ECLI:NL:RBNNE:2020:3362

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
C/17/174307 / KG ZA 20-167
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenkomst en totstandkoming van een koopovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, zijn de eisers, [A], [B] en de vennootschap onder firma Leefgemeenschap De Trijesprong, in conflict met de besloten vennootschap Westermeer Vastgoed B.V. over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een pand. De Trijesprong heeft als doel tijdelijke huisvesting te bieden aan mensen in nood en is op zoek naar een nieuwe locatie. Na een aantal gesprekken en e-mailcorrespondentie met Westermeer, lijkt er een overeenkomst tot stand te zijn gekomen, maar Westermeer stelt dat er geen unanieme instemming van alle aandeelhouders is geweest, wat volgens hen een voorwaarde was voor de verkoop. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat de schriftelijke instemming van alle vennoten ontbreekt. De vorderingen van De Trijesprong worden afgewezen, maar de proceskosten worden gecompenseerd omdat Westermeer verwachtingen heeft gewekt dat er een overeenkomst was.

In een parallelle vordering heeft TDDY Beheer B.V. zich als tussenkomende partij gevoegd in de procedure. TDDY vordert dat Westermeer haar medewerking verleent aan de levering van het pand. De voorzieningenrechter oordeelt dat er wel een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen TDDY en Westermeer, en wijst de vorderingen van TDDY toe, met uitzondering van de gevorderde dwangsommen. De voorzieningenrechter legt ook beslagkosten op aan Westermeer en compenseert de proceskosten in de reconventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/174307 / KG ZA 20-167
Vonnis in kort geding van 9 september 2020
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
3. de vennootschap onder firma
LEEFGEMEENSCHAP DE TRIJESPRONG,
gevestigd te Drachten,
eisers in conventie,
verweersters in reconventie,
gedaagden in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. R.J. Duursma te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WESTERMEER VASTGOED B.V.,
gevestigd te Grootegast,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gedaagde in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. M.D. Kalmijn te Leeuwarden.
in welke procedure als tussenkomende partij optreedt:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T.D.D.Y BEHEER B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres tot tussenkomst,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Middelbrink te Zwolle,
Partijen zullen hierna [A] , [B] , Westermeer en TDDY genoemd worden. [A] , [B] en De Trijesprong zullen gezamenlijk De Trijesprong worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie tot tussenkomst, tevens houdende akte van eis,
  • de conclusies in voorwaardelijke reconventie,
  • de mondelinge behandeling van 27 augustus 2020 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde producties,
  • de pleitnota's van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Trijesprong is een idealistische organisatie die als doel heeft om (tijdelijk) huisvesting te bieden aan mensen die een zetje in de rug kunnen gebruiken. De Trijesprong ontvangt dusdanig veel aanmeldingen dat er een wachtlijst is ontstaan. Om die reden is
De Trijesprong op zoek gegaan naar een nieuwe locatie.
2.2.
De Trijesprong is in contact gekomen met Westermeer, via één van de vier aandeelhouders van Westermeer, [C] (hierna: [C] ). De Trijesprong had belangstelling voor een pand van Westermeer om daarin kleine appartementen te realiseren. Het gaat om de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres] (hierna: het pand).
2.3.
Westermeer heeft twee bestuurders, Oilworks B.V. en JP Beheer B.V. Oilworks B.V. wordt op haar beurt bestuurd door [D] (hierna: [D] ). JP Beheer B.V. heeft twee bestuurders, te weten [E] Holding B.V. en [F] Holding B.V. [E] (hierna: [E] ) is bestuurder van [E] Holding B.V. en [F] (hierna: [F] ) is bestuurder van [F] Holding B.V.
2.4.
[D] , [E] en [F] zijn ieder zelfstandig bevoegd om Westermeer te vertegenwoordigen. [C] is enig aandeelhouder en bestuurder van TDDY. TDDY bezit 25% van de aandelen in Westermeer.
2.5.
