ECLI:NL:RBNNE:2020:3671

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
17/174773
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in omgangsregeling tussen ouders met betrekking tot minderjarige

Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding over de nakoming van een omgangsregeling tussen een man en een vrouw, die als ouders van een minderjarige zijn betrokken. De man vorderde dat de vrouw zou worden bevolen om de rechtbankuitspraak van 2 oktober 2019 na te komen, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De vrouw voerde verweer en vroeg om niet-ontvankelijk verklaring van de man in zijn vordering, dan wel om afwijzing van deze vordering. In reconventie vorderde de vrouw dat de omgang tussen de man en de minderjarige zou worden stopgezet totdat in de bodemprocedure een beslissing zou zijn genomen.

Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat beide partijen het eens waren met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om begeleide omgang op te starten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen spoedeisend belang bestond voor de man om zijn vordering tot nakoming van de omgangsregeling te handhaven, aangezien partijen overeenstemming hadden bereikt over de wijze van omgang. De voorzieningenrechter verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn vordering en ook de vrouw in haar vordering in reconventie. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd mondeling gedaan door de voorzieningenrechter, die tevens kinderrechter is, en de schriftelijke uitwerking volgde op 14 oktober 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/174773 / KG ZA 20/187
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, zoals bedoeld is in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van 2 oktober 2020
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. M.R. van der Pol, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.C. Bosch, kantoorhoudende te Dokkum.
Partijen zullen hierna ''de man'' en ''de vrouw'' genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de concept-dagvaarding, ingekomen bij de griffie op 10 september 2020;
- de dagvaarding met producties, ingekomen bij de griffie op
23 september 2020;
- de pleitnota met producties van mr. Bosch, tevens eis in reconventie, ingekomen bij de griffie op 29 september 2020.
1.2.
Op 2 oktober 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van mr. J. Teertstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. M.L. Klungel, griffier. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de RvdK).
1.3.
Nadat partijen hun standpunten hadden bepleit, heeft de voorzieningenrechter op de voet van artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

2.De gronden van de beslissing

2.1.
De man vordert in conventie om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te bevelen de rechtbank uitspraak d.d. 2 oktober 2019 en de bepaalde voorlopige omgangsregeling c.q. verdeling van zorg- en opvoedingstaken na te komen op straffe van een door gedaagde ten behoeve van eiser te verbeuren dwangsom van € 5.000,- per keer dat gedaagde hiermee in gebreke blijft met een maximum ad € 50.000,-, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
II. kosten rechtens.
2.2.
De vrouw voert verweer en verzoekt om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: primair de man in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair deze vordering als ongegrond af te wijzen.
2.3.
De vrouw vordert in reconventie:
I. de man te veroordelen in de proceskosten van beide partijen;
II. te bepalen dat de beschikking van 2 oktober 2019 wordt gewijzigd, in dier voege dat er voorlopig - totdat in de bodemprocedure nader is beslist - geen omgang tussen de man en [minderjarige] zal zijn.
2.4.
Mr. Bosch heeft er zitting desgevraagd aangegeven dat de vrouw geen belang meer heeft bij toewijzing van de vordering in reconventie onder II. wanneer het verzoek van de man in conventie wordt afgewezen.
2.5.
De man voert verweer.
2.6.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Zij heeft daartoe aan partijen mededeling gedaan van de navolgende gronden van de beslissing, zakelijk weergegeven:
- Ten aanzien van de vordering in conventie is de eerste te beoordelen vraag of sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering. Dit dient ex nunc beoordeeld te worden. In beginsel is al snel sprake van spoedeisendheid wanneer er geen omgang meer plaatsvindt. De vraag is of de man in deze situatie en op dit moment een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot nakoming van de omgangsregeling. Gebleken is dat partijen in het afgelopen jaar een KKE-traject (Kenniscentrum Kind en Echtscheiding) van Jeugdhulp Friesland hebben gevolgd, dat negatief is beëindigd. De man weerspreekt dat, zoals vermeld staat in de afsluitbrief van het KKE-traject, het stopzetten van het traject te maken heeft met het agressieve gedrag van de man, maar duidelijk is wel dat het KKE het traject met deze reden heeft beëindigd. Vervolgens is de RvdK, overeenkomstig het bepaalde in de beschikking van 2 oktober 2019, gestart met een raadsonderzoek. Ter zitting heeft de RvdK verklaard dat in de bodemzaak het raadsrapport binnen twee tot drie weken verwacht wordt en de RvdK heeft tevens uiteengezet in welke richting het Raadsadvies zal wijzen. Zowel de man als de vrouw hebben verklaard bereid te zijn om het advies van de RvdK op te volgen. Dit advies houdt in dat de man hulp zal zoeken voor zijn problemen met agressieregulatie en dat beide partijen - in afwachting van een zittingsdatum in de bodemprocedure - zullen meewerken aan het tussen de man en [minderjarige] (verder) opstarten van het beeldbellen en het opstarten van begeleide omgangsmomenten door Humanitas. Gelet op het voorgaande constateert de voorzieningenrechter dat op dit moment, bij de huidige stand van zaken, het spoedeisend belang van de man ontbreekt ten aanzien van zijn vordering tot nakoming van de omgangsregeling. De man en de vrouw zijn het immers eens over de wijze van het opstarten van de omgang en de voorwaarden daartoe, zodat er geen spoedeisend belang bestaat om vooruitlopend op een beslissing in de bodemzaak nu een voorziening te treffen. Om die reden zal de voorzieningenrechter de man niet-ontvankelijk verklaren.
- Ten aanzien van de vordering in reconventie, onder volgnummer II, overweegt de voorzieningenrechter dat de vrouw bij die vordering ook geen spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter zal de vrouw daarom op dat punt niet-ontvankelijk verklaren.
- Ten aanzien van de vordering in reconventie, onder volgnummer I, overweegt de voorzieningenrechter dat in familiezaken het uitgangspunt is dat iedere partij de eigen kosten draagt. Er kunnen omstandigheden zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. Daarvan kan onder meer sprake zijn bij het nodeloos in rechte betrekken van de wederpartij of wanneer misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om de wederpartij in rechte te betrekken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan in de onderhavige zaak geen sprake is. Daarbij speelt mee dat bij beschikking van 2 september 2020 geoordeeld is dat een voorlopige voorziening procedure niet de juiste weg was om nakoming van de omgangsregeling te vorderen en dat de man daarvoor een kort geding had moeten starten. Nu de man alsnog een kort geding heeft gestart en op het moment van aanhangig maken nog niet duidelijk was wat de RvdK ten aanzien van de omgang zou adviseren, kan niet gezegd worden dat hij deze procedure nodeloos heeft gestart of dat hij zijn recht heeft misbruikt. De proceskosten zullen tussen partijen dan ook worden gecompenseerd in die zin dat iedere partijen de eigen kosten draagt.
2.7.
Door de voorzieningenrechter is vervolgens aan partijen meegedeeld dat als volgt zal worden beslist.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
3.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vordering;
3.2.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
3.3.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar vordering;
3.4.
compenseert de proceskosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze uitspraak is mondeling gegeven op 2 oktober 2020 door mr. J. Teertstra, voorzieningenrechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Klungel, als griffier. De schriftelijke uitwerking van de uitspraak is door de voorzieningenrechter vastgesteld en ondertekend op 14 oktober 2020.
(
fn: 864)