ECLI:NL:RBNNE:2020:3552

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
18/740052-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van brandstichting en diefstal door twee of meer verenigde personen

Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van medeplegen van brandstichting en diefstal. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan in de periode van 1 november 2019 tot en met 4 november 2019 in Heerenveen en Langezwaag. De verdachte is samen met een of meer anderen beschuldigd van het opzettelijk stichten van brand aan een woning door een molotovcocktail tegen een raam te gooien, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van diefstal van diverse goederen, waaronder laptops, telefoons en fietsen, uit een woning in Langezwaag. Tijdens de zitting op 17 september 2020 heeft de verdachte bekend dat hij betrokken was bij de diefstal en dat hij goederen heeft aangenomen en geholpen deze te vervoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met een voorwaardelijke jeugddetentie van zes weken en bijzondere voorwaarden. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740052-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logemann, advocaat te Harlingen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 4 november 2019, dan wel op of omstreeks 4 november 2019, te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine en/of (vervolgens) een muur en/of raam en/of toegangsdeur, dan wel de
gevel van (een gymzaal van) een schoolgebouw ([benadeelde partij 1]) (door het gooien van een (aangestoken) bierfles met benzine (een zgn molotovcocktail) tegen die muur en/of dat raam en/of die toegangsdeur, dan wel die gevel, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan (de muur en/of het raam en/of de toegangsdeur en/of de gevel van) die gymzaal en/of dat schoolgebouw geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die gymzaal en/of dat schoolgebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2. primair
hij in of omstreeks 1 november 2019 tot en met 4 november 2019, althans op of omstreeks 4 november 2019, te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een woning (gelegen aan [straatnaam] aldaar), met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een (aangestoken) bierfles met benzine (een zgn. molotovcocktail) tegen een raam/muur van die woning heeft/hebben gegooid, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met benzine en/of een raam/muur van die woning, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen (belendende percelen) te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 4 november 2019, althans op of omstreeks 4 november 2019, te Heerenveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van een woning aan [straatnaam], aldaar), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. primair
hij op of omstreeks 5 oktober 2019 te Langezwaag, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een HP Pavilion laptop, kleur blauw met daaraan vast een zogenaamde muis en/of
- een Lenovo Ultrabook laptop, kleur goud. Waarde 645,85 en/of
- een Samsung Galaxy J7, kleur zwart en/of
- een Samsung Galaxy J5, kleur zwart en/of
- een Huawei LYO L21 gsm, kleur wit en/of
- een Archos Ac 50FHE gsm zonder kaartje of abonnement en/of
- een AGV motorhelm, kleuren rood, wit en zwart met ingebouwde intercom en/of
- een Playstation 3 met spel Essentials erin, kleur zwart en/of
- een Batavus herenfiets, type Intermezzo, kleur zwart met bruin herenzadel en/of
- een Batavus damesfiets, type Roadbike Mambo, kleur wit en/of
- ID bewijzen en/of rijbewijs en/of twee (2) bankbiljetten van 10 euro en/of een (1) biljet van 10 euro (in gsm hoesje) en/of
- enkele losse euro munten en/of 2 bankpassen van de Rabobank en/of een medisch pasje (kunstheup) en/of een trombose pas en/of een ziekenfondskaart van DSW en/of een creditkaart van de Rabobank en/of
- etenswaren en/of drank (koekjes, kauwgum) en/of rookwaar (met een gasaansteker),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel (door een of meer deur(en) met de sleutel
in het slot te ontsluiten);
3. subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 5 oktober 2019 te Langezwaag, gemeente Opsterland,
- een HP Pavilion laptop, kleur blauw met daaraan vast een zogenaamde muis en/of
- een Lenovo Ultrabook laptop, kleur goud. Waarde 645,85 en/of
- een Samsung Galaxy J7, kleur zwart en/of
- een Samsung Galaxy J5, kleur zwart en/of
- een Huawei LYO L21 gsm, kleur wit en/of
- een Archos Ac 50FHE gsm zonder kaartje of abonnement en/of
- een AGV motorhelm, kleuren rood, wit en zwart met ingebouwde intercom en/of
