ECLI:NL:RBNNE:2020:3371

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
18/840023-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man voor woningoverval met geweld, openlijke geweldpleging en vernieling

Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 18-jarige man uit Sappemeer, die werd beschuldigd van het in vereniging plegen van een woningoverval met geweld, openlijke geweldpleging en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden, een taakstraf en een leerstraf. De zaak kwam voort uit een incident op 27 september 2019, waarbij de verdachte samen met medeverdachten de woning van een kwetsbare oudere man binnendrong. Ondanks dat de verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt, oordeelde de rechtbank dat hij voorwaardelijk opzet had op het geweld dat door zijn medeverdachte werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook aansprakelijk was voor de schade die aan het slachtoffer was toegebracht, en hij werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer van de woningoverval. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840023-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18/177375-20 en 18/181935-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 oktober 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 september 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/840023-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Bourtange, in de gemeente Westerwolde, omstreeks 2:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in een woning, gelegen aan [adres 1] aldaar, een kistje met geld (te weten 1.072,45 euro) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een (aantal) portemonnee(s) en/of op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een (personen)auto (merk Opel Zafira, kenteken [kenteken] ) (met bijbehorende autosleutels), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte en/of (met) diens mededader(s):
- ( meermalen) in/tegen het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen de ribben en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag (waardoor die [slachtoffer 1] uit bed op de grond is gevallen) en/of
- tegen het been en/of de bil(len) en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer 1] bij de enkels gepakt en/of (vervolgens) over de grond (door glasscherven) gesleept,
terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor verminderd zicht is ontstaan en/of
- een gebroken neusbeen en/of
- een gebroken jukbeen,
althans zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 27 september 2019 te Bourtange, in de gemeente Westerwolde, omstreeks 2:50 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging, althans alleen, in een woning, gelegen aan [adres 1] aldaar, een kistje met geld (te weten 1.072,45 euro) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een (aantal) portemonnee(s) en/of op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een (personen)auto (merk Opel Zafira, kenteken [kenteken] ) (met bijbehorende autosleutels), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft die [medeverdachte 1] en/of (met) die [medeverdachte 2] :
- ( meermalen) in/tegen het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen de ribben en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en/of gestompt, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag (waardoor die [slachtoffer 1] uit bed op de grond is gevallen) en/of
- tegen het been en/of de bil(len) en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] getrapt en/of geschopt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of
- die [slachtoffer 1] bij de enkels gepakt en/of (vervolgens) over de grond (door glasscherven) gesleept,
terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor verminderd zicht is ontstaan en/of
- een gebroken neusbeen en/of
- een gebroken jukbeen,
althans zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 september 2019 en/of (althans) in de maand september 2019, te Bourtange, in de gemeente Westerwolde, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- tegen die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te zeggen dat er geld in voornoemde woning aanwezig was en/of
- aldaar de woning en/of de slaapkamer van die [slachtoffer 1] aan te wijzen en/of
- op de uitkijk bij voornoemde woning te staan.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/177375-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Vlagtwedde, althans in de gemeente Westerwolde, althans in Nederland, openlijk, te weten, op of aan [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] door:
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of dreigend met een mes op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] af te lopen en/of een mes te tonen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Vlagtwedde, althans in de gemeente Westerwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Vlagtwedde, althans in de gemeente Westerwolde, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/181935-20 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te Vlagtwedde, in de gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit van) een voordeur (van een woning, gelegen aan de [adres 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/840023-20 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen weliswaar volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) de enige is die geweld heeft gebruikt ten opzichte van aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), maar dat desondanks kan worden gesproken van medeplegen van het geweld. Daarvoor is vereist dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet op het geweld had, hetgeen kan worden vastgesteld op grond van onder meer de omstandigheden dat verdachte en zijn medeverdachten midden in de nacht naar de woning van [slachtoffer 1] zijn gegaan, dat verdachte het slaapkamerraam van [slachtoffer 1] heeft aangewezen en dat er geen afspraken over het niet gebruiken van geweld zijn gemaakt. Nadat verdachte had gehoord dat [slachtoffer 1] werd mishandeld, heeft hij er desondanks voor gekozen om de woning in te gaan en samen met de medeverdachten spullen weg te nemen.
In de zaak met parketnummer 18/177375-20 heeft de officier van justitie veroordeling voor de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging gevorderd, gelet op de verklaringen van onder meer [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] , in combinatie met de verklaring van verdachte ter terechtzitting inhoudend dat hij een mes heeft vastgehad.
