ECLI:NL:RBNNE:2020:3567

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
C/17/161131 / HA ZA 18-132
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van fraudevordering in faillissementszaak met betrekking tot [Beheer A] B.V.

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de curator van de failliete vennootschap [Beheer A] B.V. een vordering ingesteld in reconventie. De rechtbank heeft op 21 oktober 2020 een eindvonnis gewezen, waarin de vordering van de curator werd afgewezen. De curator had een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat er in de periode van 1 januari 2007 tot 30 juni 2017 aanzienlijk meer 2e klasse producten door [Concern A] waren verkocht dan in de administratie was verantwoord. Echter, de curator heeft afgezien van bewijslevering, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen onder 2 en 4, aangezien de gestelde fraude niet kon worden bewezen.

De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al beslissingen genomen over andere vorderingen en heeft nu het eindvonnis gewezen. De curator werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 15.424,00. Daarnaast werd de curator ook veroordeeld in de nakosten. De rechtbank heeft bepaald dat de vordering van de curator op de nalatenschap van [bestuurder 1] uit hoofde van ten onrechte gemaakte kosten € 12.100,00 bedraagt, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de veroordeling slechts ten uitvoer kan worden gelegd voor zover de wet dat toelaat tegenover erfgenamen die de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving hebben aanvaard.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vorderingen voor het overige afgewezen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/161131 / HA ZA 18-132
Vonnis van 21 oktober 2020 in reconventie (bij vervroeging)
in de zaak van
MR. H.C. LUNTER Q.Q.,
handelend in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Beheer A],
kantoorhoudende te [plaats] ,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.J.W. Hemmes te Drachten,
tegen

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[eiser 6], wettelijk vertegenwoordigd door
[eiser 5] en [eiser 7],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[eiser 8], wettelijk vertegenwoordigd door
[eiser 5] en [eiser 7],
wonende te [woonplaats] ,
gezamenlijk handelend in hun hoedanigheid van gezamenlijk vereffenaars van de nalatenschap van
[bestuurder 1],
verweerders in reconventie,
advocaten mr. W. Mollema en mr. R.S. van der Spek te Leeuwarden.
Eiseres in reconventie zal hierna de curator genoemd worden en [Beheer A] B.V. zal met [Beheer A] worden aangeduid. Verweerders in reconventie zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als de vereffenaars.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure (in reconventie) blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 augustus 2020 waarbij aan de curator een bewijsopdracht is verstrekt,
- het bericht van de curator van 7 september 2020 dat zij afziet van bewijslevering.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in reconventie

2.1.
De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken, waaronder haar tussenvonnissen van 15 april 2020 en 19 augustus 2020. De rechtbank neemt over wat zij in deze tussenvonnissen heeft overwogen en beslist.
2.2.
[Beheer A] heeft in reconventie vorderingen ingesteld die door haar zijn genummerd van 1. tot en met 6., waarbij de vorderingen onder 5. en 6 betrekking hebben op respectievelijk buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 15 april 2020 al bindende eindbeslissingen genomen over de vorderingen onder 1. en 3. en over onderdelen van de vordering onder 4. Voor een samenvattend overzicht van deze beslissingen wordt verwezen naar rechtsoverweging 7.63. tot en met 7.65. van dat vonnis.
2.3.
De bewijsopdracht heeft betrekking op de vordering onder 2. en een onderdeel van de vordering onder 4. De rechtbank heeft de curator opgedragen om te bewijzen dat er in het tijdvak van 1 januari 2007 tot 30 juni 2017 aanzienlijk meer 2e klasse producten door het [Concern A] zijn verkocht dan verantwoord is in de administratie van het [Concern A] en wel in een zodanige omvang dat het gedeelte dat niet in de boeken is verantwoord meer dan puur incidenteel was. Nu de curator afziet van bewijslevering brengt dit mee dat de vorderingen onder 2. en 4. ook overigens zullen worden afgewezen. De door [Beheer A] (thans: de curator) gestelde fraude die ten grondslag ligt aan de vorderingen onder 2. en 4. is door het achterwege laten van bewijslevering immers niet vast komen te staan. Nu op alle overige vorderingen (met uitzondering van de kosten) al was beslist, zal thans eindvonnis worden gewezen.
2.4.
De curator zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten zullen, voor zover tot op heden gevallen aan de kant van de vereffenaars, worden vastgesteld op een bedrag van € 15.424,00 (4 punten x tarief VIII). De rechtbank heeft bij de berekening van het aantal punten 1,5 punt (in plaats van 2) toegekend aan het pleidooi nu tijdens dezelfde zitting is gepleit in de zaak met zaak-/rolnummer C/17/161435 HA ZA 18-146 en de meeste onderwerpen die tijdens de zitting aan de orde zijn gekomen in beide zaken van belang waren. De vordering tot vergoeding van de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling is toewijsbaar nu daartegen geen verweer is gevoerd.
2.5.
De vereffenaars hebben gevorderd om de curator tevens in de nakosten te veroordelen. Deze vordering is toewijsbaar omdat deze kosten zich thans al laten begroten. De vordering zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum te melden. De rechtbank wijst erop dat sinds 1 mei 2018 hogere tarieven gelden dan de vereffenaars hebben gevorderd. Nu zij hun eis op dit punt niet hebben vermeerderd zal de rechtbank het voorheen geldende tarief toepassen.

3.De beslissing

De rechtbank:
in reconventie
3.1.
stelt vast dat de vordering van [Beheer A] op de nalatenschap van [bestuurder 1] uit hoofde van ten onrechte ten laste van [Beheer A] gebrachte kosten
€ 12.100,00 bedraagt en veroordeelt de vereffenaars om aan de curator dit bedrag te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 27 juni 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
bepaalt dat de veroordeling onder 3.1. slechts ten uitvoer zal kunnen worden gelegd op een wijze die in overeenstemming is met de wet en slechts voor zover de wet dat toelaat tegenover erfgenamen die de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving hebben aanvaard;
3.3.
veroordeelt de curator in de kosten van het geding, tot op heden aan de kant van de vereffenaars gevallen, en stelt deze kosten vast op een bedrag van € 15.424,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover indien niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis tot betaling daarvan is overgegaan;
3.4.
veroordeelt de curator in de nakosten en begroot deze kosten op een bedrag van
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het om de beslissingen onder 3.3. en 3.4. gaat;
3.6.
wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman, mr. E.Th.M. Zwart-Sneek en mr. T.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2020. [1]

Voetnoten

1.fn 689