- een Playstation 3 met spel Essentials erin, kleur zwart en/of
- een Batavus herenfiets, type Intermezzo, kleur zwart met bruin herenzadel en/of
- een Batavus damesfiets, type Roadbike Mambo, kleur wit en/of
- ID bewijzen en/of rijbewijs en/of twee (2) bankbiljetten van 10 euro en/of een (1) biljet van 10 euro (in gsm hoesje) en/of
- enkele losse euro munten en/of 2 bankpassen van de Rabobank en/of een medisch pasje (kunstheup) en/of een trombose pas en/of een ziekenfondskaart van DSW en/of een creditkaart van de Rabobank en/of
- etenswaren en/of drank (koekjes, kauwgum) en/of rookwaar (met een gasaansteker),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander (dan [medeverdachte]) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel (door een of meer deur(en) met de sleutel in het slot te ontsluiten),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 oktober 2019 te Langezwaag, gemeente Opsterland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een of meer van (bovenstaande) goed(eren) aan te nemen en/of te dragen (naar de woning van die [medeverdachte]);

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. primair, en 3. primair ten laste gelegde. Zij heeft ten aanzien van feit 3. aangevoerd dat sprake is van het in vereniging plegen van diefstal door insluiping in een woning, zodat verdachte van de gekwalificeerde diefstal moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3. primair ten laste gelegde, omdat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het wegnemen van de goederen. Verdachte heeft enkel buiten de woning een deel van de goederen overgenomen en geholpen deze naar de woning van [medeverdachte] te vervoeren. Hierdoor is hij wel opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van het delict en kan de onder 3. subsidiair ten laste gelegd medeplichtigheid aan het delict worden bewezen, aldus de raadsman. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de onder 1. en 2. primair ten laste gelegde delicten kunnen worden bewezen, omdat verdachte door te filmen een substantiële bijdrage aan de delicten heeft geleverd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Omdat verdachte de feiten 1. en 2. primair duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met betrekking tot deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
feit 1.:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 6 november 2019, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL100-2019306063 Z van 21 december 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 1];
3. een schriftelijk stuk, te weten een brandrapport van 4 november 2019, opgenomen op pagina 93, van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 17 november 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 november 2019, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte].
feit 2. primair:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 20 november 2019, opgenomen op pagina 96 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL100-2019306063 Z van 21 december 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 3];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 17 november 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 november 2019, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte].
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 3. primair de redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
feit 3. primair:
1. De door verdachte ter zitting van 17 september 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 5 oktober 2019 was ik samen met [medeverdachte] in Langezwaag. In de vroege ochtend liepen wij door het dorp en [medeverdachte] voelde aan deuren bij woningen of ze open waren. Ik wist dat hij van plan was om een woning binnen te gaan om te stelen. Op een gegeven moment vond [medeverdachte] een woning waarvan de achterdeur open was. Hij is naar binnengegaan en heeft allerlei goederen uit de woning weggenomen. [medeverdachte] is wel drie keer in de woning geweest om goederen op te halen. Ik heb goederen van hem aangenomen en heb geholpen de goederen naar zijn woning te brengen. We liepen telkens heen en weer de woning van [medeverdachte]. Er werden ook goederen op een fiets gezet die daar was weggenomen. Ik heb deze fiets met goederen naar de woning van [medeverdachte] gebracht. Ik ben ook in de achtertuin van de woning geweest. [medeverdachte] had ook veel goederen in de buidel van zijn jas. Er zijn telefoons, pasjes, telefoonhoesjes en een Playstation weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 2 december 2019, opgenomen op pagina 234 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL100-2019306063 Z van 21 december 2019, inhoudend als verklaring van verdachte:
