RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
parketnummer 18/041574-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/222503-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 20 oktober 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie te
[plaats] aan [straatnaam] ,
feitelijk verblijvend te [plaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 oktober 2020. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode vanaf 22 augustus 2019 tot en met 14 februari 2020, te [plaats], in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- zich op te houden bij de woning en/of in de (achter) tuin van die [slachtoffer] en/of (daarbij) naar
binnen te kijken en/of foto's te maken van die [slachtoffer] en/of
- bloemen te plaatsen tussen de schutting(deur) bij de woning van die [slachtoffer] en/of
- zich op te houden bij de school van de kinderen van die [slachtoffer] en/of
- diverse e-mails te sturen naar die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op of omstreeks 18 januari 2020 te [plaats], in de gemeente Stadskanaal, [slachtoffer] (diens levensgezel) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte:
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de (boven)armen gepakt en/of (vervolgens) op de borstkas van
die [slachtoffer] is gaan liggen (terwijl hij, verdachte, zo'n 100 kilo weegt) en/of
- die [slachtoffer] met haar gezicht en/of hoofd tegen de trap aan gegooid en/of
- die [slachtoffer] bij de keel gegrepen/gepakt;
3
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2018 tot en met 6 november 2019, op diverse data en/of tijdstippen, te [plaats], in de gemeente Stadskanaal, (meermalen) [slachtoffer] (diens levensgezel) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte (telkens):
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de (boven)armen gepakt en/of (vervolgens) op de borstkas van
die [slachtoffer] is gaan liggen (terwijl hij, verdachte, zo'n 100 kilo weegt) en/of
- die [slachtoffer] bij de keel gegrepen/gepakt;
4
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2019, op diverse data en/of tijdstippen, te [plaats], in de gemeente Stadskanaal, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk (telkens) een schutting(deur) en/of een deurklink (van een woning, gelegen aan de [straatnaam] aldaar), dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3 en 4.
De tenlastegelegde periode van feit 1 dient te worden beperkt van 18 januari 2020 tot en met 14 februari 2020.
Voor beide mishandelingen is voldoende bewijs gezien de aangifte en de foto's van het letsel van aangeefster.
De vernielingen, waarvan aangifte is gedaan, worden door verdachte bekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2, 3 en 4, voor zover het de vernieling van de schutting betreft. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De relatie tussen verdachte en aangeefster is meerdere keren beëindigd, maar het kwam telkens weer goed tussen beiden. Op 3 februari 2020 vond een gesprek plaats tussen verdachte en een politieagent. Hij kreeg toen slechts het dringende advies om geen contact meer met aangeefster op te nemen; het was hem niet duidelijk dat het een STOP-gesprek betrof. Nadien is hij nog wel langs de woning van aangeefster gereden en hij heeft haar e-mails gestuurd, maar dit had geen stelselmatig karakter. Aangeefster schrijft op 29 januari 2020 in een e-mail aan verdachte dat zij, net als verdachte, moeite heeft met het einde van de relatie. Daaruit blijkt voor verdachte dat ook aangeefster de optie open houdt om de relatie voort te zetten. In het geval de rechtbank de belaging wettig en overtuigend bewezen acht, dient de periode te worden beperkt tot de periode van 3 tot en met 14 februari 2020.
Beide mishandelingen worden door verdachte ontkend. De overgelegde foto's zijn ongedateerd en ondersteunen om die reden de aangifte niet. Gedurende de relatie heeft verdachte aangeefster meer dan eens bij de armen gepakt. Dit was ter zelfverdediging, omdat aangeefster in een wilde bui objecten naar verdachte wilde gooien, of om haar rustig te krijgen, en hoe dan ook niet met het opzet om haar pijn te doen of letsel toe te brengen.