In de zaak met parketnummer 18/181935-20 heeft de officier van justitie - onder meer op basis van de bekennende verklaring van verdachte - veroordeling gevorderd voor het medeplegen van vernieling.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/840023-20 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een beperkte rol had, welke rol onvoldoende is om verdachte als medepleger te kunnen aanmerken. Bovendien kan niet worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op het gebruik van geweld tegen [slachtoffer 1] had.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/177375-20 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/177375-20 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/840023-20
De rechtbank past in de zaak met parketnummer 18/830041-20 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2020, voor zover inhoudend:
Ik ben op 27 september 2019 samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer 1] in Bourtange gegaan om in te breken. We hadden bivakmutsen op. Ik heb bij [slachtoffer 1] gewerkt en wist waar zijn geldkistje stond. Ik dacht dat [slachtoffer 1] thuis was en ik zei dat tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] ging als eerste naar binnen, via het slaapkamerraam. Ik moest wachten aan de achterkant tot ze de deur open zouden doen. Ik hoorde gekrijs. Toen de voordeur openging, ben ik de woning ingegaan. Ik ben naar de keuken gelopen en aangewezen waar het kistje stond. [medeverdachte 2] pakte het, toen gingen we weg.
Ik heb [medeverdachte 2] met de autosleutel van [slachtoffer 1] zien lopen. We zijn met zijn drieën weggegaan in de auto van [slachtoffer 1] .
Ik heb ook geld uit het geldkistje gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 30 september 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland in het onderzoek NN2R019116/SINGAPORE d.d. 17 juni 2020, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Adres: [adres 4] , Bourtange.
Ik werd vannacht wakker omstreeks 02:30 uur. Er stond een grote gestalte over me heen gebogen. Ik kon mij niet verweren, want ik heb een zenuwziekte. Ik voelde dat ik een enorme dreun kreeg op mijn rechteroog. Hierna voelde ik dat ik uit bed geslagen werd en op de grond terecht kwam. Ik zag dat deze persoon van het bed afsprong. En toen begon diegene te trappen. Ik voelde dat ik getrapt werd op mijn linkerbil. Ik heb me toen doodstil gehouden en toen stopte hij met trappen. Hierna pakte hij mij bij mijn enkels beet en toen trok hij mij door het glas naar de andere kant van het bed. Dit glas lag op de grond en was afkomstig van flessen die in de vensterbank stonden. Ik hoorde dat hij even rommelde in het nachtkastje naast het bed.
Ik heb dus diverse tikken gehad. Op mijn linkerribben en op mijn linkerarm. Dit komt omdat ik mij met mijn linkerarm afweerde. Ik heb een dreun op mijn rechteroog gekregen. Ik voelde dat dit met de vuist was. Toen voelde ik een tweede dreun op de linkerkant van mijn hoofd en hierdoor viel ik van bed af. Dit was ook met de vuist en moet met kracht gebeurd zijn, want ik viel dus van bed af. Toen schopte hij mij op mijn linkerbeen. Dat ging zo hard en toen dacht ik: "nou ga ik eraan."
V: Wat mist u uit uw woning?
A: Een zwart geldkistje. Die stond op de keukentafel. De auto is ook weggenomen. Mijn auto stond daarvoor op de oprit. De sleutels hebben waarschijnlijk in de keuken gelegen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 oktober 2019, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik houd in mijn PC precies bij hoeveel geld er in het geldkistje zit van de verkoop van mijn pompoenen. Het was € 1.072,45.
V: Welke goederen mist u nog meer uit uw woning?
Een sieradenkistje op een kast in de slaapkamer, die stond er niet meer na afgelopen vrijdag. Twee portemonnees met een paar oude pasjes.
V: Wat zat er precies in het sieradenkistje uit uw slaapkamer?
A: Sieraden van mijn overleden vrouw.
4. Een geneeskundige verklaring, op 11 mei 2020 opgemaakt en ondertekend door T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als verklaring:
Betrokkene: [slachtoffer 1] , geb. [geboortedatum 2] 1952
l. Wat is de locatie en aard van het letsel?
Letselbeschrijving rechter oog: Er is een zwelling zichtbaar van onder- en bovenooglid en het jukbeen, waarbij de huid rondom het oog over een gebied van 5 bij 4 centimeter paarsrood is verkleurd. De zwelling over het rechter jukbeen lijkt door te lopen tot aan de voorzijde van het rechter oor. De oogspleet is door de zwelling dichtgedrukt. Uit de oogspleet komt enig helderrood vocht passend bij bloed. In de binnenste ooghoek is ook enige rode vloeistof zichtbaar en donkerrode korstvorming.
Bij beeldvorming met röntgenfoto's en een CT scan zijn de volgende inwendige letsels
aangetroffen:
- gebroken neusbeen rechts zonder standsafwijking van de neus;
- gebroken jukbeen rechts, breuk doorlopend tot in de bodem van de oogkas;
- mogelijk een afgebroken botfragment rechter ellenboog.
Aanvullende informatie letsel rechter oog: Op 30-09-2020 geeft aangever aan alleen nog maar licht te kunnen zien met het rechter oog. Op 04-10-2019 werd door de oogarts OZG een loslating van de lens van het rechter oog gezien met een kneuzing van de iris en een verhoogde oogboldruk. Aangever had een sterk verminderd zicht met het rechter oog. Op 6-12-2019 werd aangever in het UMCG geopereerd aan het oog, waarbij een kunstlens in het oog werd geplaatst. Op 24-01-2020 trad als complicatie een netvliesloslating aan het rechter oog, waarna aangever op 27-01-2020 opnieuw een oogoperatie moest ondergaan.
3. Wat is de ernst van het letsel?
a. Wat is naar schatting de tijd die nodig zal zijn voor genezing?
De breuken aan neus, jukbeen en onderste oogkas rechts en de rechter ellenboog zullen naar alle waarschijnlijkheid binnen zes weken zijn genezen. De genezing van het letsel aan het rechter oog kende een gecompliceerd beloop waardoor opnieuw operatief ingrijpen noodzakelijk was. Genezing hiervan zal mogelijk een halfjaar duren.
b. Is de inschatting dat het letsel restloos zal genezen?
De breuken aan de neus, jukbeen, onderste oogkas rechts en rechter ellenboog zullen naar alle waarschijnlijkheid restloos genezen. Het letsel aan het rechter oog (losgelaten lens en later netvliesloslating) zal naar alle waarschijnlijkheid blijvend verminderd zicht met het rechter oog tot gevolg hebben.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 maart 2020, opgenomen op pagina 537 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]:
V: Hoe ben jij er precies erachter gekomen dat [verdachte] daar een aandeel in heeft gehad?
A: Ik heb [verdachte] gevraagd wat zijn aandeel was en toen zei hij dat hij had meegedeeld in de buit en dergelijke. Hij zei dat hij 200 of 300 euro had gekregen. Ik zei “wat is jouw deel dan geweest” en toen zei hij “300 euro of zoiets”.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 654 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] :
Toen ging [slachtoffer 1] rechtop zitten en daar schrok ik van. Toen heb ik hem geslagen en viel hij van het bed, daarna heb ik hem, aan zijn benen of armen, naar de slaapkamerdeur getrokken.
V: Hoe vaak heb je [slachtoffer 1] geslagen?
A: 2 of 3 keer of 4 of 5 keer dat weet ik niet. Toen ik op hem zat.
V: Hoe heb je hem geslagen?
A: Met mijn vuisten. Ja, maaien.
V: Heb je het slachtoffer [slachtoffer 1] ook op een andere manier mishandeld?
A: Ja volgens mij heb ik hem 1 trap gegeven. Toen lag hij al naast het bed.
V: Hoe ver heb je [slachtoffer 1] naar de slaapkamerdeur gesleept?
A: Naast het bed, om het hoekje en dat hij net in het zicht lag zodat ik hem in de gaten kon houden als hij bij kwam. Eerlijk gezegd dacht ik dat hij dood was want hij lag wel aardig stil.
A: Ik heb direct de voordeur open gedaan en ze hebben gezegd dat ik de man in de gaten moest houden. Ze zeiden zoiets van let op ofzo. Verder ben ik nergens geweest in het huis.
V: Ben je nog terug geweest in de slaapkamer nadat je de voordeur had geopend?