Een eerste gesprek over een mogelijke koop/verkoop van het pand van Westermeer
heeft op 13 januari 2020 plaatsgevonden op het kantoor van de door De Trijesprong ingeschakelde makelaar Dirk Jan Postmus (hierna: Postmus) van Noorderlicht Makelaars te Drachten. Bij die bespreking waren [A] en [B] aanwezig namens De Trijesprong en [C] en [E] namens Westermeer.
2.6.
Bij e-mailbericht van 7 februari 2020 heeft Postmus aan [E] geschreven:
Geachte [E] en [C] (…)
Hierbij bevestig ik de met jullie gesloten overeenkomst aangaande de gebouwen met ondergrond en erf, staande en gelegen aan [adres] .
De afspraken zijn als volgt:
De Koopsom is € 477.500,- kk (…)
Een voorbehoud van financiering van 2 maanden.
Medewerking van verkopers en wachten met de overdracht tot de bestemming is gewijzigd in wonen.
(Dit zou in 2 maanden moeten kunnen maar kan ook een uitloop geven naar drie maanden.)
Dit levert kopers een overdrachtsbelasting voordeel op (…)
Dit wachten is onderdeel van de deal.
De overdracht zetten we dan gemakshalve op vrijdag 8 mei 2020, en natuurlijk eerder als alles eerder rond is (…).
2.7.
Bij e-mailbericht van 12 februari 2020 heeft [E] in reactie daarop geantwoord:
Je verhaal gelezen met veel dingen kunnen wij leven, alleen wil ik schriftelijk akkoord hebben van mijn vennoten! verdere punten wil ik straks met jullie bespreken.
2.8.
Nadien heeft De Trijesprong het traject bij de Gemeente Smallingerland in gang gezet om de bestemming van het pand te wijzigen.
2.9.
Op 5 maart 2020 heeft [E] desgevraagd een kopie van zijn paspoort aan Postmus verstrekt in verband met een door een notaris op te stellen koopovereenkomst.
2.10.
Op 9 maart 2020 zijn tussen [E] en De Trijesprong gemaakte afspraken door een notaris vastgelegd in een eerste conceptkoopovereenkomst. [E] heeft de concept koopovereenkomst doorgezonden naar [D] , [F] en [C] .
2.11.
Bij e-mailbericht van 24 maart 2020 heeft [D] aan de notaris geschreven:
Ik heb het door U geschetste voorzet van de koopovereenkomst van ons pand in [plaats] opgestuurd gekregen waarvoor dank.
Ik heb daar twee op- of aan-merkingen op:
• passeerdatum. Er wordt in uw contract gesproken over een passeer datum 10 juni. Ik begrijp echter,
dat er afgesproken is dat het pand afgenomen zou worden op het moment dat er een woonbestemming op het pand afgegeven zou worden. Wellicht zou het dan handiger zijn, dat we zullen leveren op het moment dat de woonbestemming afgegeven wordt met als laatste datum 10 juni.
• as is - where is clausule. We hebben dit pand meer dan een jaar geleden gekocht en er daarna niets meer aan gedaan. Daar we dit pand niet hebben bewoond of beheerd stel ik voor dat we een "as is - where is" clausule op zullen nemen in het koopcontract.
Ik zou het op prijs stellen als U deze punten zou willen bespreken met Uw client. Tevens vraag ik U me in te copieren op eventuele correspondentie over het koopcontract.
(…).
2.12.
[F] en [E] zijn in de cc van voornoemd e-mailbericht opgenomen.
2.13.
In april 2020 heeft de notaris een tweede conceptkoopovereenkomst opgesteld.
De bepaling waarin staat dat Westermeer gehouden is om een schone grondverklaring aan te leveren is daarin weggelaten.
2.14.
Op 7 april 2020 heeft een gezamenlijke opleveringsinspectie van het pand plaatsgevonden. Daarbij waren [A] , [E] , Postmus en een door De Trijesprong ingeschakelde architect aanwezig.
2.15.