De datum waarop de schutting is vernield is niet bekend, zodat verdachte van dit deel moet worden vrijgesproken. Verdachte bekent dat hij de deurklink heeft vernield.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De aangifte wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, bijvoorbeeld omtrent het letsel van aangeefster. De overgelegde foto's geven geen uitsluitsel over de datum waarop zij zijn genomen, en dragen om die reden aan het bewijs niet bij. Verdachte heeft een wezenlijk andere lezing van wat er gebeurd is, die hierop neerkomt dat aangeefster uitgleed op de trap, en dat verdachte haar opving waarna zij uit zijn handen gleed. Hoewel de rechtbank kan vaststellen dat verdachte aangeefster heeft vastgehouden kan de rechtbank daarmee nog niet vaststellen dat dit vasthouden tot pijn of letsel bij aangeefster heeft geleid. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van de tenlastegelegde mishandeling.
bewezenverklaringen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 6 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De relatie tussen aangeefster en mij ging op en af. Telkens als ze het had uitgemaakt, vroeg ze of ik weer terug wilde komen. Ik deed dat. Na het mailcontact in januari 2020 was het écht over. Ik heb veel mails gestuurd. Ik deed dat om de relatie goed te krijgen. In de mails van januari 2020 geeft aangeefster inderdaad aan dat ze de relatie beëindigt.
Op 14 februari 2020 ben ik aangetroffen in de tuin van aangeefster. Dat was om 5.00 uur in de ochtend.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 5 februari 2020, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020049789 van 27 februari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 18 januari 2020 heb ik weer flinke ruzie gehad met [verdachte] , zoals beschreven in de aangifte. Na dit incident heeft het mij doen besluiten om definitief een punt achter de relatie te zetten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 14 februari 2020, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Vanmorgen omstreeks 5.00 uur werd ik wakker door mijn hond. Ik ben uit bed gestapt en ik keek via mijn slaapkamerraam naar buiten. Ik zag dat [verdachte] bij mijn achterdeur stond.
3. De bijlage van een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 februari opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend een uitdraai van mailverkeer tussen verdachte en aangeefster.
datum + tijdstip verzonden door inhoud
25-1-'20, 0.15.13 aangeefster Donder op!! Ik gas hier nu ook gewoon mee naar de
politie. Jij ben bewust van wat je doet. Wij zijn niet
gezin en ik wil niks van je.
25-1-'20, 0.16.23 aangeefster Jij deed niks verkeer? Jij rost een vrouw die 2x zo klein is
als jou en schuld haar door elkaar meerdere malen in de
relatie. Je gaat door met je sneaky gedoe en ik ben het
zat. Ze doen maar wat ze met je willen doen. Nooit weer
contact opnemen en noot meer hier komen.
25-1-'20, 0.19.23 verdachte Ja ik en bewust an wat ik doe ja vechten voor wat me lief
is ja het gezien en niet aNders dan dat.
25-1-'20, 0.33.33 aangeefster Ach donder toch op met je verhaal ik heb alle foto's van
alle keren nog. Jij rost niet. Ongelofelijk. Pak je straf of
hulp aan en laat me met rust.
25-1-'20, 1.19.50 verdachte En als je doet wat het beste is voor de kids dan laat je ze
gewoon nog omgang met me hebben want ik ben altijd
goed voor ze geweest en ze houden nog ziels veel van me
en dat weet iedereen
25-1-'20, 1.26.02 aangeefster Wat snap jij nou niet van aangifte en kinderen kwijt raken door jou? Laat me!!
25-1-'20, 11.36.28 aangeefster Dat is niet i gepraat. Dat is gezegd want dan gaat er echt
wel een melding naar veiligthuis en ik wilde huiselijk
geweld meer en geen drugs en geen leugens ik hoef jou en
goede bedoelingen niet meer. Ik wil je niet meer klaar.
Ook niet voor omgang met de kids.
1. De door verdachte ter zitting van 6 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In onze relatie heb ik aangeefster een paar keer stevig bij de bovenarmen gepakt. Het zou kunnen dat ze daardoor rode of blauwe plekken heeft gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 januari 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020049789 van 27 februari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 25 februari 2018 heeft hij mij mishandeld. Hij heeft mijn bovenarm vastgepakt met grote kracht. Hierdoor zijn rode plekken ontstaan. Dit heeft hij bij mijn beide armen gedaan. Dit deed mij pijn.
Op 22 augustus 2019 heeft hij mij op klaarlichte dag weer heel fors bij de armen gepakt. Hierdoor had ik opnieuw een aantal blauwe plekken op mijn bovenarmen. Dit deed mij pijn.
Op 6 november 2019 ben ik weer mishandeld door [verdachte] . Hij heeft mij weer bij de bovenarmen gepakt met grote kracht. Ik heb daar blauwe plekken van gekregen. Dit deed
mij pijn.
