Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6], wettelijk vertegenwoordigd door
[eiser 5] en [eiser 7],
[eiser 8], wettelijk vertegenwoordigd door
[eiser 5] en [eiser 7],
[bestuurder 1],
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de curator van de failliete vennootschap [Beheer A] B.V. een vordering ingesteld in reconventie. De rechtbank heeft op 21 oktober 2020 een eindvonnis gewezen, waarin de vordering van de curator werd afgewezen. De curator had een bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat er in de periode van 1 januari 2007 tot 30 juni 2017 aanzienlijk meer 2e klasse producten door [Concern A] waren verkocht dan in de administratie was verantwoord. Echter, de curator heeft afgezien van bewijslevering, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen onder 2 en 4, aangezien de gestelde fraude niet kon worden bewezen.
De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al beslissingen genomen over andere vorderingen en heeft nu het eindvonnis gewezen. De curator werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 15.424,00. Daarnaast werd de curator ook veroordeeld in de nakosten. De rechtbank heeft bepaald dat de vordering van de curator op de nalatenschap van [bestuurder 1] uit hoofde van ten onrechte gemaakte kosten € 12.100,00 bedraagt, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de veroordeling slechts ten uitvoer kan worden gelegd voor zover de wet dat toelaat tegenover erfgenamen die de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving hebben aanvaard.
Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de vorderingen voor het overige afgewezen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters.