van [benadeelde partij]. Het gezicht van de verdachte is niet te zien, omdat hij een mondmasker c.q. mondkapje draagt en een capuchon over zijn hoofd heeft. Het mondmasker betreft een lichtkleurig masker met in het midden een soort rond filtertje. De onbekende persoon draagt een jas of jack, waaraan de capuchon is bevestigd. Hij draagt werkhandschoenen met zwarte en grijze vlakken. Hij draagt donkerkleurige schoenen met een lichtkleurige zool en de drie lichtkleurige Adidas strepen.
De verdachte komt uit de richting van het verbroken raam. Hij opent een kastje dat aan de muur hangt. Hij pakt daar goederen uit en stopt die in zijn beide zakken. Zichtbaar is dat enkele goederen glinsteren. De verdachte draait zich om en wendt zich naar een kast. Hij gaat op zijn knieën liggen voor de kast en bekijkt de kast. Het is niet precies te zien wat hij doet in die kast. Wel is aan de lichaamsbeweging van de verdachte te zien dat hij druk bezig is in die kast. De verdachte staat weer op. Hij heeft diverse goederen in zijn handen. Onder andere is te zien dat hij een rechthoekig plat voorwerp in zijn handen heeft, een rechthoekige iets kleinere doos en donkerkleurige snoeren met daaraan vast een muis en een vierkant voorwerp. Deze goederen komen overeen met de bij de verdachte [verdachte] in beslag genomen laptop, EHBO-doos, snoeren met oplader en muis. De verdachte wendt zich opnieuw enkele ogenblikken in de richting van het sleutelkastje. Dan loopt hij in de richting van het verbroken raam. De kleurstelling van de door de verdachte gedragen handschoenen komt overeen met de kleurstelling van de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen werkhandschoenen. Het mondkapje door de verdachte gedragen komt overeen met het onder de verdachte [verdachte] in beslag genomen mondkampje. De schoenen van het merk Adidas gedragen door de verdachte komen overeen met de bij verdachte [verdachte] in beslag genomen schoenen. Het postuur van de verdachte komt overeen met het postuur van de aangehouden verdachte [verdachte]. De jas met vaste capuchon met koord gedragen door de verdachte komt overeen met de jas in beslag genomen onder de verdachte [verdachte]. De goederen, autosleutels, uit het kastje komen overeen met de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen sleutels.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2020 te Leeuwarden, uit een pand aan de [straatnaam], een laptop en een aantal (auto)sleutels en een verbanddoos en nietjes en paperclips, toebehoorde aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot genoemd pand heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 125 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
- de verplichting zich bij het ingaan van de proeftijd te melden bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: [instelling]) in Leeuwarden en zich vervolgens op afspraken met de reclassering te blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- de verplichting zich ambulant te laten behandelen door de forensische polikliniek van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich hierbij te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij ook het innemen van medicatie onderdeel kan zijn van de behandeling;
- de verplichting vanaf 21 juli 2020 te verblijven in de beschermde woonvorm op het [straatnaam] in Leeuwarden, of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij hij zich dient te houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- een alcohol- en drugsverbod en de verplichting medewerking te verlenen aan de controle op deze verboden door middel van urineonderzoek en ademonderzoek;
- de verplichting mee te werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook indien dit inhoudt medewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte aan de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is bepleit de vordering van de officier van justitie te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door [instelling] op 17 juni 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak. Het betrof het bedrijfspand waarin hij via de dagbesteding werkzaam was. Deze dagbesteding was onderdeel van de bijzondere voorwaarden waaraan verdachte zich gedurende een proeftijd diende te houden. Verdachte heeft overdag gewerkt in het pand en is 's nachts teruggegaan en heeft uit het kantoorgedeelte goederen gestolen.
Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Hij heeft hiermee het vertrouwen van zijn werkgever geschaad, die hem nota bene de kans had gegeven om werkervaring op te doen en hem een zinnige dagbesteding aanbood. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij veelvuldig is veroordeeld ter zake vermogensdelicten. Ten tijde van het plegen van het onderhavige delict liep verdachte nog in een proeftijd en had hij bijzondere voorwaarden waaraan hij zich moest houden. Deze maatregelen hebben er niet toe bijdragen dat verdachte niet is gerecidiveerd.
Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur het uitgangspunt dient te zijn.
Door de reclassering is een reclasseringsadvies uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat verdachte in het kader van voornoemde bijzondere voorwaarden een klinisch traject heeft gevolgd. Sinds 29 april 2020 is hij uitgestroomd naar een beschermde woonvorm in Sneek. Verdachte is daar niet langer welkom, omdat het de derde keer is dat hij is aangehouden tijdens een lopend hulpverleningstraject. Volgens verdachte is voornoemde woonvorm ook geen geschikte plek voor hem, omdat de overgang van de klinische opname naar redelijk zelfstandig wonen te groot was. De reclassering is van mening dat de beschermde woonvorm inderdaad een te grote zelfstandigheid van verdachte verwachtte.
