ECLI:NL:RBNNE:2020:3502

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
17/169636
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarigen in het kader van ouderschap en omgangsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 september 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen hebben aangegeven geen contact meer te willen met hun vader, wat heeft geleid tot een verzoek om wijziging van de bestaande zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herziening van de zorgregeling rechtvaardigen. De bijzondere curator heeft een rapport opgesteld waarin de negatieve impact van de ouders op de kinderen wordt belicht, evenals de noodzaak voor de ouders om individuele hulp te zoeken. De rechtbank heeft besloten om de omgang tussen de vader en de kinderen te beperken tot zes keer per jaar, waarbij de kinderen samen met hun vader een activiteit ondernemen. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank ook de wensen van de kinderen heeft gerespecteerd. De bijzondere curator is in deze procedure niet langer nodig, en de rechtbank heeft de ouders aangespoord om hulp te zoeken om de communicatie en omgang met elkaar te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/169636 / FA RK 19-1291 en C/17/169638 / FA RK 19-1293
beschikking informele rechtsingang minderjarige als bedoeld in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek d.d. 30 september 2020
inzake
de minderjarige
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen [minderjarige 1] ,
en
de minderjarige
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen [minderjarige 2] ,
vertegenwoordigd door de bijzondere curator mevrouw
[naam],
kantoorhoudende te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de bijzondere curator,
kinderen van:
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vader,
[naam]
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de moeder.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 18 december 2019, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- de brief van de bijzondere curator van 22 mei 2020, binnengekomen bij de griffie op 25 mei 2020;
- de rapportage met bijlagen van de bijzondere curator van 27 juli 2020, binnengekomen bij de griffie op 28 juli 2020;
- de brief met bijlagen van de moeder van 14 augustus 2020, binnengekomen bij de griffie op 14 augustus 2020.

2.Nadere binnengekomen stukken

2.1.
Bij beschikking van 18 december 2019 is een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) betreffende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bepaald, zoals overeengekomen tussen de ouders, inhoudende dat de omgang tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eens in de twee weken op zondag van 9.00 uur tot 13.00 uur plaatsvindt. Daarnaast is de bijzondere curator benoemd om de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te behartigen in deze procedure en om te bezien in hoeverre een (definitieve) wijziging van de zorgregeling in hun belang is. De bijzondere curator dient daarbij tevens zicht te krijgen op de oorzaak van de weerstand bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tegen hun vader. De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht hieromtrent te rapporteren, waarna de ouders in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak vervolgens in beginsel op de stukken zal worden afgedaan.
2.2.
De bijzondere curator heeft naar aanleiding van haar onderzoek de rapportage van