[medeverdachte] kwam bij een huis vandaan en ik zag dat hij allemaal spullen in zijn handen had. Ik zag dat hij een Playstation, een paar telefoons en een paar pasjes in zijn handen had. Ik stond toen op dat moment naast het huis waar hij binnen was geweest. [medeverdachte] gaf mij de spullen die hij bij zich had en ging toen weer naar de achterzijde van die woning en daar ging hij weer naar binnen. Hij heeft toen nog meer spullen gepakt. Dat waren onder andere twee fietsen. Ik heb in de garage gestaan. Dat is een garage die aan de woning vastzit. Vanuit die garage kan je ook in de woning komen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 oktober 2019, opgenomen op pagina 200 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van een inbraak in mijn woning te Langezwaag. Op 5 oktober 2019 ben ik rond het tijdstip 05:40 uur begonnen met mijn krantenbezorgrondje. Ik heb mijn woning via de achterdeur verlaten. Ik heb deze achterdeur niet slotvast afgesloten. Toen ik rond 07:00 uur weer thuis kwam zag ik een fiets op straat staan. Deze fiets stond voor mijn woning op de standaard. Ik vond dit vreemd wegens het tijdstip en had de fiets tijdens de eerste rondes niet gezien. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat deze zwarte Batavus herenfiets veel leek op mijn fiets. Ik ben vervolgens doorgereden mijn erf op naar de achterkant van mijn woning. Bij de schuur zag ik dat er een sleutel in het slot van de schuurdeur zat en dat deze deur op een kier openstond. Dit bevreemde mij, daar ik wist dat deze deur op slot behoort te zijn. Ik herken deze sleutel met een rood lint, als zijnde de sleutel die aan het sleutelrekje hangt in de garage. Toen ik verder rondkeek zag ik ook dat de achterdeur op een kier openstond. Ik ben gelijk via deze achterdeur naar binnen gegaan, doorgelopen richting de bijkeuken. Via de bijkeuken kwam ik in de keuken en woonkamer, en in eerste instantie viel mij hier niets op. Ik ben doorgelopen naar de hal. In deze hal zag ik dat de voordeur ook op een kier stond. Ik kreeg het gevoel dat een vreemd persoon in mijn woning was geweest. Ik ben daarop weer naar buiten gelopen om te zien of ik nog iemand op straat zag. Dat was niet het geval maar ik zag wel dat mijn fiets verdwenen was. Pas later, toen mijn vrouw, zoon en dochter, beneden in de kamer waren, hoorde ik van hen dat er meer goederen weggenomen waren. Ik kan een omschrijving van de gestolen goederen geven:
- een HP Pavilion laptop, kleur blauw met daaraan vast een zogenaamde muis. Deze stond in de woonkamer.
- een Lenovo Ultrabook laptop, kleur goud, waarde 645,85. Deze stond in de achterkamer.
- een Samsung Galaxy J7, kleur zwart. Deze lag in de achterkamer.
- een Samsung Galaxy J5, kleur zwart. Deze lag daar ook.
- een Huawei LYO L21 gsm, kleur wit. Deze lag ook in de achterkamer
- een Archos Ac 50FHE gsm zonder kaartje of abonnement. Deze lag daar ook.
- een AGV motorhelm, kleuren rood, wit en zwart met ingebouwde intercom.. Deze lag in
de bijkeuken.
- een Playstation 3 met spel Essentials erin, kleur zwart. Deze lag in de woonkamer.
- een Batavus herenfiets, type Intermezzo, kleur zwart met bruin herenzadel.
- een Batavus damesfiets, type Roadbike Mambo, kleur wit.
- de ID bewijzen van zowel mijn vrouw als die van mij. Dezen zaten in een oud zwart gsm hoesje van mij. In dit hoesje zat verder nog mijn rijbewijs, twee bankbiljetten van 10 euro, een biljet van 10 euro, enkele losse euro munten, twee bankpassen van de Rabobank, een medisch pasje over mijn kunstheup, een trombose pas, een ziekenfondskaart van DSW, en een creditkaart van de Rabobank. .
Verder zag ik dat de dader wat etenswaren en drinken meegenomen had, en nog wat koekjes, drie potten met kauwgum en rokersspul met een gasaansteker.
Kennelijk heeft de dader zich de toegang via de losstaande achterdeur verschaft om zo, via de garage en bijkeuken onze woning te betreden. De dader heeft beneden de woning doorzocht en meegenomen wat van waarde was. Later bleek nog dat de damesfiets van mijn dochter ook weggenomen was uit deze schuur.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 17 november 2019, opgenomen op pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
Ik heb samen met [verdachte] die diefstal gepleegd. [verdachte] en ik zijn die nacht vanaf 03.00 uur gaan lopen. We zijn naar binnen gegaan op het adres [straatnaam] te Langezwaag. We zijn gedurende die nacht daar drie keer naar binnen geweest.