A: Ik heb hem klappen gegeven, naar de deur gesleept, voordeur open gedaan en hun binnen
gelaten en daarna terug naar de slaapkamer toe gegaan en in het nachtkastje gekeken.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot parketnummer 18/840023-20
De rechtbank stelt op basis van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen - samengevat - vast dat verdachte in de nacht van 27 september 2019 samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan, met als gezamenlijk doel om daar in te breken. Verdachte kende [slachtoffer 1] en wist zodoende waar hij zijn geld bewaarde. Ter plaatse klom (in ieder geval) [medeverdachte 1] de woning in via het openstaande slaapkamerraam, waarna hij [slachtoffer 1] zwaar mishandelde. Vervolgens deed hij de voordeur open en is (in ieder geval) verdachte de woning ingegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn medeverdachten het geldkistje in de keuken heeft aangewezen. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn daarna in de auto van [slachtoffer 1] vertrokken en hebben de inhoud van het geldkistje verdeeld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dat is hier naar het oordeel van de rechtbank het geval. Anders dan de verdediging heeft betoogd strekte de rol van verdachte verder dan het enkel behulpzaam zijn in het voortraject en het zich daar niet distantiëren van het daaropvolgende handelen van de andere verdachten. Verdachte is niet alleen meegegaan naar de woning, maar is die woning ook zelf binnengegaan. Dat heeft hij gedaan kort nadat (minimaal) één van de medeverdachten het slaapkamerraam was binnengeklommen en hij vervolgens gekrijs had gehoord. Voor verdachte – die blijkens zijn eigen verklaring al dacht dat de bewoner thuis was – moet dit reden zijn geweest om te beseffen dat de bewoner overvallen was door een medeverdachte. Niettemin heeft hij er toch voor gekozen om de woning binnen te gaan, wetende dat het doel was om het geldkistje weg te nemen. Aan dit doel heeft hij verder bijgedragen door aan te wijzen waar [slachtoffer 1] zijn geldkistje bewaarde. Vervolgens zijn alle verdachten gezamenlijk vertrokken in de (door hen gestolen) auto van [slachtoffer 1] . Na afloop hij heeft een substantieel deel van de buit gekregen.
Gelet op deze actieve handelingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen, waarbij het (voorwaardelijk) opzet van ook verdachte zich, in het licht van het voorgaande, (mede) uitstrekte tot het plegen van een diefstal voorafgegaan door het gebruik van geweld en dus niet (alleen) tot het medeplegen van een inbraak.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het op hem uitgeoefende geweld diverse botbreuken in het gezicht en ernstig, waarschijnlijk blijvend, oogletsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en zal ook dit onderdeel van het primair ten laste gelegde bewezen verklaren. Het gaat om een geobjectiveerde strafverzwaringsgrond, waarbij niet van belang is of het opzet van verdachte daar al dan niet op was gericht. Er zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken op grond waarvan dit letsel niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Concluderend acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een diefstal die werd voorafgegaan door geweld en welk geweld zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer tot gevolg heeft gehad.
Parketnummer 18/177375-20
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/177375-20 primair ten laste gelegde bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019321067 d.d. 4 juni 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2019, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 9] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 november 2019, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 10] .
Parketnummer 18/181935-20
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/181935-20 ten laste gelegde bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 25 mei 2019, opgenomen op pagina 149 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland in het onderzoek NN2R019126/TERESINA d.d. 6 juni 2020, inhoudend de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de volgende feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/840023-20
hij op 27 september 2019 te Bourtange, in de gemeente Westerwolde, omstreeks 2:50 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan [adres 1] aldaar, een kistje met geld, te weten 1.072,45 euro en een hoeveelheid sieraden en een aantal portemonnees en op een besloten erf waarop voornoemde woning staat een personenauto, met bijbehorende autosleutels, toebehorend aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, immers heeft verdachtes mededader:
- meermalen tegen het gezicht en op het hoofd en tegen de ribben en elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen en gestompt, terwijl die [slachtoffer 1] in bed lag, waardoor die [slachtoffer 1] uit bed op de grond is gevallen en
- tegen de billen van die [slachtoffer 1] geschopt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en
- die [slachtoffer 1] bij de enkels gepakt en vervolgens over de grond door glasscherven gesleept, terwijl bovengenoemd feit zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- oogletsel waardoor verminderd zicht is ontstaan en
- een gebroken neusbeen en
- een gebroken jukbeen
ten gevolge heeft gehad.
Parketnummer 18/177375-20
hij op 11 oktober 2019 te Vlagtwedde openlijk, te weten aan [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] door:
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en dreigend met een mes op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] af te lopen en een mes te tonen.
