ECLI:NL:RBNNE:2020:3680
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/820056-19, waarin de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1981, had een gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd gekregen, waarvan de tenuitvoerlegging voorwaardelijk was, onder bepaalde bijzondere voorwaarden. De proeftijd was op 25 februari 2020 begonnen, maar de veroordeelde heeft de opgelegde voorwaarden niet nageleefd, zoals bevestigd door een rapport van Reclassering Nederland.
Tijdens de zitting op 13 oktober 2020 waren de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en een reclasseringswerker aanwezig. De reclasseringswerker gaf aan dat de samenwerking met de veroordeelde niet vruchtbaar was geweest, ondanks inspanningen van de reclassering. De rechtbank overwoog dat, hoewel er voldoende redenen waren om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, het onwenselijk zou zijn om de veroordeelde naar de gevangenis te sturen, omdat dit zou leiden tot verlies van zijn plek bij de instelling voor begeleid wonen.
De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de bijzondere voorwaarden op te heffen, in de hoop dat de veroordeelde op vrijwillige basis hulp zou zoeken. De rechtbank benadrukte het belang van de motivatie van de veroordeelde om hulp te ontvangen en het voorkomen van recidive. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij mr. A. Jongsma als voorzitter fungeerde, en de uitspraak werd gedaan in het openbaar.