ECLI:NL:RBNNE:2020:3685

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
18/118550-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met stiefdochter

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn stiefdochter. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 13 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1970, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. T. van Nimwegen, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L. Lubbers. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van de stiefdochter, die op dat moment minderjarig was, en andere seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij van dit onderdeel. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, dat de verdachte ontucht had gepleegd met de minderjarige, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank baseerde haar oordeel op de gedetailleerde en consistente verklaringen van het slachtoffer, die ondersteund werden door verklaringen van haar moeder en zus. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de moeder van het slachtoffer een motief had om hem te beschuldigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €10.000 aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/118550-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 oktober 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 oktober 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van Nimwegen, advocaat te Tilburg. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lubbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 maart 2018 te Assen, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , een en ander hierin bestaande, dat hij (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die door hem gepleegde binnendringingshandeling(en) heeft verricht ondanks het door die [slachtoffer] lichamelijk en/of verbaal geboden verzet en aldus voor die [slachtoffer] een zodanig(e) (bedreigende) situatie heeft
doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken en/of daaraan geen weerstand kon en/of durfde te bieden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 maart 2018 te Assen, (telkens) met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , ontucht heeft gepleegd, immers heeft hij één of meermalen (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 maart 2018 te Assen, (telkens) met, een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , ontucht heeft gepleegd, immers heeft hij één of
meermalen (telkens)
- die [slachtoffer] getongzoend en/of
- de borsten van die [slachtoffer] aangeraakt en/of betast en/of
- zijn tong in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde en veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat feit 1 subsidiair - gelet op de ten laste gelegde seksuele handelingen - enkel bewezen kan worden over de periode van 1 september 2017 tot en met 11 maart 2018.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe onder andere het volgende aangevoerd.
Op de eerste plaats heeft de raadsman vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] . Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] vaag en algemeen is, dat zij geen details kan benoemen en dat zij haar verhaal niet uit eigen beweging heeft verteld maar enkel antwoord heeft gegeven op gesloten en soms zelfs sturende vragen van anderen. Daarnaast is de verklaring van [slachtoffer] aantoonbaar onjuist nu zij heeft verklaard dat, als verdachte klaarkwam, er geen sperma uit zijn penis kwam omdat hij gesteriliseerd is. Ondanks dat verdachte is gesteriliseerd, komt er echter nog altijd sperma uit zijn penis, zodat de verklaring van [slachtoffer] niet kan kloppen en ook overigens ongeloofwaardig is. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de moeder van [slachtoffer] , zijnde aangeefster, en het zusje van [slachtoffer] , die wellicht als steunbewijs zouden kunnen dienen, beide niet aannemelijk zijn. Bovendien heeft aangeefster (de moeder van [slachtoffer] ) een motief om verdachte van de ten laste gelegde gedragingen te beschuldigen, namelijk dat aangeefster op deze wijze zou kunnen verhinderen dat verdachte hun beider dochter nog kan zien en zij haar op deze wijze bij hem weg kan houden. Nu verdachte van meet af aan alle aan hem verweten handelingen heeft ontkend, de verklaringen in het dossier veel vragen oproepen en aangeefster een motief zou kunnen hebben voor het afleggen van een onjuiste verklaring, kan de overtuiging dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen zou hebben begaan redelijkerwijs niet bestaan, zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 mei 2018, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018072541 (zaak BEGONIA) d.d. 2 juli 2018, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001:
V: Hoe zit jullie gezin in elkaar?
A: Mijn ouders zijn gescheiden. Aan mijn moederskant had ik [verdachte] , dat was de vriend
van mijn moeder.
V: In die vier jaar dat je bij je vader woont, hoe vaak zie je je moeder?
A: Vrijdag tot en met zondag in de even weken gaan we naar onze moeder.
V: Hoe lang ken je [verdachte] al?
A: Volgens mij sinds 2009 of 2010.
V: Hoe heb je hem leren kennen?
A: Eerst had ik hem leren kennen via mijn oom [naam 1] . Later kwam [verdachte] bij ons in huis wonen en leerde hem toen echt kennen.
V: Wat is er gebeurd?
A: [verdachte] en ik hebben seks gehad.
V: Hoe is dat allemaal begonnen?
