Uitspraak
,
1.Het procesverloop
2.De verdere feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
6.De beslissing
Arnhem-Leeuwarden
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de situatie van de kinderen voldoende bestendig was om de ondertoezichtstelling op te heffen. De kinderen waren recent uithuisgeplaatst en de ouders stonden niet open voor hulpverlening van het wijkteam, wat de kinderrechter zorgwekkend vond.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI onvoldoende onderbouwd heeft dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreigingen meer aanwezig zijn. De kinderen hebben een moeilijke periode doorgemaakt, met zorgen over verwaarlozing en huiselijk geweld. Hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, zijn deze nog te pril en niet bestendig genoeg om te concluderen dat de ondertoezichtstelling kan worden opgeheven. De kinderrechter benadrukt het belang van monitoring door de GI en de noodzaak voor de ouders om aan te tonen dat zij de positieve ontwikkeling kunnen vasthouden.
De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de GI voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling moet blijven betrokken bij de situatie van de kinderen en dat er een overdracht naar het wijkteam moet plaatsvinden. De ouders moeten ook na afloop van de ondertoezichtstelling contact houden met de hulpverlening, zodat zij niet aan hun lot worden overgelaten.