2.11.Bij dit gedeelte van de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het deskundigenonderzoek is gelast om de omvang en oorzaak van de door [eiser] gestelde schade aan de boerderij (voorhuis, tussenhuis en schuren) aan [adres] te [woonplaats] vastgesteld te krijgen. De rechtbank zal zich hierna vooralsnog beperken tot de deskundigenberichten van Elfrink en Hoefsloot.
Het rapport van Elfrink van 7 maart 2019
Elfrink geeft eerst een algemene beschrijving van de naar zijn oordeel relevante theorie en algemene gebruiken. Vanaf bladzijde 58 beschrijft Elfrink zijn onderzoek en geeft hij zijn eigen beschouwing. Hij heeft de basisgegevens van de gebouwen beoordeeld, evenals de omgeving. Daarna heeft hij scheurvorming en schade geïnventariseerd en gefotografeerd (vanaf bladzijde 73). Vanaf bladzijde 92 bespreekt Elfrink de mogelijke oorzaken. Hij stelt daarbij:
Het schadebeeld dat is ontstaan, kan naast de 'wijzigingen' van grondwaterstanden, eventuele hygrische werking, vorstschade, uitzetting/werking ondergrond/constructie door opwarming en/of vocht eventueel nog door een aardbeving ontstaan (…) zijn.
Na een bespreking van de verschillende mogelijke oorzaken geeft Elfrink vanaf bladzijde 113 een overzicht van de scheuren/schades in relatie tot de oorzaak. Daarbij geeft hij telkens per door hem benoemde schadelocatie aan of de betreffende schade naar zijn oordeel geheel (A), gedeeltelijk (B), of in het geheel niet (C) aardbevingsgerelateerd is.
Vanaf bladzijde 127 trekt Elfrink zijn conclusies, waarna hij de door de rechtbank gestelde vragen als volgt beantwoordt:
Ia. Wat is de algehele bouwkundige toestand van de boerderij van [eiser] , uitgesplitst per gebouwdeel?
Antwoord:
De bouwkundige staat van de boerderij van [eiser] kan mijns inziens als volgt worden omschreven:
- De schuren voldoen constructief niet, waarbij de grenswaarden voor wind- en/of sneeuwbelasting ruimschoots worden overschreden. Verder zijn er constructieonderdelen weggenomen en is de constructie door houtworm aangetast. Daarnaast is de fundatie op één locatie na niet vorstvrij aangelegd hetgeen tot de nodige spanningen en vervormingen van het metselwerk heeft geleid en is er onvoldoende afvoercapaciteit voor het hemelwater. Daarbij zijn er in de zuidgevel (halfsteens/buitenspouwblad) geen dilataties opgenomen.
Aan het gevelmetselwerk en voegwerk is sprake van plaatselijk 'achterstallig' onderhoud.
Samenvattend en alles in ogenschouw genomen, kan gesteld worden dat de bouwkundige toestand van schuren van de boerderij van [eiser] /eiser slecht zijn en dat technische levensduur economisch gezien op zich bereikt/ten einde is. Dit betekent niet dat de schuren niet meer gebruikt kunnen worden, echter moet men zich wel goed realiseren of een te maken investering voor herstel economisch gezien verantwoord is, ook gezien het feit dat toegepaste technieken/constructies, welke meer dan 100 jaar oud zijn, door voortschrijdend inzicht ingehaald zijn door andere/moderne/betere constructies en uitvoeringstechnieken.
- Het interieur (behang/schilderwerk/badkamer) van het voor-/tussenhuis is ca. 45 jaar oud en is met uitzondering van de gang sinds de laatste verbouwing in 1973/1974 niet meer onder handen genomen. Aan het interieur/gevelmetselwerk/voegwerk bevindt zich plaatselijk achterstallig onderhoud.
Samenvattend kan gesteld worden dat de bouwkundige toestand van het voor-/tussenhuis redelijk tot goed is. Opmerkende dat het verstandig is om de schoorstenen uit veiligheidsoverweging te laten verwijderen dan wel door een lichtgewicht schoorsteen te laten vervangen.