A: Hij begon aan mijn borsten te zitten aan mijn vagina en clitoris en zo. Dat ging echt een hele tijd zo door. Het is zo ver gegaan dat we uiteindelijk seks met elkaar hebben gehad.
V: Wanneer is dat begonnen?
A: Volgens mij toen ik 16 jaar werd of iets daarna. Het was na mijn verjaardag in 2017 na mijn verjaardag ik denk in januari of februari begon het met mijn borsten. In september ongeveer begon het seks.
V: Je vertelde dat je een goede band had met [verdachte] . Wat bedoelde je daarmee?
A: We konden goed praten en we konden over veel dingen praten. Ik was erg nieuwsgierig over seks. Ik kende [verdachte] al langer en bij hem voelde het vertrouwd en ik voelde mij veilig.
V: Waarom sprak je met [verdachte] over de ontwikkelingen en ongesteldheid?
A: Ik was nieuwsgierig over hoe het zit met seksualiteit en hoe dingen voelde. Ik wilde meer weten over seks. Hij liet mij dingen voelen en dat voelde wel fijn. De band werd hierdoor steeds sterker. [verdachte] vertelde mij ook wel eens dat ik er wel aan toe was. Dat zei hij meerdere keren.
V: Kun je uitleggen hoe dat ging toen hij de eerste keer aan je borsten zat?
A: Ik bleef vaak lang op zodat ik alleen was met [verdachte] . Mama ging toen op bed. Ik weet niet meer precies hoe het ging maar het begon bij mijn borsten.
V: De eerste keer dat hij jou bij jouw borsten pakte, waar gebeurde dat?
A: Op de bank.
V: Kun je uitleggen hoe hij jou bij je borsten pakte?
A: [verdachte] zat en ik lag tegen hem aan. Ik lag vaak tegen zijn schouder aan. Als hij met zijn hand over de bank lag kon hij bij mijn borst. Hij ging mij dan verder opzij draaien zodat hij met zijn andere hand ook bij mijn borst kon.
V: Wat deed zijn hand precies?
A: Knijpen of met zijn vinger cirkels draaien.
V: Waar ging de hand heen over je kleding of onder je kleding of zat het anders?
A: De eerste keer weet ik het niet meer goed maar daarna ging hij onder mijn kleding. Bij mijn clitoris ging hij over mijn broek heen maar daarna ging hij ook bij mijn onderbroek naar binnen.
V: Wat vond je ervan dat [verdachte] dat deed?
A: Toen ik bij mijn vader was piekerde ik er wel over. Wat zou er gebeuren als papa en mama erachter komen en als ze boos worden. Maar als ik weer naar [verdachte] toe ging dan voelde het wel weer fijn en had ik er weer zin in. Toen ik de hele week bij papa was, had ik perioden dat ik ernaar verlangde.
V: Weet je nog hoe lang het duurde dat hij van je borsten naar onderen ging?
A: Het was afwisselend. In het begin, bijvoorbeeld op vrijdag zat hij aan mijn borsten en dan zat hij de zaterdag bij mij onder. De keer daarna zat hij aan allebei of zat hij maar aan een ding. Er zat een tijdje tussen. Mijn moeder werd om stipt 02:00 uur wakker. We deden het vaak tussen dat mijn mama op bed ging en 02:00 uur.
V: Je vertelde dat hij aan je borsten zat en dat hij daarna naar onderen ging. Wat bedoel je met naar onderen?
A: Hij had eerst aan mijn clitoris en ging rondjes draaien met zijn vingers over mijn clitoris. Hij ging ook wel eens met zijn vinger in mijn vagina. De afgelopen keren voelde het erg fijn waardoor ik mijn benen open deed.
V: Wat deed hij met zijn vinger?
A: Hij ging erin en eruit. Hij ging er met twee vingers in. Dat had ik gezien.
V: Wanneer is het punt dat het overgaat van aanraken naar seks?
A: Het was ongeveer september. Ik heb mijzelf eraan toe gegeven. Ik wilde het zelf ook wel. Toen is het gebeurd.
V: Wat gebeurde er dan?
A: We lagen bijvoorbeeld op de bank. Ik lag vaak onderop en [verdachte] bovenop mij. Later
zat [verdachte] op de bank en zat ik bovenop hem. Het gebeurde ook wel eens dat we stonden. [verdachte] deed het vaak bij mij, ik niet vaak bij hem.