We zijn de woning via de achterdeur binnen gegaan. De deur was wel dicht maar zat niet op
slot. We hebben de goederen meegenomen en naar mijn kamer gebracht. Dit met de bedoeling om ze later te verkopen. De beide fietsen, voor zover ik weet een heren- en een damesfiets, beide van het merk Batavus volgens mij, hebben we in de boerderij waar ik woon neergezet. De beide fietsen hebben we op enig moment bij een bushalte neergezet. Wij hebben de fietsen blauw gespoten. De fietsen stonden in de schuur. We hebben ook ijsjes en een pak ice tea weggenomen uit de woning. De passen zaten in de hoesjes van de telefoon. In een hoesje zat ook geld.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte is in het holst van de nacht samen met medeverdachte op pad gegaan, terwijl hij wist dat de medeverdachte van plan was ergens in te sluipen. Vervolgens is hij samen met de medeverdachte de garage van de woning van de familie [slachtoffer] binnengegaan. Vervolgens heeft de medeverdachte spullen in de woning gepakt, welke hij samen met verdachte naar zijn eigen woning heeft gebracht. Dit heeft zich drie keer herhaald.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 november 2019 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine en vervolgens de
gevel van een gymzaal van een schoolgebouw [benadeelde partij 1] door het gooien van een aangestoken bierfles met benzine (een zogenaamde molotovcocktail) tegen die gevel, ten gevolge waarvan de gevel van die gymzaal gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die gymzaal, te duchten was;
2. primair
hij in op 4 november 2019, te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten aan een woning, gelegen aan [straatnaam] aldaar, met dat opzet met zijn mededader een aangestoken bierfles met benzine (een zogenaamde molotovcocktail) tegen een raam van die woning hebben gegooid, en daarvan gemeen gevaar voor goederen (belendende percelen) te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij op 5 oktober 2019 te Langezwaag, gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander,
- een HP Pavilion laptop, kleur blauw met daaraan vast een zogenaamde muis en
- een Lenovo Ultrabook laptop, kleur goud, waarde € 645,85 en
- een Samsung Galaxy J7, kleur zwart en
- een Samsung Galaxy J5, kleur zwart en
- een Huawei LYO L21 gsm, kleur wit en
- een Archos Ac 50FHE gsm zonder kaartje of abonnement en
- een AGV motorhelm, kleuren rood, wit en zwart met ingebouwde intercom en
- een Playstation 3 met spel Essentials erin, kleur zwart en
- ID bewijzen en een rijbewijs en twee bankbiljetten van 10 euro en een biljet van 10 euro in gsm hoesje en
- enkele losse euro munten en twee bankpassen van de Rabobank en een medisch pasje (kunstheup) en een trombose pas en een ziekenfondskaart van DSW en een creditkaart van de Rabobank en
- etenswaren en drank (koekjes, kauwgum) en rookwaar met een gasaansteker,
die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan onder meer [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen
en
- een Batavus herenfiets, type Intermezzo, kleur zwart met bruin herenzadel en
- een Batavus damesfiets, type Roadbike Mambo, kleur wit,
die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten onder meer aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2. primair medeplegen van een poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. primair diefstal door twee of meer verenigde personen en
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
- de verplichting zich te melden bij het [instelling] te Leeuwarden en medewerking te verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht;
- de verplichting tot het behalen van een startkwalificatie, het volgen van onderwijs of het hebben van dagbesteding;
- de verplichting mee te werken aan urinecontroles, indien en zo vaak de jeugdreclassering dit gedurende de proeftijd nodig acht.