Ib. Kunt u de door [eiser] genoemde schades (die niet reeds door Dekra in het Dekra-rapport van 14 mei 2014, productie 8 bij dagvaarding, als aardbevingsgerelateerd zijn beoordeeld) per gebouw en per gevel/bouwdeel in beeld brengen, mede op basis van een 3D-scan?
Antwoord:
In het deskundigenbericht zijn alle schades, dus ook de schades die door Dekra niet zijn beoordeeld, middels foto's gedocumenteerd(producties 5A, 6, 6A, 7 en 7A)en per gevel/bouwdeel in kaart gebracht. Voor de 3D-scans verwijs ik u kortheidshalve naarproductie 13.
Ic. Wat is de oorzaak of wat zijn oorzaken van de diverse schade ? Wilt u in uw onderzoek in ieder geval de volgende punten betrekken:
Id. alle omgevingsfactoren die trillingen kunnen veroorzaken, zoals verkeer, windbelasting/storm en aardbevingen;
Ie. de bodemgesteldheid, inclusief de grondwaterstand en eventuele grondverbetering; en
If. de wijze waarop de boerderij van [eiser] is gefundeerd.
Antwoord:
Bij het beoordelen van de oorzaak van diverse schades zijn alle omgevingsfactoren (verkeer, windbelasting/storm en aardbevingen), bodemgesteldheid (inclusief grondwaterstanden en eventuele grondverbeteringen) en de wijze waarop de boerderij van [eiser] is gefundeerd betrokken. Ook het rapport van Fugro is bij het onderzoek betrokken.
Ig. Indien u concludeert dat sprake is van meerdere oorzaken van de schades, kunt u toelichten in welke mate (uitgedrukt in percentages) de verschillende oorzaken aan het ontstaan van de schades hebben bijgedragen?
Antwoord:
Indien er sprake is van meerdere oorzaken van schades, dan zijn deze in het deskundigenbericht toegelicht en daarbij tevens de mate waarin (uitgedrukt in percentages) de verschillende oorzaken aan het ontstaan van de schades hebben bijgedragen.
Ih. Kunt u aangeven of en zo ja in welke mate (uitgedrukt in percentages) en op welke termijn de diverse schades ook zouden zijn ontstaan indien er geen sprake zou zijn van aardbevingen ten gevolge van de gaswinning in het Groningenveld?
Antwoord:
De schade(s) aan de schuren zijn 100% primair bouwkundig en zouden ook zijn ontstaan indien er geen aardbevingen zouden zijn geweest. Ik ben zelfs van mening dat deze reeds aanwezig waren voordat er sprake was van aardbevingen in Groningen. De reden hiervan is dat de grenswaarden voor wind- en/of sneeuwbelasting ruimschoots worden overschreden en de constructie niet voldoet(productie 33 en 33A). Daarbij is de houten draagconstructie door houtworm aangetast, waarbij de houtafmeting van de sporen (diameters 100 mm, 109 mm en 149 mm) met ca. 5 mm tot 10 mm is afgenomen. Door deze aantasting/houtafname blijkt bij een doorsnedecontrole dit een sterkte vermindering te geven van ca. 19% tot 27% en een afname van de stijfheid van ca. 24% tot 59%, welke in de statische berekening niet zijn meegenomen(productie 33), hetgeen tot een verdere overschrijding van de grenswaarden zal leiden.
Het afschilferen van de bakstenen op/van de verdiepingsvloer in de schuur wordt veroorzaakt door corroderende wapening, hetgeen een teken is dat de vloer aan het einde is van zijn technische levensduur.
Verder is de fundatie grotendeels niet op een vorstvrije diepte aangelegd, hetgeen tot aanzienlijke schade/scheurvorming aan het (gevel)metselwerk heeft geleid. De oorzaken van de schades aan de schuren zijn voor 100% primair bouwkundig, zijn niet door een aardbeving verergerd en vinden hun oorsprong in de afgelopen 100 jaar.
Voor het voor-/tussenhuis ligt dit anders. Hier zijn de primair bouwkundige schades deels door een aardbeving verergerd of zijn enkele schades zelfs door een aardbeving veroorzaakt. De primair bouwkundige schades zijn ook hier in de afgelopen 100 jaar ontstaan. Voor de specificatie van schadepercentages in dezen, verwijs ik kortheidshalve naar hoofdstuk/paragraaf 7.8.