V: Wat bedoel je precies met [verdachte] deed het vaak bij jou?
A: Dat ik lag en [verdachte] het in mijn vagina deed. [verdachte] deed stopte zijn piemel altijd in mij. Ik ging met hem meedoen. Ik ging het seksgedeelte meedoen dat ik het ook wilde.
V: [verdachte] raakte je aan bij je borsten, vagina en je had seks. Waren er nog dingen wat je bij hem deed?
A: In het begin durfde ik het niet goed. Later had ik zijn piemel aangeraakt en had ik erin geknepen. De laatste keren heb ik zijn piemel in mijn mond gehad. Hij heeft ook twee of drie keer met zijn tong aan mijn clitoris gezeten.
V: Hoe vaak heb je hem gemasturbeerd?
A: Ongeveer 10 keer.
V: Hoe vaak heb je seks gehad met [verdachte] ?
A: Sowieso elk weekend als ik bij mama en hem was.
V: Dat seks hebben met elkaar. Zijn piemel ging in jouw vagina. Als jij ligt en hij gaat met zijn piemel in jou. Wat gebeurd er dan?
A: Dan krijg ik een fijn gevoel.
V: Wat deed [verdachte] ?
A: [verdachte] deed zijn piemel in mijn vagina en ging heen en weer. Dat ging zo een tijdje door, vijf of tien minuten.
V: Wanneer was het klaar?
A: Als we iets boven hoorden, als hij naar de wc moest of hij kwam bijna klaar en stopte dan.
V: Hoe ging dat dat hij bijna klaar kwam?
A: Hij ging snel ademhalen of hij zei dat hij bijna klaar kwam en haalde zijn piemel
eruit. Soms ging hij verder door zodat hij wel klaar kwam. Soms zei hij dat hij moest stoppen omdat hij anders klaar zou komen. Hij kwam wel eens bijna klaar maar ik wilde meer.
V: Nog even terug dat je moeder naar beneden komt.
A: [verdachte] gaf aan dat hij seks met mij wilde. We gingen daarna staan.
V: Wat gebeurde er?
A: We voelden ons betrapt.
V: Hoe zit het met de kleding op dat moment?
A: [verdachte] had een broek aan een shirt aan en een vest aan.
V: Wat voor kleding had jij aan?
A: Een pyjamabroek een shirt en een vest.
V: Waar was jou kleding?
A: Ik had mijn pyjamabroek half onder mijn kont hangen.
V: Waarom had je je pyjamabroek half onder je kont?
A: Omdat het de bedoeling was dat [verdachte] en ik wat gingen doen.
V: Wat wilden jullie gaan doen?
A: Seks hebben
V: Wat zei [verdachte] op dat moment?
A: Ik ging op de bank zitten. [verdachte] is naar mama is gelopen en zei iets dat er niks was gebeurd. [verdachte] vertelde dat mama had gezien dat wij onze broeken omhoog hadden gedaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 april 2018, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 1] :
V: Hoe gaat [verdachte] om met de kinderen?
A: In het begin redelijk goed. Ik merkte wel dat rond 2016 hij een betere band met [slachtoffer] kreeg. Hij begrijpt [slachtoffer] beter.
V: Wat voor verantwoordelijkheden nam hij bijvoorbeeld naar [getuige 2] en [slachtoffer] ?
A: Financieel voornamelijk. [slachtoffer] heeft een nieuwe laptop nodig voor school. Hij zorgt er dan voor zij die kan krijgen.
V: Hoe vaak kwamen de kinderen bij jou?
A: Een keer in de veertien dagen in het weekend. Ze komen op vrijdagavond en gaan zondag om 19:00 uur weer terug.
V: Waar woonden [verdachte] [naam 2] en jij?
A: Wij woonden aan de [straatnaam] in Assen.
V: Kun je vertellen hoe dit is begonnen?