1. De door verdachte ter zitting van 6 oktober 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb de deurklink in haar woning vernield door eraan te roppen. Ik weet niet meer wanneer dit was, maar we hadden op dat moment een relatie.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 januari 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020049789 van 27 februari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 26 augustus 2019 heeft hij een deurklink van de achterdeur helemaal verbogen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
feit 1
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn van belang de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
In dit geval hebben verdachte en aangeefster een relatie gehad, naar de rechtbank heeft begrepen een zogenoemde knipperlichtrelatie: wanneer de relatie op de klippen leek te lopen verzoenden verdachte en aangeefster zich met elkaar, waarna de relatie voortduurde. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de relatie tussen verdachte en aangeefster in ieder geval op 25 januari 2020 definitief is geëindigd. In meerdere reacties op de in totaal 74 e-mails die verdachte in de periode van 25 januari tot en met 11 februari 2020 heeft verstuurd aan aangeefster, waarin verdachte toenadering tot aangeefster zoekt en aangeeft onderdeel van haar leven te willen zijn, schrijft aangeefster in niet mis te verstane bewoordingen dat zij verdachte niet langer in haar leven wil. Uit niets blijkt dat aangeefster na 25 januari 2020 contact met verdachte heeft gehad om de relatie nog een kans te geven. Ook wordt in de e-mails nergens gerefereerd aan telefoongesprekken, die volgens verdachte in die periode zijn gevoerd, waaruit kan worden afgeleid dat beiden de relatie nog een kans wilden geven. Aangeefster heeft naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig kenbaar gemaakt dat zij alle pogingen van verdachte om contact te zoeken onwenselijk vindt. De interpretatie die verdachte geeft aan de door aangeefster op 29 januari 2020 verzonden tekst – dat hieruit opgemaakt kan worden dat aangeefster toch weer contact wil - is een heel andere dan die van aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank geeft niets in die e-mail, van de aanhef "Kun je nu ophouden met sturen" tot de afsluiting "Ik wens je alle geluk van de wereld toe met een leuke meid." aanleiding om verdachte in zijn interpretatie te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat de stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster blijkt uit de grote hoeveelheid e-mails (74) die in een betrekkelijk korte periode (van drie weken) met hoge frequentie aan aangeefster zijn gestuurd. Daarbij komt de omstandigheid dat verdachte zich niet heeft laten stoppen door aangeefster of een gesprek met de politie, maar eigengereid doorging en hij zich bovendien kort voor zijn aanhouding op zeer indringende wijze in de vroege ochtend heeft opgehouden bij de woning van aangeefster waardoor hij verder inbreuk maakte op haar persoonlijke levenssfeer en de inbreuk naar het oordeel van de rechtbank ook toenam in intensiteit.
feit 3
Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster gedurende de relatie meerdere keren met kracht bij de (boven-)armen heeft gepakt. Dit heeft geleid tot blauwe plekken bij aangeefster, zoals blijkt uit de aangifte, de daarbij horende foto's van aangeefster en de getuigenverklaring. Daarmee staat vast dat het handelen van verdachte tot letsel en – naar op grond van algemene ervaringsregels kan worden aangenomen – pijn bij aangeefster.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij zijn eigen krachten niet kent en dat hij niet de opzet had om aangeefster pijn te doen. Naar het oordeel van de rechtbank neemt dat niet weg dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het letsel en de pijn bij aangeefster zouden ontstaan door haar met kracht vast te pakken. Verdachte had simpelweg beter moeten weten.
Het dossier bevat geen aanleiding te veronderstellen dat verdachte aangeefster heeft vastgepakt om zichzelf te verdedigen tegen een wederrechtelijke aanval door aangeefster, zodat het verweer wordt verworpen.
feit 4
Verdachte heeft bekend dat hij de deurklink van aangeefster heeft vernield. Verdachte heeft aangevoerd dat hij de schade die daaruit voortkwam heeft vergoed; dat neemt echter de strafbaarheid van zijn handelen niet weg.