Parketnummer 18/181935-20
hij op 10 oktober 2019 te Vlagtwedde, in de gemeente Westerwolde tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een voordeur van een woning, gelegen aan de [adres 3] en een ander goed, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/840023-20
primair Diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 18/177375-20
primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 18/181935-20
Medeplegen van vernieling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, onder de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een leerstraf (So-Cool, 50 uren, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie) en een werkstraf van 20 uren (te vervangen door 10 dagen jeugddetentie) wordt opgelegd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie, met uitzondering van de oplegging van de werkstraf. De raadsvrouw ziet geen ruimte voor een werkstraf gelet op de beperkte belastbaarheid van verdachte. Verdachte zal zijn handen vol hebben aan het uitvoeren van de leerstraf en het zoeken naar een baan. De raadsvrouw is net als de officier van justitie van mening dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van de Raad d.d. 4 september 2020 en 4 februari 2020, het psychologisch onderzoek d.d. 21 juli 2020, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 augustus 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een korte periode van twee weken schuldig gemaakt aan gewelddadige woningoverval, een openlijke geweldpleging in vereniging en een vernieling.
De woningoverval vond plaats midden in de nacht. Verdachte ging met twee medeverdachten naar de woning van een kwetsbare oudere man, voor wie verdachte jarenlang had gewerkt. Een medeverdachte klom de woning in via het slaapkamerraam en heeft vervolgens fors geweld uitgeoefend op het slachtoffer dat - gelet op zijn medische toestand - compleet weerloos in bed lag. Vervolgens heeft deze medeverdachte het slachtoffer door glasscherven versleept waarna hij zijn mededaders, waaronder verdachte, heeft binnengelaten. Zonder zich ook maar een seconde om het slachtoffer te bekommeren, hebben verdachte en zijn medeverdachten zijn geld, sieraden en auto meegenomen en het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten.
Uit de stukken blijkt dat de impact van het voorval op het slachtoffer enorm is, zowel fysiek als mentaal. Het slachtoffer liep oogletsel en botbreuken in zijn gezicht op, en heeft zelfs na diverse operaties nog maar 25% zicht met zijn rechteroog. Hij is zijn hobby’s en zelfstandigheid kwijtgeraakt en voelt zich niet meer veilig in zijn eigen woning. Het slachtoffer is dusdanig beperkt geraakt in zijn dagelijkse leven dat hij gaat verhuizen naar een mantelzorgwoning op zijn eigen terrein, terwijl zijn dochter naar zijn woning verhuist om voor hem te kunnen zorgen.
Ook is het vertrouwen van het slachtoffer in anderen enorm geschaad, temeer nu is gebleken dat het feit mede is gepleegd door verdachte, iemand die hij goed kende.
Amper twee weken na de woningoverval heeft verdachte zich met dezelfde medeverdachten schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging door zich op bedreigende wijze te mengen in een conflict van een vriend van verdachte. Nadat die vriend hem telefonisch inlichtte over dit conflict is verdachte met de medeverdachten naar hem toegegaan. De groep waarmee de vriend van verdachte ruzie had, werd geslagen en geschopt door de medeverdachten en verdachte rende achter de groep aan met een mes.
Dit is een naar feit waarmee niet alleen inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid bij zowel de slachtoffers als omstanders kunnen ontstaan.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een vernieling, waarbij wederom dezelfde medeverdachten betrokken waren. Zij waren boos op het slachtoffer, onder meer omdat hij de vogels van een medeverdachte zou hebben laten doodgaan. Daarom hebben verdachte en de andere medeverdachte de ruit van de voordeur van het slachtoffer vernield en de inventaris van de woning kort en klein geslagen.