In reactie op WhatsApp-berichten van Postmus dat de voortgang van de bestemmingswijziging van het pand enige vertraging opliep heeft [E] op 21 april 2020 aan Postmus het volgende WhatsApp-bericht gestuurd:
Gisteren overleg gehad en willen graag een overeenkomst tekenen! Kunnen wij tot een oplossing komen.
2.16.
Op 7 mei 2020 hebben partijen aan tafel gezeten bij de notaris om de koopovereenkomst nader te bespreken. Tijdens het gesprek is onder andere besproken dat het financieringsvoorbehoud niet langer noodzakelijk is en dat de beoogde leveringsdatum wordt opgeschoven.
2.17.
Op 26 mei 2020 ontvangen partijen de definitieve versie van de koopovereenkomst per e-mail. Het financieringsvoorbehoud is daarin weggelaten.
2.18.
De aandeelhouders van Westermeer hebben op 9 juni 2020 met elkaar gesproken over de ontvlechting van Westermeer. Daarbij hebben TDDY en Westermeer overeenstemming bereikt over overdracht van 25% van de aandelen in Westermeer door TDDY aan Westermeer en verkoop van het pand van Westermeer te Drachten aan TDDY. Bij e-mailbericht van dezelfde datum heeft [D] het besprokene vastgelegd en aan [C] , [E] en [F] gezonden. Als bijlage bij de e-mail is onder meer een concept koopcontract gevoegd.
2.19.
Op 10 juni 2020 heeft [E] per WhatsApp-bericht aan Postmus geschreven, naar aanleiding van de ontvangst van de definitieve versie van de koopovereenkomst tussen De Trijesprong en Westermeer:
Goedemiddag er staan een aantal dingen in waar de mede-eigenaar het niet mee eens zijn! Ze zullen reageren via de mail.
2.20.
Op 17 juli 2020 heeft De Trijesprong 'groen licht' van de Gemeente Smallingerland ontvangen voor de bestemmingswijziging.
2.21.
Op 19 juli 2020 heeft TDDY per e-mail een door haar ondertekende koopovereenkomst inzake de koop door haar van het pand aan Westermeer (retour) gezonden.
2.22.
Postmus heeft Westermeer bij brief van 22 juli 2020 verzocht om mee te werken aan een spoedige overdracht van het pand aan De Trijesprong.
2.23.
Naar aanleiding van voornoemde brief van Postmus heeft [E] telefonisch contact met de notaris opgenomen en doorgegeven dat de vier aandeelhouders de koopovereenkomst met De Trijesprong niet hebben getekend en ook niet zullen gaan tekenen.
2.24.
Op 30 juli 2020 heeft De Trijesprong conservatoir beslag laten leggen op het pand.
2.25.
Bij e-mailbericht van 1 augustus 2020 heeft [E] aan Postmus geschreven:
U refereert in uw schrijven aan een door mij gesloten koopovereenkomst met Uw client. Graag wijs ik U er op, dat er nooit een koopovereenkomst is gesloten en dat ik meerdere malen aan U heb medegedeeld dat ik slechts dan namens Westermeer BV kan handelen als ik akkoord van alle vier eigenaren zou krijgen.
(…)
Aangezien ik geen unaniem akkoord van de aandeelhouders heb gekregen, spijt het me U te moeten melden, dat Westermeer afziet van de verkoop van het bovengeschreven pand aan Uw client.
2.26.
Op 6 augustus 2020 heeft de advocaat van TDDY Westermeer verzocht en gesommeerd haar medewerking te verlenen aan de levering van het pand. Op 7 augustus 2020 heeft TDDY conservatoir beslag laten leggen op het pand.

3.De vordering in conventie

3.1.
De Trijesprong vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Westermeer te veroordelen om binnen zeven dagen na het in dezen te wijzen vonnis haar medewerking te hebben verleend aan de levering van het pand zoals omschreven onder randnummer 5 van de dagvaarding aan [A] en [B] ten behoeve van
De Trijesprong, door middel van het verlenen van haar medewerking aan de onbezwaarde levering van het pand conform de conceptleveringsakte ten overstaan van mr. Antje de Vries of diens plaatsvervanger op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 ineens en
€ 10.000,00 per dag dat Westermeer niet aan de voormelde verplichting voldoet;
II. Westermeer te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en met de wettelijke rente over de (na)kosten.
3.2.