Ii. Geeft uw onderzoek overigens nog aanleiding tot opmerkingen?
Antwoord:
(…)
Herstel van de schade waarbij het een en ander in de originele bouwkundige staat wordt teruggebracht heeft mijns inziens geen zin. De basis van de boerderij van eiser is constructief gezien gebouwd in de tijdgeest van en met de inzichten uit de 17e, 19e en begin 20e eeuw, welke niet overeenkomen met de huidige inzichten en technieken. (…) Bij herstel/reparatie van de schade door een en ander in originele bouwkundige authentieke staat terug te brengen, zal de schade vervolgens terugkomen. Een eventuele toekomstige aardbeving doet hier niets aan af.
Het rapport van Hoefsloot van 26 februari 2019
Hoefsloot beschrijft in zijn rapport welk veldwerk en bureauwerk is gedaan ten behoeve van het onderzoek. Vervolgens worden de terrein- en bodemgesteldheid aan [adres] te [woonplaats] beschreven. De grondwaterstanden zijn onderzocht en er is funderingsonderzoek gedaan, evenals een lintvoegmeting. Hoefsloot merkt onder meer op:
Hoewel het aanlegniveau van de fundering zich, op de meeste locaties, op minder dan 0,6 m van het maaiveld bevindt is de staat van de fundering goed.
(…)
Zo is er in het woonhuis geen sprake van scheurvorming die is veroorzaakt door zetting. Ook in de lange zuidoost- en noordoostgevel van de grote schuur is geen sprake van scheurvorming die wordt veroorzaakt door ongelijkmatige zetting van de fundering .
Vanaf bladzijde 10 volgt een analyse bodembeweging geïnduceerde aardbevingen Groningen, waarbij ook modelmatig piekgrondsnelheden voor [adres] te [woonplaats] zijn bepaald. Verder wordt opgemerkt (bladzijde 14) dat een vergelijking met een locatie op een afstand van ongeveer 500 meter een sondeerbeeld laat zien met zeer verschillende toplagen. Daarbij stelt Hoefsloot dat
de site respons in sterke mate afhankelijk is van de laagindeling en stijfheid van de bodem.
Hoefsloot besteedt verder aandacht aan de toetsingscriteria SBR trillingsrichtlijn A en concludeert na een modelberekening
dat de intensiteit van de opgetreden trilling bij de beving bij Huizinge (Vd = 11,3 mm/s) veel groter is dan de maximale trillingsintensiteit waarbij de kans op schade gelijk is aan 1% (Vr = 2,9 mm/s) (…)
dat de intensiteit van de opgetreden trilling bij de beving bij Zeerijp (Vd = 20,5 mm/s) veel groter is dan de maximale trillingsintensiteit waarbij de kans op schade gelijk is aan 1% (Vr = 2,9 mm/s)
Vd staat hier voor de rekenwaarde van de trillingssnelheid en Vr voor de rekenwaarde van de weerstand. Als Vd
Vr dan geldt voor de SBR A dat de kans op schade voldoende klein is.
Op bladzijde 20 van zijn rapport schrijft Hoefsloot:
Beperking toepassing SBR-A
(…) Zolang de grenswaarden uit de richtlijn niet worden overschreden, is, volgens de richtlijn SBR-A, de kans op het ontstaan van nieuwe schade of het verergeren van bestaande schade aanvaardbaar klein.
Twee aspecten verdienen nadere aandacht:
Een omgekeerde redenering mag niet zomaar gevolgd worden. Overschrijding van de grenswaarden hoeft niet daadwerkelijk tot schade te leiden. Het zegt alleen dat de kans op schade zodanig is toegenomen dat die kans mogelijk niet meer aanvaardbaar is.
