Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De gronden van de beslissing
3.De beslissing
fn: 864)
Rechtbank Noord-Nederland
Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding over de nakoming van een omgangsregeling tussen een man en een vrouw, die als ouders van een minderjarige zijn betrokken. De man vorderde dat de vrouw zou worden bevolen om de rechtbankuitspraak van 2 oktober 2019 na te komen, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De vrouw voerde verweer en vroeg om niet-ontvankelijk verklaring van de man in zijn vordering, dan wel om afwijzing van deze vordering. In reconventie vorderde de vrouw dat de omgang tussen de man en de minderjarige zou worden stopgezet totdat in de bodemprocedure een beslissing zou zijn genomen.
Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat beide partijen het eens waren met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om begeleide omgang op te starten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen spoedeisend belang bestond voor de man om zijn vordering tot nakoming van de omgangsregeling te handhaven, aangezien partijen overeenstemming hadden bereikt over de wijze van omgang. De voorzieningenrechter verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn vordering en ook de vrouw in haar vordering in reconventie. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd mondeling gedaan door de voorzieningenrechter, die tevens kinderrechter is, en de schriftelijke uitwerking volgde op 14 oktober 2020.