ECLI:NL:RBNNE:2020:3597
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot afgifte van een hond op basis van eigendom en revindicatie
In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de afgifte van hun hond [A], een Alaskan Malamute, van gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De hond was oorspronkelijk eigendom van [gedaagde 2], die deze om persoonlijke redenen aan de fokker [S] heeft overgedragen. [S] heeft vervolgens de hond op proef aangeboden aan eisers, die eerder een hond van dezelfde fokker hadden aangeschaft, maar deze was overleden. De eisers hebben de hond op 8 augustus 2020 opgehaald en er was een afstandsverklaring opgesteld waarin stond dat de hond op proef ter herplaatsing zou worden aangeboden aan hen. Na enige tijd maakten eisers zich echter zorgen over de gezondheid van de hond en hebben zij contact opgenomen met [S] en [gedaagde 1]. Uiteindelijk is de hond op 19 augustus 2020 door [gedaagde 1] opgehaald, wat leidde tot de vordering van eisers om de hond terug te krijgen.
De kantonrechter oordeelt dat eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij eigenaar zijn geworden van de hond op basis van de afstandsverklaring en de daaropvolgende communicatie. De kantonrechter wijst de vordering tot afgifte van de hond toe, omdat gedaagden de hond zonder recht houden. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagden niet aan de veroordeling voldoen. De proceskosten worden aan gedaagden opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.