Verder heeft de officier van justitie opheffing van het geschorst bevel voorlopige hechtenis gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie niet op te leggen en in plaats daarvan een voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte een meeloper is en dat het erg gevaarlijk voor zijn ontwikkeling is als hij een misstap begaat en hij gedetineerd raakt en daar door anderen beïnvloed wordt. Extra argumenten voor het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf zijn de positieve ontwikkeling die verdachte de afgelopen maanden heeft laten zien, de dagen detentie die hij op het politiebureau heeft doorgebracht en de strenge schorsingsvoorwaarden waar verdachte zich lange tijd, onder meer in de Coronatijd, aan moest houden. Ten aanzien van het opleggen een onvoorwaardelijke werkstraf heeft de raadsman geen bezwaren. De raadsman heeft opheffing van het geschorst bevel voorlopige hechtenis verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 september 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De destijds nog minderjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van brandstichting aan een gymzaal van een school en medeplegen van een poging tot brandstichting aan een tussenwoning. Ook heeft verdachte samen met een ander een diefstal uit een woning gepleegd en met een sleutel die zij niet mochten gebruiken fietsen uit het schuurtje behorende bij de woning hebben weggenomen.
Verdachte heeft bij de brandstichting en de poging daartoe geluk gehad dat de schade beperkt is gebleven. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een groot risico genomen, aangezien de molotovcocktails evengoed dóór de ramen hadden kunnen gaan. In dat geval zou het niet onwaarschijnlijk zijn geweest dat de gymzaal en de tussenwoning waren afgebrand. Deze risico's heeft verdachte aanvaard door de branden te stichten en daardoor zijn dit ernstige delicten. Ook de diefstal uit de woning is een ernstig delict. Verdachte en zijn mededader zijn zo brutaal geweest om drie maal de woning binnen te gaan om spullen uit de woning te pakken, terwijl boven personen lagen te slapen. Een dergelijk delict is ernstig, niet alleen omdat het materiële schade oplevert, maar ook omdat het leidt tot onrust en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en hun omgeving. De rechtbank heeft niet de indruk dat verdachte hiervoor de volledige verantwoordelijkheid neemt, omdat hij aangeeft dat de delicten hem zijn overkomen doordat zijn mededader hiertoe telkens het initiatief nam. Hij miskent daarmee tot op zekere hoogte zijn eigen aandeel in de delicten. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij toch telkens de keuze heeft gemaakt om mee te doen, terwijl hij wist wat de bedoeling was.
De rechtbank is van oordeel dat het uitgangspunt bij dergelijk ernstige delicten, ook voor een minderjarige, een vrijheidsstraf moet zijn.
Verdachte heeft de delicten in een tijdsbestek van een maand gepleegd. Uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Verdachte is voor de onderhavige feiten in verzekering gesteld en bij ingang van de inbewaringstelling eind november 2019 is zijn voorlopige hechtenis met voorwaarden geschorst. Tijdens de schorsing had hij toezicht van de jeugdreclassering en heeft hij geen politiecontacten meer gehad.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) blijkt dat verdachte afstand heeft genomen van zijn oude vriendenkring waarin hij werd beïnvloed verkeerde keuzes te maken. Hierdoor wordt de kans op herhaling als laag ingeschat. De Raad maakt zich wel zorgen om de schoolgang en het middelengebruik van verdachte. Er is sprake geweest van verzuim en tijdens de schorsing heeft verdachte drugs gebruikt. Er zijn reeds positieve stappen gezet, maar om er voor te zorgen dat verdachte zijn schoolgang weer oppakt en er zicht blijft op zijn middelengebruik adviseert de Raad de voorwaarden verbonden aan de schorsing voort te zetten. De Raad adviseert de voorwaarden te verbinden aan een deels voorwaardelijke werkstraf om verdachte te confronteren met de gevolgen van zijn handelen en hem op deze manier verantwoordelijkheid laten nemen voor zijn gedrag. De Raad acht een jeugddetentie niet passend, gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte reeds doormaakt en de Raad acht het van belang dat die ontwikkeling wordt gestimuleerd.