A: [slachtoffer] gedroeg zich anders dan normaal. Normaal gesproken ging ze op bed als ik
dat vroeg. De laatste tijd bleef ze hangen en wilde ze niet op bed. Dat gedrag is ongeveer een half jaar aan de orde. Als ik naar bed ging, waren zij nog beneden. Het echte verhaal begon toen ik van een broer en zussendag thuis kwam. Ik ging slapen en werd in de nacht wakker. Dit was de nacht van 10 op 11 maart. Ik liep naar beneden. Ik deed de deur open. Ik zag [verdachte] met zijn rug naar mij toe. Ik zag mijn dochter [slachtoffer] voorover gebogen staan. Ik zag dat ze haar broek en onderbroek naar beneden had. Ik zag dat [verdachte] wat aan het frutselen was met zijn broek. Het leek alsof hij zijn broek dicht deed. Ik hoor dat hij zijn knoop dicht deed. [slachtoffer] stond op een meter bij [verdachte] vandaan. Mijn dochter ging daarna direct naar de bank. [verdachte] begon direct op mij in te spelen. [verdachte] deed zelf alsof er niets was gebeurd. Ik dacht klopt het wel wat ik zie? [verdachte] reageerde hier direct op. Ik zei nog "klopt het nu wat ik zie?"
V: Hoe stond [slachtoffer] exact?
A: [slachtoffer] stond voorover gebukt. Ze had haar benen recht maar stond verder voorover gebogen. Ze had een blauwe joggingbroek aan welke naar beneden was. Ze had de joggingbroek tot onder haar knieën. Ik zag dat haar onderbroek net boven haar knieën zat.
V: Je zegt dat je een aantal vragen hebt gesteld. Wat antwoordde zij hierop?
A: [slachtoffer] vertelde dat hij aan haar borsten had gezeten en dat ze hadden seks hadden gehad. Hij zou aan haar borsten hebben gedraaid en hierbij hebben gezegd dat ze daarvan opgewonden zou worden. Het was min of meer dat ze wilde weten wat het is om seks te hebben. [verdachte] wilde het haar wel laten zien. Het was volgens haar geen liefde maar vooral nieuwsgierigheid.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 juni 2018, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: [getuige 1] heeft bij ons verklaard dat zij in de nacht van 10 op 11 maart 2018 beneden de woonkamer in komt van jullie woning. Zij ziet jou dan daar staan met de rug naar haar toe en ziet [slachtoffer] voor jou voorover gebogen staan met haar broek en onderbroek naar beneden zodat ze in haar blote billen staat. Ze ziet dat jij wat aan het frutselen bent met jouw broek. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ik liep van mijn computer naar de gang toe. De deur ging open en er daar was opeens [getuige 1] . Ik schrok mij helemaal de pleuris want ik wou naar de wc. Ik was toen met mijn broek bezig. [slachtoffer] liep achter ons langs.
V: Wat heb je hierover tegen [getuige 1] gezegd die avond?
A: Nou ze meende wat gezien te hebben.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 juni 2018, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 2] :
V: [slachtoffer] is ook bij ons geweest en heeft een verklaring afgelegd. Zij heeft verteld dat zij jou heeft verteld wat er tussen haar en [verdachte] is gebeurd. Wat heeft zij jou verteld?
A: [slachtoffer] vertelde dat zij seks met [verdachte] heeft gehad. Ze vertelde mij dat ze niet verkracht was, maar dat ze het zelf ook wel wou. [slachtoffer] zei dat het vanaf september 2017 gaande was. Ik heb toen gelijk verteld wat ik in oktober 2017 heb gezien. Ik kon toen niet slapen. Het was ongeveer 03.00 uur toen ik merkte dat [slachtoffer] nog steeds niet boven was. Ik ben toen de trap afgelopen. Dan zie ik dat [verdachte] mij tegemoet komt lopen. Ik zie dan dat hij zijn riem, broek en knopen open heeft. Ik loop door naar de woonkamer. Ik zag toen dat [slachtoffer] op de bank lag. Zij had een deken over zich heen tot aan haar heupen. Ik zag haar bil. Zij had haar pyjamabroek en onderbroek dus niet aan. Nou ja, de voorkant was omhoog getrokken en de achterkant niet. Dat zat nog naar beneden. Daarom kon ik haar bil nog zien.