Het is onduidelijk gebleven hoe en wanneer de schuttingplank is vernield, zodat dit onderdeel niet wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode vanaf 25 januari 2020 tot en met 14 februari 2020 te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- zich op te houden bij de woning en in de achtertuin van die [slachtoffer]
- diverse e-mails te sturen naar die [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen en te dulden;
3
hij in de periode van 25 februari 2018 tot en met 6 november 2019, op diverse data en tijdstippen, te [plaats] meermalen [slachtoffer] , diens levensgezel, heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte telkens:
- die [slachtoffer] met kracht bij de bovenarmen gepakt;
4
hij in de periode van 22 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een deurklink van een woning, gelegen aan de [straatnaam] aldaar, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. belaging
3. mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 401 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en onder bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 24 september 2020. Ook vordert de officier van justitie dat aan verdachte een dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd in de zin van een contactverbod en een locatieverbod voor het gebied dat wordt omzoomd door [straatnaam] / [straatnaam] / [straatnaam] / [straatnaam] / [straatnaam] / [straatnaam]
[plaats], op straffe van twee weken hechtenis bij elke overtreding met een maximum van zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod en de elektronische controle. Tegen het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contact- en locatieverbod bestaat geen bezwaar, mits het locatieverbod wordt beperkt tot de straat waar aangeefster woont en de straat waar de kinderen van aangeefster naar school gaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia-rapportage van 5 augustus 2020 en het reclasseringsrapport van 24 september 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gedurende hun relatie heeft verdachte aangeefster meerdere keren mishandeld door haar met kracht bij de armen vast te pakken. Gelet op het grote verschil in fysiek tussen de grote en sterke verdachte en de, zoals verdachte zelf benadrukt, veel kleinere aangeefster, heeft hij haar weerloos gemaakt en blauwe plekken bezorgd in haar woning, waar zij bij uitstek vrij en veilig moet zijn in haar handelen. Verdachte heeft inbreuk gemaakt op die vrij- en veiligheid. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Nadat de relatie door aangeefster was beëindigd heeft verdachte dit niet willen accepteren en is hij hinderlijk en intimiderend aanwezig gebleven in het leven van aangeefster, ook nadat aangeefster meerdere keren duidelijk heeft aangegeven dat zij die aanwezigheid niet wenste. Door aanhoudend contact te blijven zoeken met aangeefster en zich op te houden bij haar woning heeft hij veel angst bij aangeefster veroorzaakt. Die angst is gerechtvaardigd, aangezien verdachte al eerder fysiek geweld heeft toegepast. Ook dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk, ook al was het naar verdachtes eigen zeggen niet zijn bedoeling om haar bang te maken.
Over de persoon van verdachte concludeert de onderzoekend psycholoog in het monodisciplinair Pro Justitia-rapport dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid. Verdachte kampt met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderlinetrekken. Vanuit die zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek is verdachte beperkt in staat om de effecten van zijn handelen te overzien. Er is vermoedelijk sprake geweest van enige doorwerking van deze stoornissen in het tenlastegelegde. De psycholoog adviseert om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies over en maakt die tot de hare.
Gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats. Mede gelet op de relatief beperkte duur van de belaging en het feit dat de rechtbank minder en ook minder ernstige feiten bewezen acht dan de officier van justitie, acht de rechtbank een straf passend die aanzienlijk lager is dan geëist. Ruimte om daarnaast ook nog een voorwaardelijk strafdeel op te leggen is er naar het oordeel van de rechtbank niet. Dat betekent dat in dat kader geen voorwaarden kunnen worden gesteld aan het gedrag van verdachte.
De rechtbank ziet wel aanleiding om, ter voorkoming van herhaling,
een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr voor de duur van 36 maanden op te leggen, waarbij verdachte wordt bevolen zich niet op te houden op een tweetal locaties, te weten de [straatnaam] te [plaats] (daar waar aangeefster woont) en de [straatnaam] te [plaats] (daar waar de school van de kinderen van aangeefster staat), en tevens om zich te onthouden van direct en indirect contact met aangeefster en haar kinderen. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel direct uitvoerbaar is.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat dit bedrag kan worden toegewezen, en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte moet worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feiten 1, 2 en/of 3, dan moet de vordering worden gematigd tot € 500,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde. De rechtbank zal de vordering matigen tot een bedrag van € 250,00, omdat aanzienlijk minder is bewezenverklaard dan waarop de vordering ziet. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden, omdat de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 29 januari 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 januari 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 20 april 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd zal worden verlengd met één jaar.
Gelet op de zeer korte duur die is verstreken na het ingaan van de proeftijd en de datum waarop verdachte voor onderhavige strafzaak is aangehouden, 14 februari 2020, acht de rechtbank een verlenging van de proeftijd niet opportuun en zal zij de vordering afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 285b, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feiten 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.