Verdachte heeft de diagnose ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een verstandelijke beperking en als uitgestelde diagnose een autismespectrumstoornis en een posttraumatische stressstoornis. Hij heeft problemen op het gebied van middelengebruik, huisvesting, financiën, dagbesteding, sociale omgeving, psychosociaal functioneren en houding. Een vaste structuur met een intensieve begeleiding en een setting waarin hij geen middelen mag gebruiken, zijn medicijnen inneemt en het hebben van een dagbesteding zouden beschermend kunnen werken. Verdachte heeft een intake gehad voor de beschermde woonvorm van [instelling] aan het [straatnaam]. Zij kunnen hem de begeleiding geven die hij nodig heeft. Hij kan daar op 21 juli 2020 worden opgenomen en zij zullen hem in het begin van het traject zeer intensieve zorg bieden. Als voorwaarde wordt gesteld dat hij direct moet starten met een dagbesteding en een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek van [instelling]. De reclassering wil verdachte de kans bieden zichzelf te bewijzen in dit traject en is bereid hem in dit kader te begeleiden.
De rechtbank overweegt dat verdachte sinds november 2016 op de veelplegerslijst staat. Hij voldoet inmiddels aan de criteria om voor de ISD-maatregel in aanmerking te komen. Gelet echter op de omstandigheid dat de reclassering nog een mogelijkheid ziet om verdachte, buiten het ISD-traject, te begeleiden en de kans op recidive te beperken zal de rechtbank verdachte deze laatste kans geven. Om het hiervoor beschreven traject mogelijk te maken zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 125 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren passend en geboden en zal deze straf opleggen. Aan de voorwaardelijke straf worden de bijzondere voorwaarden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering en door de officier van justitie is gevorderd.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 6 juli 2018 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De proeftijd is ingegaan op 21 juli 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De rechter-commissaris belast met strafzaken in deze rechtbank heeft op 26 mei 2020 op een vordering van de officier van justitie de voorlopige tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straf bevolen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 28 mei 2020 een vordering ter griffie ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting van 19 juni 2020 heeft de officier van justitie, gelet op het hiervoor genoemde reclasseringsadvies, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd van 57 dagen. Veroordeelde kan hierdoor per 21 juli 2020 in de beschermde woonvorm van [instelling] aan het [straatnaam] worden opgenomen. Voorts heeft zij gevorderd de proeftijd voor het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde straf met één jaar te verlengen en de bestaande bijzondere voorwaarden te vervangen door de bijzonder voorwaarden zoals zij die in de onderhavige strafzaak heeft gevorderd.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is bepleit de vordering van de officier van justitie te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet echter op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de straf in de onderhavige strafzaak heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 57 dagen. Voorts zal de rechtbank de proeftijd met een termijn van één jaar verlengen en de bijzondere voorwaarden opgelegd bij vonnis van 6 juli 2018 vervangen voor de bijzondere voorwaarden zoals deze ook in de onderhavige strafzaak worden opgelegd. Voornoemde sluit aan bij de straf die de rechtbank in de strafzaak heeft opgelegd. Veroordeelde krijgt hiermee een laatste kans om te laten zien dat hij kan veranderen en een leven kan leiden zonder het plegen van strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 125 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op 21 juli 2020 meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: [instelling]), gevestigd aan de [straatnaam] in Leeuwarden en zich vervolgens blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen van de forensische polikliniek van [instelling], of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij ook de inname van medicatie onderdeel kan zijn van de behandeling;
3. dat de veroordeelde vanaf 21 juli 2020 zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten de beschermde woonvoorziening van [instelling] aan het [straatnaam] in Leeuwarden, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van deze verboden mee te werken aan urine- en ademonderzoeken;
5. dat de veroordeelde mee werkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook indien dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijk Personen, waarbij veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/720400-17:
Gelast de
gedeeltelijke tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 6 juli 2018, te weten
57 dagen gevangenisstraf.
Verlengt de in voornoemd vonnis vastgestelde
proeftijd met één jaar en
vervangt de bijzondere voorwaardenopgelegd in voornoemd vonnis voor de volgende bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op 21 juli 2020 meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: [instelling]), gevestigd aan de [straatnaam] in Leeuwarden en zich vervolgens blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich onder ambulante behandeling zal stellen van de forensische polikliniek van [instelling], of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij ook de inname van medicatie onderdeel kan zijn van de behandeling;
3. dat de veroordeelde vanaf 21 juli 2020 zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten de beschermde woonvoorziening van [instelling] aan het [straatnaam] in Leeuwarden, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van deze verboden mee te werken aan urine- en ademonderzoeken;
5. dat de veroordeelde mee werkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook indien dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijk Personen, waarbij veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. M.R. de Vries en
mr. M. Brinksma, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2020.
Mr. M.R. de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.