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt bij de waardering van het bewijs en de beoordeling van de tenlastelegging – mede gelet op de door de raadsman gevoerde bewijsverweren – het volgende voorop. Ingevolge het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet worden aangenomen op een verklaring van slechts één getuige en/of op verklaringen die afkomstig zijn van die ene getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige waargenomen feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In de eerste plaats is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat [slachtoffer] gedetailleerd en consequent heeft verklaard over het ten laste gelegde en alle daarin beschreven handelingen. [slachtoffer] verklaart onder andere zeer gedetailleerd over de eerste keer dat verdachte haar borsten aanraakte, welke bewegingen de handen en vingers van verdachte maakten als hij aan haar borsten en vagina zat en hoe de seks elke keer tot een einde kwam. De details die [slachtoffer] beschrijft zijn zodanig specifiek dat deze sterk op eigen waarneming en ondervinding wijzen. In het kader van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van [slachtoffer] haar verklaring valt in het bijzonder op dat [slachtoffer] uit eigen beweging herhaaldelijk verklaart dat zij het (later) fijn vond om seks met verdachte te hebben en ernaar verlangde als ze doordeweeks niet bij hem was. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit haar verklaring authentiek. Bovendien verklaart [slachtoffer] ook consequent over de ten laste gelegde seksuele handelingen en over de periode waarin die handelingen hebben plaatsgevonden. Haar verklaring bij de rechter-commissaris, meer dan anderhalfjaar later, is consistent met haar verklaring bij de politie, ook op detailniveau. Daarnaast komen verschillende details waar [slachtoffer] bij de politie over verklaart terug in de verklaringen van haar moeder en zus aan wie ze had verteld over de seksuele handelingen, zoals het draaien aan de borsten en dat ze de seks zelf ook wou, uit nieuwsgierigheid. Dat er ook dingen zijn die [slachtoffer] zich niet meer goed kan herinneren is gelet op de periode en frequentie van de handelingen niet verwonderlijk en doet naar het oordeel van de rechtbank - mede gelet op hetgeen hiervoor mede is overwogen - niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De rechtbank ziet ook voor het overige geen aanleiding om te twijfelen aan de door [slachtoffer] afgelegde verklaring en acht deze dan ook betrouwbaar.
Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van haar moeder en de verklaring van haar zusje. In de eerste plaats bevestigt moeder dat [slachtoffer] en verdachte 's avonds, nadat zij naar bed ging, vaak alleen beneden waren samen. Voorts verklaart moeder over wat zij in de nacht van 10 op 11 maart 2018 gezien heeft. De moeder van [slachtoffer] kwam die bewuste nacht beneden en zag daar haar dochter voorover gebogen staan met haar broek en onderbroek naar beneden en zag verdachte aan zijn broek frutselen waarbij het leek alsof hij zijn broek dichtdeed. Deze waarneming wordt bovendien tot in detail bevestigd door [slachtoffer] zelf, waar zij aan toevoegt dat het de bedoeling was om seks met verdachte te hebben. Ook hetgeen verdachte zelf verklaart over deze nacht komt op essentiële punten overeen met de verklaringen van [slachtoffer] en haar moeder. In oktober 2017 deed [getuige 2] een vergelijkbare waarneming als haar moeder toen zij ook 's nachts naar beneden liep en zag dat verdachte haar tegemoet kwam lopen met zijn broek open. Haar zus zag ze op de bank liggen met haar broek en onderbroek enkel aan de voorkant opgetrokken, waardoor ze de blote billen van haar zus kon zien. Aldus hebben zowel de moeder van [slachtoffer] als haar zusje waarnemingen gedaan die aansluiten bij de verklaring van [slachtoffer] , te weten dat zij vaak ’s nachts, als de rest boven op bed lag, beneden seks met verdachte had. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] hiermee voldoende steun en bevestiging in ander bewijsmateriaal. Bovendien wordt ook de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] versterkt door de waarnemingen van haar moeder en zusje.
