2.2.Ingevolge artikel 1.01, sub 5, van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) wordt in dit reglement verstaan onder:
- een snel schip: groot motorschip, dat met een snelheid van meer dan 40 km per uur ten opzichte van het water kan varen.
Ingevolge artikel 1.01, sub 17, van het BPR wordt in dit reglement verstaan onder:
- een snelle motorboot: klein schip dat, bij gebruikmaking van zijn mechanische middelen tot voortbeweging, sneller dan 20 km per uur ten opzichte van het water kan varen.
Ingevolge artikel 1.01, sub 18, van het BPR wordt in dit reglement verstaan onder:
- een waterscooter: snelle motorboot gebouwd of ingericht om door een of meer personen skiënd door of over het water te worden voortbewogen.
Ingevolge artikel 7.02, eerste lid, van het BPR mogen een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting geen ligplaats nemen:
a. op een gedeelte van de vaarweg, waar bij algemene regeling dan wel krachtens een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken ligplaats nemen is verboden;
b. in een vak van of op een plaats in de vaarweg aangewezen door de bevoegde autoriteit.
Ingevolge artikel 8.05, tweede lid, van het BPR draagt de bestuurder draagt er zorg voor dat de motor van een snelle motorboot geen onnodige geluidhinder veroorzaakt.
Ingevolge artikel 8.05, derde lid, van het BPR draagt de bestuurder er zorg voor dat de motor van een stilliggende snelle motorboot niet onnodig lang of zonder redelijk doel in werking wordt gehouden.
Ingevolge artikel 8.06, eerste lid, van het BPR mag een snelle motorboot niet sneller varen dan 20 km per uur ten opzichte van het water. De bevoegde autoriteit kan vaarwegen of gedeelten daarvan aanwijzen waarop dit verbod niet van toepassing is dan wel waarop een andere maximum snelheid van toepassing is, daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen snel varen overdag of ’s nachts, tussen bedrijfsmatige vaart en recreatieve vaart en veerdiensten.
Ingevolge artikel 8.06, tweede lid, van het BPR is het verboden te waterskiën of te doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik te maken of gebruik te doen maken. De bevoegde autoriteit kan vaarwegen of gedeelten daarvan aanwijzen waarop dit verbod overdag niet van toepassing is.
Ingevolge artikel 8.06, vierde lid, van het BPR moeten een waterskiër en een persoon die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maakt zich zodanig gedragen, dat geen gevaar of hinder voor andere gebruikers van de vaarweg kan worden veroorzaakt.
Ingevolge artikel 8.07 van het BPR moet de schipper van een snelle motorboot er zorg voor dragen, dat niet in strijd met de artikelen 8.05 en 8.06 wordt gehandeld.