De rechtbank zal het advies van de Raad deels volgen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de Raad in haar adviesrapport is uitgegaan van de verdenkingen van (poging tot) brandstichting en de diefstal van een jas. Door de raadsonderzoeker is ter terechtzitting medegedeeld dat de zwaardere diefstal het advies niet verandert. De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met de voorwaarden zoals geadviseerd opleggen. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf alleen onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de delicten. Verder zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op leggen om verdachte te confronteren met de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank heeft bij de hoogte van de op te leggen straf onder meer de ernst van de delicten en de persoon van verdachte afgewogen. De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat verdachte zich al lange tijd aan strenge voorwaarden heeft moeten houden tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank oordeelt dat oplegging van een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie en door de Raad geadviseerd, passend en geboden is en zal deze straf opleggen.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 2], tot een bedrag van € 432,94 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer], tot een bedrag van € 1.598,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] vergoeding van de schade vordert inclusief BTW. Omdat de benadeelde partij een bedrijf is, kan zij de BTW verrekenen, waardoor dit geen schade betreft en dit deel van de vordering niet kan worden toegewezen. Zij heeft daarom gevorderd hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 357,80 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel waarbij de gijzeling en de vervangende jeugddetentie op nul dagen worden vastgesteld.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij [slachtoffer], ondanks dat de weggenomen fietsen al wat ouder waren, de aanschafwaarde van de weggenomen fietsen vordert. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag moet worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,-- voor beide fietsen. Zij heeft daarom gevorderd hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.000,-- met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel waarbij de gijzeling en de vervangende jeugddetentie op nul dagen worden vastgesteld.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] met uitzondering van de BTW kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de raadsman aangevoerd dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd tot € 250,-- of € 300,--, omdat de fietsen al jaren oud zijn.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2]
Door [getuige 3] is namens [benadeelde partij 2] een vordering ingediend tot schadevergoeding. De rechtbank stelt vast dat dit dezelfde persoon is die ook aangifte bij de politie heeft gedaan. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat zij ook namens de benadeelde partij is gemachtigd de vordering in te dienen.
Namens verdachte is de gevorderde BTW betwist. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij een besloten vennootschap is en daardoor de BTW kan verrekenen. Hierdoor betreft dit deel van de vordering geen schade. De vordering ten aanzien van de BTW zal daarom worden afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overig gestelde schade heeft geleden, te weten € 357,80, en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte in zoverre niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal, mede gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het delict, de gijzeling en de vervangende jeugddetentie op nul dagen vaststellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]
Door de benadeelde partij [slachtoffer] wordt een bedrag van € 769,-- voor de weggenomen herenfiets en een bedrag van € 829,-- voor de weggenomen damesfiets gevorderd. Beide bedragen betreffen de aanschafwaarde. Over de hoogte van de gevorderde schade door de gestolen fietsen overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat de fietsen in 2006 en 2013 zijn aangeschaft en dat de restwaarde en dus de schade om die reden lager is dan de aanschafwaarde van de fietsen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek zal de rechtbank de schade op een restwaardepercentage van 25 van het aankoopbedrag van de fietsen vaststellen. De rechtbank schat de hoogte van de schade op € 399,50. De vordering wordt tot dit bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal, mede gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het delict, de gijzeling en de vervangende jeugddetentie op nul dagen vaststellen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. primair en 3. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 60 uren.De werkstraf moet binnen negen maanden, na het onherroepelijk worden van dit vonnis, zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.

een jeugddetentie voor de duur van zes weken.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde, gedurende de proeftijd:
1. zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het [instelling] op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat nodig vindt;
2. onderwijs zal volgen totdat hij een startkwalificatie heeft behaald of een door de jeugdreclassering geschikt geachte dagbesteding zal hebben;
3. meewerkt aan urineonderzoek op middelengebruik voor zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit nodig vindt, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

feit 2. primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 357,80 (zegge: driehonderd zevenenvijftig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2019, aldus, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van € 357,80 (zegge: driehonderd zevenenvijftig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan nul dagen vervangende jeugddetentie worden toegepast. Bepaalt de duur van de gijzeling eveneens op nul dagen. Dit bedrag bestaat uit materiële schade
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of zijn mededader hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of zijn mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
feit 3. primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 399,50 (zegge: driehonderd negenennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019, aldus, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 399,50 (zegge: driehonderd negenennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan nul dagen vervangende jeugddetentie worden toegepast. Bepaalt de duur van de gijzeling eveneens op nul dagen. Dit bedrag bestaat uit materiële schade
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte of zijn mededader hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte of zijn mededader aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2020.