Daarentegen staat overigens niet vast dat, indien de grenswaarde volgens SBR-A niet wordt overschreden bij een aardbeving, de kans op schade aanvaardbaar klein is. Bij een aardbeving treedt beweging van de bodem met een grote intensiteit op over een veel groter oppervlak dan bij de bronnen waarop de SBR-A richtlijn is gebaseerd. Dit betekent dat de dynamische reactie van een bouwwerk veel groter kan zijn. In het onderhavige geval kan een aanzienlijke opslingering van de beweging van de fundering leiden tot een relatief grote beweging van verdiepingsvloeren en de kapconstructie van de woning en schuren.
Hoefsloot beschrijft vanaf bladzijde 21 omgevingsfactoren die kunnen resulteren in trillingen. Hij ziet geen aanwijzingen voor trillingen door verkeer en bouwactiviteiten. Dat is anders voor de industriële activiteiten gaswinning: die draagt bij aan het ontstaan van geïnduceerde aardbevingen. In dit verband verwijst Hoefsloot naar zijn eerdere schattingen van opgetreden trillingsintensiteit en voegt toe:
Naast een toetsing van de maximale trillingsintensiteit is een toets van de dynamische respons van de opstallen op de opgetreden aardbevingen van een veel groter belang. (…) Minder stijve grond in de toplagen (orde bovenste 30 m) kan leiden tot versterking van inkomende aardbevingsgolven. De respons van een constructie wordt volledig gedomineerd door de aardbevingsintensiteit op funderingsniveau en de karakteristieken van de constructie zelf en met name de eigenfrequentie van de constructie die wordt bepaald door de massaverdeling in de constructie en de stijfheid van de constructie.
Met betrekking tot het onderwerp zetting rapporteert Hoefsloot dat er sprake is van een gelijkmatige daling van het hele gebied en dat er geen sprake is van tot schade leidende verschilzakkingen. Verder concludeert Hoefsloot dat het mogelijk is dat er zetting ten gevolge van aardbevingen heeft plaatsgevonden op [adres] te [woonplaats] . Zetting ten gevolge van grondwaterstandverlaging sluit Hoefsloot niet uit, maar schade daardoor acht hij niet waarschijnlijk.
Hoefsloot vat op bladzijde 28 samen dat hij zich voor wat betreft oorzaken van schades heeft beperkt tot omgevingsfactoren die vanuit de ondergrond worden bepaald. Hij schrijft:
Geconcludeerd wordt dat trillingen veroorzaakt door geïnduceerde aardbevingen van een dermate hoge intensiteit kunnen zijn geweest dat dit heeft geleid tot schade aan de constructie en constructieonderdelen. (…) Het is niet aannemelijk dat trillingen veroorzaakt door verkeer, bouwactiviteiten of industriële activiteiten, anders dan aardgaswinning, hebben bijgedragen aan schade aan de opstallen
In het woonhuis zijn sporen aangetroffen die mogelijk het gevolg zijn van een sterke dynamische beweging van de verdiepingsvloeren ten opzichte van gevels en tussenmuren. Daarnaast is scheurvorming van geringe ouderdom geconstateerd in het metselwerk op de aansluiting met de kelder. Het is eerder aannemelijk dat deze scheurvorming het gevolg is van de dynamische interactie tussen kelder/grond en bovengrondse constructie dan het gevolg van langetermijnzettingsverschillen door verschillende aanlegniveaus.
Verder wordt geconcludeerd dat zetting van de ondergrond en fundering ten gevolge van autonome bodemdaling door gaswinning, mogelijke verweking of "lateral spreading" door aardbevingen, verkeer, bouwactiviteiten, industriële activiteiten (anders dan gaswinning) allen niet hebben geleid tot schade aan het woonhuis. Dit wordt beargumenteerd met de waarneming dat er, met uitzondering van de aansluiting van de kelder met de gevel, geen scheurvorming van geringe ouderdom in de fundering en de onderste meter van het opgaande metselwerk is aangetroffen.
In de overige opstallen ligt de oorzaak van de schade minder duidelijk vast. Wel kan er vanuit worden gegaan dat aardbevingen met de opgetreden intensiteit tot een bijzondere dynamische belasting en respons van de constructie hebben geleid. Schade aan de kapconstructie, waaronder het verschuiven van aansluitende onderdelen, kan mogelijk door een aardbeving zijn veroorzaakt.