27 juli 2020 opgesteld. Zij analyseert de zaak in haar rapport onder meer als volgt.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn opgegroeid met een negatief beeld van hun vader doordat zijn rol in de opvoeding beperkt was, door de nare en plotselinge echtscheiding, door de gekwetstheid van beide ouders en het ontbreken van communicatie tussen hen en ook het onvermogen hiermee om te gaan. Zowel de vader als de moeder hebben ieder in hun eigen beleving het gevoel gehad in het huwelijk aan de zijlijn te hebben gestaan. Partijen zijn conflict vermijdend en passen zich aan. Als de aanpassing te lang duurt, lijkt er in hun beleving niets meer over te blijven van hun eigen identiteit en dan lijken zij uit het contact te gaan. De ander voelt levensbedreigend aan en dit geeft veel angst. Deze gevoelens blijven onverwerkt een rol spelen of naar boven gehaald worden in iedere vorm van contact. Er lijkt geen einde aan te komen. Ook de karakters spelen een rol. Zowel de ouders als de kinderen bijten zich vast in een overtuiging. Er wordt met wantrouwen op elkaar gereageerd en als er iets in een verhaal niet exact klopt dan is er sprake van een 'zie je wel'-gevoel. Het vertrouwen lijkt volledig te ontbreken en ook het voordeel van de twijfel is er niet. Door de tijdens het onderzoek van de bijzondere curator gedane scheidingsmelding is de bijzondere curator getuige geweest van de emotionele afwijzing van de moeder naar de vader. [minderjarige 2] is zeer belast met de zorg voor de moeder. Zij verliest de moeder geen moment uit het oog. De moeder zal hier volgens de bijzondere curator aandacht voor moeten ontwikkelen. De moeder is gestopt met voelen en overgeschakeld naar een overlevingsmodus om om te gaan met de gevoelens van een ongewenste echtscheiding en gevoelens van verlating en in de beleving van de moeder leugens. De kinderen ervaren het gevoel van de moeder als hun gevoel. De vader is te bang om zich te laten zien, zich te uiten naar de kinderen en naar de moeder toe. Het uiten van zijn gevoel gaat vaak gepaard met onmacht, slachtoffergevoelens, minderwaardigheid en ook stil verzet naar de moeder. Het is een stille strijd tussen beiden met een grote impact. De kinderen vinden hulpverlening ongewenst en zij zijn daar niet voor gemotiveerd. Hulpverlening voor de ouders vindt de bijzondere curator zinvol. Een ondertoezichtstelling zou enerzijds mogelijk een goed kader bieden en dienen als stok achter de deur voor de ouders. Anderzijds betekent dit waarschijnlijk voor de kinderen dat de spanning zal toenemen in het contact met de vader, omdat zij hopen op een resultaat in de vorm van een vermindering of stopzetting van de omgang.
De bijzondere curator vindt dat er eerder een beschermingsmaatregel genomen had moeten worden. Er is immers nooit een normale omgangsregeling geweest. De kinderen hebben nog nooit bij de vader overnacht, terwijl de ouders al 10 jaar uit elkaar zijn en de kinderen toen nog vrij jong waren. De problematiek tussen de ouders, de persoonlijke jeugdervaringen en mogelijk het persoonlijk onvermogen van de ouders om tot een verwerking van hun ervaringen met elkaar te komen heeft geleid tot een hardnekkig blijvend (stil) conflict. De bijzondere curator heeft er geen beweging in kunnen krijgen. Er heeft in ieder geval een scheidingsmelding plaatsgevonden waardoor er een eenduidig scheidingsverhaal is waar de kinderen mee verder kunnen. De moeder is onverzettelijk in haar houding naar de vader. Zij stelt zich niet meer kwetsbaar op en wijst hem af. Hiermee zijn de kinderen groot geworden.
2.3.
De bijzondere curator schrijft dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een compromisvoorstel hebben gedaan ten aanzien van het contact tussen hen en de vader. De bijzondere curator adviseert de rechtbank om de wensen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in deze te respecteren en over te nemen. Dit houdt in dat er zes maal per jaar omgang tussen de vader en hen zal zijn en zij samen uit eten gaan of een andere activiteit ondernemen. Op deze wijze blijft de verbinding, ook al is het minimaal, in stand en worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toch gehoord in hun wensen, aldus de bijzondere curator. De bijzondere curator verzoekt de rechtbank voorts om de ouders in de beschikking dringend te adviseren individuele hulp te zoeken om zich te laten begeleiden met als doel op een gezonde wijze contact met elkaar te leren hebben.