Verdachte toont hiermee geen respect voor de eigendommen van anderen te hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op het psychologische onderzoeksrapport d.d. 21 juli 2020, opgemaakt door GZ-psycholoog H.K. Meijer, onder meer inhoudende dat verdachte blijkens een intelligentietest op verstandelijk beperkt niveau functioneert. Hij heeft een verstandelijke ontwikkelingsstoornis die volgens de psycholoog deels de aanzet en uitvoer van de tenlastelegging (de woningoverval in Bourtange) heeft medebepaald. Verdachte was op de hoogte van het ontoelaatbare karakter van zijn gedrag, maar was ten gevolge van een gebrekkige gewetensontwikkeling en zijn verstandelijke ontwikkelingsstoornis niet in staat om zijn gedrag conform dit besef te bepalen. Hij durfde geen nee te verkopen aan medeverdachten. De psycholoog adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en adviseert om het huidige regime in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bestendigen, nu deze voorwaarden goed bij hem werken. De voorwaarden helpen hem om zich verder te ontwikkelen en overschrijdingen te begrenzen.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. In het verlengde hiervan merkt de rechtbank op dat zij op basis van de stukken en de behandeling ter terechtzitting de indruk heeft gekregen dat verdachte zeer beïnvloedbaar is en ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sterk onder de invloed van (met name) medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gestaan. [medeverdachte 2] was de toenmalige partner van de moeder van verdachte en woonde bij verdachte en zijn moeder in huis. De rechtbank heeft oog voor deze situatie waarin het voorstelbaar is dat verdachte zich - zowel gelet op zijn jonge leeftijd als op zijn geestvermogens - moeilijk aan de invloed van [medeverdachte 2] kon onttrekken. Hier houdt de rechtbank rekening mee bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het advies van de Raad d.d. 4 september 2020, waarin wordt geadviseerd om een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen. Daaraan dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld de gedragsinterventie So-Cool, het zich houden aan de aanwijzingen van de Raad en de jeugdreclassering en een verbod op gebruik verdovende middelen/alcohol.
Deze voorwaarden waren reeds gekoppeld aan de schorsing van de voorlopige hechtenis en verdachte heeft zich hier goed aan gehouden.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen, A.T.J. Gussenhoven namens de Raad en P.J. Verdoorn namens de jeugdreclassering, bovenstaand bevestigd en aangegeven dat het binnen het huidige regime goed gaat met verdachte. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden hebben de deskundigen aangegeven dat de oplegging van het drugsverbod van belang is, maar dat het alcoholverbod niet noodzakelijk is en dat kan worden volstaan met het verplichten om mee te werken aan alcoholcontroles. De gedragsinterventie So-Cool kan beter als aparte leerstraf aan verdachte worden opgelegd in plaats van als bijzondere voorwaarde. Er zijn geen contra-indicaties voor het tevens opleggen van een werkstraf, maar dit wordt niet geadviseerd omdat het geen pedagogische meerwaarde zou opleveren en niet recidive verminderend zou werken.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het belang van de ontwikkeling van (de jeugdige) verdachte maakt dat aan hem een voorwaardelijke jeugddetentie dient te worden opgelegd, met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde voorwaarden. Ook zal de rechtbank conform de eis en conform het advies van de Raad de gedragsinterventie So-Cool als leerstraf aan verdachte opleggen.
De rechtbank zal daarnaast een werkstraf aan verdachte opleggen. Gelet op met name de ernst van de woningoverval ziet de rechtbank aanleiding om een hogere werkstraf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie. Er is geen contra-indicatie voor het doen van een werkstraf en de rechtbank acht het vanuit het oogpunt van vergelding passend dat verdachte een flink aantal uren moet werken.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.079,55 ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de (hoofdelijke) toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het immateriële gedeelte van de vordering te beperken gelet op de beperkte rol die verdachte heeft gespeeld. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om de vervangende jeugddetentie achterwege te laten en om niet te bepalen dat geen hoofdelijkheid te bepalen, teneinde contact met de medeverdachten te voorkomen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/830041-20 bewezen verklaarde.
De rechtbank zal niet bepalen dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen, omdat de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel is dat het niet wenselijk is dat verdachte (hierover) in contact treedt met de medeverdachten, gelet op de onder de strafmotivering geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte voor een derde deel aansprakelijk is en zal de vordering toewijzen tot een derde van het gevorderde bedrag, te weten € 2.859,85, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 september 2019.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende jeugddetentie, in geval van wanbetaling, op nul wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/840023-20 primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/177375-20 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/181935-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), telefoonnummer 088 - 5260000, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren zal meewerken aan bloedonderzoek of urineonderzoek ter controle van het alcoholgebruik.
Geeft aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Een werkstraf voor de duur van 80 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject So-Cool voor de duur van 50 uren.Het leerproject moet plaatsvinden binnen 12 maanden.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/830023-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.859,85 (zegge: tweeduizendachthonderdnegenenvijftig euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 2.859,85 (zegge: tweeduizendachthonderdnegenenvijftig euro en vijfentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019, met dien verstande dat bij gebreke van betaling en verhaal geen gijzeling wordt toegepast. Dit bedrag bestaat uit € 1.693,18 aan materiële schade en € 1.166,67 aan immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. L.W. Janssen en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 oktober 2020.