Westermeer voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering in incident

4.1.
TDDY vordert om in het geding tussen De Trijesprong en Westermeer te worden toegelaten als tussenkomende partij met de navolgende vordering, kosten rechtens.
Indien de voorzieningenrechter zal oordelen dat TDDY zal worden toegelaten als tussenkomende partij, luidt de vordering van TDDY om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Westermeer te veroordelen uiterlijk 1 september 2020, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, haar medewerking te hebben verleend aan de uitvoering van de overeenkomst door levering van de onroerende zaak, door middel van haar medewerking aan het opstellen van een daartoe bestemde akte van levering welke zal worden opgesteld door een door TDDY aan te wijzen notaris, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen notaris, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 ineens en € 10.000,00 per dag dat Westermeer niet aan de voormelde verplichting voldoet, zulks met een maximum van € 500.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
II. te bepalen dat, met toepassing van artikel 3:300 lid 2 BW, het in deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht noodzakelijke rechtshandelingen van Westermeer, zodat de notaris op basis van dit vonnis gerechtigd is conform de overeenkomst tot het passeren en inschrijven van de leveringsakte met betrekking tot de onroerende zaak over te gaan, indien Westermeer tenminste drie weken na het in deze te wijzen vonnis geen gevolg heeft gegeven aan de veroordeling onder sub I. zodat dit vonnis, mits TDDY daaraan voorafgaand de verschuldigde koopsom van € 412.732,00 en op grond van de akte van levering voor haar rekening komende kosten op de kwaliteitsrekening van de betrokken notaris heeft voldaan, als zodanig in openbare registers kan worden ingeschreven, waarbij dit vonnis moet worden geacht al de in sub I. bedoelde conceptakten van levering opgenomen bedingen en bepalingen te bevatten;
III. in alle gevallen Westermeer te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten.
4.2.
Ter zitting heeft TDDY in aanvulling daarop gevorderd, voor het geval TDDY niet in de procedure kan tussenkomen of de vorderingen van TDDY worden afgewezen, Westermeer alsnog te veroordelen in de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
4.3.
Westermeer voert verweer.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De vorderingen in voorwaardelijke reconventie

5.1.
Westermeer vordert, voor zover de vorderingen van De Trijesprong in conventie worden afgewezen, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de door De Trijesprong op de onroerende zaken staande en gelegen te [adres] (kadastraal [kadastrale bekendheid] ) gelegde beslagen op te heffen en Westermeer, voor zover nodig, te machtigen om tot doorhaling van de gelegde beslagen in de openbare registers over te gaan;
2. De Trijesprong te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
5.2.
Westermeer vordert voorts, voor zover de vorderingen van De Trijesprong worden toegewezen, om in de tussenkomst, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. het door TDDY op de onroerende zaken staande en gelegen te [adres] (kadastraal [kadastrale bekendheid] ) gelegde beslag op te heffen en Westermeer, voor zover nodig, te machtigen om tot doorhaling van het gelegde beslag in de openbare registers over te gaan;
2. TDDY te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
5.3.
De Trijesprong voert verweer.
5.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.Het geschil en de beoordeling daarvan

In incident

6.1.
De Trijesprong en Westermeer hebben te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst van TDDY in de procedure tussen hen. Gelet op het feit dat TDDY een belang heeft bij de uitkomst van de procedure tussen De Trijesprong en Westermeer acht de voorzieningenrechter, mede gelet op de vereiste spoed, de incidentele vordering tot tussenkomst toewijsbaar.
6.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak in conventie tussen De Trijesprong en Westermeer
6.3.