Verdachte heeft ontkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer] en heeft gesteld dat de moeder van [slachtoffer] een motief heeft om hem van de ten laste gelegde gedragingen te beschuldigen, te weten om ervoor te zorgen dat verdachte hun beider dochter bij haar weg kan halen. Het dossier bevat echter geen aanwijzingen dat er in de periode waarin de beschuldigingen zijn gedaan, aanleiding was voor moeder om vanuit dit motief te handelen en dat, ware de waarneming door moeder op 10 en 11 maart 2018 niet gedaan, er al voornemens waren om de relatie te beëindigen. Bovendien zou een en ander betekenen dat [slachtoffer] en haar zusje [getuige 2] , op instructie van hun moeder, de beschuldigingen gezamenlijk zouden hebben geconstrueerd. De rechtbank acht dat zeer onaannemelijk en het dossier bevat daarvoor ook geen enkel aanknopingspunt. De rechtbank hecht dan ook meer waarde aan de verklaringen van [slachtoffer] , haar moeder en haar zusje dan aan de verklaring van verdachte.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de onder 1 subsidiair ten laste gelegde periode wordt beperkt tot 1 september 2017 tot en met 11 maart 2018, nu uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat er vanaf september 2017 sprake was van seks. Voorts wordt het onder 2 ten laste gelegde tongzoenen weggestreept nu daarvan onvoldoende uit het dossier is gebleken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 maart 2018 te Assen, telkens met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, ontucht heeft gepleegd, immers heeft hij één of meermalen telkens
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;
2.
hij op meer tijdstippen in de periode van 18 januari 2017 tot en met 11 maart 2018 te Assen, telkens met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, ontucht heeft gepleegd, immers heeft hij één of meermalen (telkens)
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn tong tegen de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair. ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
2. ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie in aanmerking genomen de hoge frequentie, de lange duur, het van kwaad tot erger worden van de handelingen, de forse gevolgen voor het slachtoffer, het afdwingen van geheimhouding en de stellige ontkenning van verdachte. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie onder meer meegewogen dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft, mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 14 oktober 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meer dan een jaar lang ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer] , de dochter van zijn vriendin. Die ontucht vond zeer frequent plaats en heeft mede bestaan uit het frequent hebben van geslachtsgemeenschap. [slachtoffer] was destijds 16 jaar oud, terwijl verdachte 46 jaar oud was. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van de afhankelijke en kwetsbare positie waar zijn stiefdochter zich in bevond en van het overwicht dat hij als stiefvader en door zijn leeftijd op haar had. [slachtoffer] had naar eigen zeggen een goede band met verdachte, vertrouwde hem en voelde zich veilig bij hem. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had en ook zou mogen hebben, op grove wijze heeft geschonden. In plaats van een steun- en voorbeeldfiguur voor haar te zijn, heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Dit alles klemt temeer nu de ontucht in de gezinswoning heeft plaatsgevonden, terwijl [slachtoffer] aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. De woning is bij uitstek de plek waar [slachtoffer] veiligheid en bescherming had moeten vinden. Dat [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij zelf ook wel nieuwsgierig was en het ook wel fijn vond, maakt dit niet anders. Verdachte had als volwassen man de grenzen van het toelaatbare niet mogen overschrijden en moeten inzien dat [slachtoffer] hier naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst last van zou krijgen. De ervaring leert dat seksueel misbruik vaak nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich brengt die nog lange tijd kunnen doorwerken. Ook in dit geval zijn daar aanwijzingen voor, mede gelet op de verklaring van [slachtoffer] die zich in het dossier bevindt. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om deze (mogelijke) gevolgen voor [slachtoffer] en zijn eigen lustgevoelens steeds voorop gesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en heeft geprobeerd [slachtoffer] te manipuleren, zodat zij de ontucht geheim zou houden. Dat is een kwalijke en zorgelijke situatie.
Uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 16 september 2019 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Voorts volgt uit het reclasseringsrapport van 14 oktober 2019 dat verdachte zijn leven op de rit heeft en dat er geen sprake is van criminogene factoren.
Gezien de ernst, de frequentie en de duur van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat op het door verdachte gepleegde misdrijf niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank komt daarbij wel tot een aanmerkelijk kortere duur van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen is, alsmede met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank zal ter voorkoming van recidive een deel van di gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen onder de algemene voorwaarde dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten zal plegen, zoals gevorderd door de officier van justitie. De officier van justitie heeft zonder nadere motivering een proeftijd voor de duur van 2 jaar gevorderd. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om af te wijken van de standaard proeftijd voor de duur van 3 jaar en zal deze dan ook opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. De verdediging heeft, mocht de rechtbank wel tot een veroordeling komen, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de omvang van de vordering benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 januari 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 10.000,-(zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] te betalen een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2017, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 85 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. T.P. Hoekstra, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 oktober 2020.
Mr. H.R. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.