In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 september 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen hebben aangegeven geen contact meer te willen met hun vader, wat heeft geleid tot een verzoek om wijziging van de bestaande zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herziening van de zorgregeling rechtvaardigen. De bijzondere curator heeft een rapport opgesteld waarin de negatieve impact van de ouders op de kinderen wordt belicht, evenals de noodzaak voor de ouders om individuele hulp te zoeken. De rechtbank heeft besloten om de omgang tussen de vader en de kinderen te beperken tot zes keer per jaar, waarbij de kinderen samen met hun vader een activiteit ondernemen. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank ook de wensen van de kinderen heeft gerespecteerd. De bijzondere curator is in deze procedure niet langer nodig, en de rechtbank heeft de ouders aangespoord om hulp te zoeken om de communicatie en omgang met elkaar te verbeteren.