Westermeer heeft bezwaar tegen de eiswijziging van De Trijesprong, althans tegen de in het kader van die eiswijziging door De Trijesprong als productie 18 overgelegde conceptleveringsakte. Volgens Westermeer is de akte niet binnen 24 uur voor de zitting ingediend en komen er andere garanties/voorwaarden in voor dan in de eerdere versie van de koopovereenkomst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de eiswijziging niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De conceptleveringsakte is op 26 augustus 2020 om 09.02 uur ingediend bij de rechtbank. Dit is binnen de termijn. Indien en voor zover Westermeer de akte pas op een later moment heeft ontvangen, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat Westermeer door de eisvermindering en de indiening van de daarmee samenhangende conceptleveringsakte onredelijk in haar verdediging wordt geschaad. De eiswijziging wordt daarom toegestaan.
6.4.
Tussen partijen is in geschil of tussen hen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het pand. De Trijesprong stelt, verkort weergegeven, dat dit het geval is omdat de bestuurders van Westermeer herhaaldelijk met de verkoop van het pand hebben ingestemd. Zo heeft [D] volgens De Trijesprong laten weten met de eerste schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken akkoord te gaan, behoudens 'twee op- of aanmerkingen'. [D] heeft dit gemaild met al zijn medebestuurders in de cc. Enkele weken later heeft [E] geschreven: 'Gisteren overleg gehad en willen graag een overeenkomst tekenen!'. Op basis daarvan kan volgens De Trijesprong geen andere conclusie worden getrokken dan dat alle bestuurders van Westermeer met de verkoop van het pand aan De Trijesprong hebben ingestemd, dan wel dat de 'voorwaarde' c.q. opmerkingen omtrent het geven van akkoord is komen te vervallen. Westermeer dient het pand dan ook aan De Trijesprong te leveren, aldus De Trijesprong.
6.5.
Westermeer voert aan, samengevat weergegeven, dat bij het eerste gesprek op 13 januari 2020 al is aangegeven dat alle vier de vennoten moesten instemmen met de verkoop aan De Trijesprong. In de bevestigingsmail van 7 februari 2020 van Postmus wordt ook gesproken over de medewerking van verkopers. In reactie daarop heeft [E] op 12 februari 2020 als uitdrukkelijke voorwaarde aan de totstandkoming van een overeenkomst gesteld dat alle vier vennoten schriftelijk met de verkoop moesten instemmen. Aan deze voorwaarde is volgens Westermeer niet voldaan. [D] wilde de onroerende zaken alleen 'as is, where is' verkopen aan De Trijesprong. Daarmee hebben De Trijesprong en de notaris volgens Westermeer niets gedaan, gegeven de tekst van de overeenkomst die door De Trijesprong als definitieve overeenkomst wordt gepresenteerd. De omstandigheid dat [E] graag wilde dat er een koopovereenkomst tot stand zou komen en dat hij die graag wilde tekenen betekent volgens Westermeer niet dat er een schriftelijke instemming was van de drie medeaandeelhouders. [E] heeft zijn best gedaan om dat voor elkaar te krijgen, maar het is [E] niet gelukt, aldus Westermeer.
6.6.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vast staat dat Westermeer aan de totstandkoming van een koopovereenkomst tussen haar en De Trijesprong de voorwaarde van een schriftelijke akkoordbevinding van de vennoten van Westermeer heeft verbonden.
Daargelaten de vraag of De Trijesprong had moeten begrijpen dat Westermeer daarmee doelde op een schriftelijke akkoordbevinding van alle aandeelhouders en niet alleen van de drie bestuurders, is (ook) van een schriftelijke akkoordbevinding van alle drie bestuurders naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Een schriftelijk stuk waaruit volgt dat [F] heeft ingestemd met de verkoop van het pand aan De Trijesprong ontbreekt. De enkele omstandigheid dat [F] in de cc van het e-mailbericht van
[D] van 24 maart 2020 is opgenomen betekent niet dat [F] schriftelijk heeft ingestemd met de verkoop van het pand aan De Trijesprong. Uit het WhatsApp-bericht van [E] aan Postmus van 21 april 2020 volgt dit evenmin.
6.7.