3.Nadere standpunten en de beoordeling daarvan

3.1.
De moeder heeft in reactie op het rapport en advies van de bijzondere curator (onder meer) aangegeven dat zij hiermee kan instemmen. De vader heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen reactie op het rapport en advies gegeven.
3.2.
De rechtbank zal, conform het bepaalde bij beschikking van 18 december 2019, de zaak nu op de stukken afdoen en het verzoek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inhoudelijk beoordelen.
Juridisch kader
3.3.
Op de verzoeken van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is allereerst artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Dit artikel gaat onder meer over de gezamenlijke uitoefening van het gezag door de ouders en de toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling).
3.4.
Uit de stukken blijkt dat een definitieve zorgregeling laatstelijk bij beschikking van 11 januari 2017 is bepaald, inhoudende dat de omgang tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader plaatsvindt eens in de twee weken op zondag van 9.00 uur tot 17.00 uur. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de rechtbank gevraagd om deze zorgregeling te wijzigen, in die zin dat er geen omgang tussen hen en de vader zal zijn, of tenminste, zo weinig mogelijk.
3.5.
Doordat voornoemd artikel de artikelen 1:377e en 1:377g BW van overeenkomstige toepassing verklaard, bestaat er een informele rechtsingang voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om hun verzoek te doen.
Artikel 1:377g BW bepaalt immers dat de rechter, indien haar blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing over een zorgregeling onder meer kan wijzigen op de voet van onder meer artikel 1:377e BW. Dit laatste artikel bepaalt onder meer dat de rechtbank een beslissing inzake de zorgregeling kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Wijziging van de beschikking van 11 januari 2017
3.6.
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken voldoende blijkt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:377e BW, die maken dat de bij beschikking van 11 januari 2017 vastgelegde zorgregeling wijziging behoeft. Dit is in ieder geval gelegen in de ontstane en geuite wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de zorgregeling te beëindigen, dan wel anders vorm te geven.
Nadere inhoudelijke beoordeling
3.7.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat het voor de ontwikkeling van kinderen, in het bijzonder voor hun identiteitsontwikkeling, van groot belang is dat zij contact hebben en houden met beide ouders. Dit geldt ook voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook al zien ze dit op dit moment niet. De rechtbank acht het gelet hierop dan ook niet in hun belang om helemaal geen contact met de vader meer te hebben. Tegelijkertijd ziet de rechtbank dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment niet tot nauwelijks onbelast contact met de vader hebben en kunnen hebben. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren veel ongemak, verdriet en weerstand hierin. De rechtbank is van oordeel dat hier, gelet op hun leeftijd, hun opvoedingsomgeving en de context daarvan waarde aan moet worden gehecht en erkenning aan moet worden gegeven. De resterende vraag betreft dan ook wat er in deze situatie wél mogelijk is in het contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader. De bijzondere curator heeft haar advies gebaseerd op een compromisvoorstel van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf waarin zij een minimale contactregeling met de vader voorstellen. De rechtbank zal dit advies, bij gebrek aan andere opties, overnemen. Door genoemde minimale regeling, waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] achter kunnen staan, vast te leggen blijft er toch enige verbinding bestaan tussen hen en de vader en worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tegelijkertijd gehoord in hun wensen. Ook de moeder heeft aangegeven achter deze regeling te kunnen staan. Deze regeling acht de rechtbank dan ook op dit moment in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.8.
De rechtbank ziet voorts met de bijzondere curator de noodzaak voor de ouders om individuele hulp te zoeken om zich te laten begeleiden met als doel op een gezonde wijze contact met elkaar te leren hebben, zodat de kinderen bevrijd worden van de stille, maar wel sterk aanwezige, impact van de gevoelens die zij naar elkaar hebben. De rechtbank doet hier een dringende oproep naar de ouders toe. Zonder individuele hulp komt er geen verandering in de huidige situatie, welke al zeer lang (te lang) voortduurt. De kinderen worden belast door de wederzijdse gevoelens van de ouders. Dit is uiteraard niet in hun belang en de ouders dienen hierin hun verantwoordelijkheid te nemen.
Overweging voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
3.9.
De rechtbank heeft hiervoor uitgelegd wat de rechtbank van jullie vraag vindt om geen contact meer te hebben met jullie vader. Dit stukje van de beschikking is voor jullie geschreven om in een meer eenvoudige taal uit te leggen wat de beslissing van de rechtbank wordt. De rechtbank weet dat jullie liefst geen contact meer zouden willen met jullie vader. En als er dan toch contact moet zijn dan willen jullie maximaal zes keer per jaar.
De rechtbank is van oordeel dat het voor kinderen, en dus ook voor jullie, belangrijk is dat zij contact hebben met beide ouders. Het contact tussen jullie en jullie vader ervaren jullie als niet prettig. Jullie hebben geen band met jullie vader. De bijzondere curator heeft geprobeerd hieraan te werken. Dit heeft helaas niet tot verandering geleid. Ook al zien jullie dit nu nog niet, toch is het ook voor jullie het beste om wel contact met jullie vader te hebben. Wie jullie zijn, jullie DNA is ook bepaald door jullie vader. De rechtbank hoopt dat het contact met jullie vader plezieriger mag worden en de rechtbank vraagt jullie om jullie vader een eerlijke kans te geven. Fouten die gemaakt zijn kunnen niet veranderd worden, maar de beleving van jullie moeder is ook jullie beleving geworden. De rechtbank hoopt dat jullie in de toekomst jullie eigen mening kunnen vormen over jullie vader en jullie van zowel jullie moeder als vader kunnen houden.
Omdat jullie nu nog niet zover zijn en de rechtbank wel vindt dat er contact moet blijven, zal de rechtbank jullie wens volgen en het contact verminderen naar zes keer per jaar, omdat dit voor nu het maximaal haalbare is. De rechtbank hoopt dat het contact tussen jullie en jullie vader, als het contact minder vaak is en een leuke activiteit betreft, zal verbeteren. De rechtbank hoopt ook dat jullie het verbeteren van het contact een kans willen geven.
De bijzondere curator
3.10.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2017, in die zin dat thans als volgt wordt beslist;
4.2.
bepaalt voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] , als volgt:
- de omgang tussen de vader en genoemde minderjarigen vindt zes maal per jaar plaats, waarbij zij samen uit eten gaan of een andere activiteit ondernemen, waarbij de activiteit en locatie in onderling overleg wordt afgestemd;
4.3.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
4.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
woensdag 30 september 2020in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 794