Daarbij komt dat [D] in zijn e-mailbericht van 24 maart 2020 duidelijk heeft aangegeven dat hij wil dat er een 'as is, where is' clausule in het koopcontract wordt opgenomen. De voorzieningenrechter is met Westermeer van oordeel dat uit de tekst van de koopovereenkomst van 26 mei 2020, noch uit de tekst van de als productie 18 overgelegde conceptleveringsakte kan worden afgeleid dat aan die door [D] gestelde voorwaarde voor verkoop van het pand is voldaan. De stelling van De Trijesprong dat zij akkoord is gegaan met levering van het pand zoals gezien tijdens de inspectie op 7 mei 2020, doet daar niet aan af. Dit komt niet overeen met de opname van een 'as is, where is' clausule in een koopcontract. De Trijesprong heeft er evenmin van uit mogen gaan dat het uitblijven van een reactie van de bestuurders van Westermeer op de koopovereenkomst van 26 mei 2020 een instemming met de inhoud van die overeenkomst inhield, gelet op de bedongen schriftelijke instemming van alle vennoten (dan wel bestuurders). Partijen zijn weliswaar ver gekomen in de onderhandelingen, maar van een totstandkoming van een koopovereenkomst tussen De Trijesprong en Westermeer is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter nog geen sprake geweest. De vorderingen van De Trijesprong zullen daarom worden afgewezen.
6.8.
De voorzieningenrechter ziet in de wijze waarop partijen hebben onderhandeld wel aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Westermeer heeft door zijn uitlatingen en handelingen verwachtingen gewekt en zich langere tijd als waarschijnlijke contractspartij opgesteld, terwijl de overige vennoten die verwachtingen niet hebben getemperd. Dat De Trijesprong aldus meende dat er sprake was van overeenstemming is, hoewel onjuist, niet onbegrijpelijk. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak in conventie tussen TDDY en Westermeer
6.9.
Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het pand te [plaats] . Westermeer is bereid het pand aan TDDY te leveren. De vorderingen van TDDY zullen daarom - als niet betwist en gegrond op de wet - worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde dwangsommen. De voorzieningenrechter gaat er van uit dat Westermeer zal meewerken aan de levering van het pand, ook zonder de dreiging van het verbeuren van dwangsommen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen.
6.10.
Het door Westermeer gemaakte bezwaar tegen de eisvermeerdering van TDDY zoals weergegeven in 4.2. behoeft gelet op het vorenstaande geen bespreking meer. De vorderingen van TDDY worden immers toegewezen, zodat aan de eisvermeerdering niet wordt toegekomen.
6.11.
De gevorderde beslagkosten acht de voorzieningenrechter gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De door Westermeer te vergoeden beslagkosten worden vastgesteld op:
- verschotten € 315,94 (deurwaarderskosten)
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
490,00 (tarief in kort geding)
Totaal € 1.461,94.
De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
6.12.
De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om Westermeer in de proceskosten te veroordelen.
De kosten aan de zijde van TDDY worden vastgesteld op:
- salaris advocaat 980,00.
Het griffierecht is verrekend met het griffierecht voor het beslagrekest.
De door TDDY gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
In de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
6.13.
De voorwaarde van afwijzing van de vorderingen van De Trijesprong in conventie is vervuld, zodat de voorzieningenrechter in reconventie de gevorderde opheffing van het beslag door De Trijesprong toewijsbaar acht. De voorzieningenrechter is in kort geding bevoegd om zelf in zijn uitspraak beslagen op te heffen en zal het beslag opheffen op de wijze als in het dictum te bepalen.
6.14.
Gelet op hetgeen hiervoor in 6.8. is overwogen ziet de voorzieningenrechter eveneens aanleiding om de proceskosten in reconventie te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in incident
7.1.
laat TDDY toe als tussenkomende partij in de kort geding procedure tussen De Trijesprong en Westermeer, bekend onder zaak- en rolnummer C/17/174307 / KG ZA 20-167,
7.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak in conventie tussen De Trijesprong en Westermeer
7.3.
wijst de vorderingen af,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak in conventie tussen TDDY en Westermeer
7.5.
veroordeelt Westermeer uiterlijk 15 september 2020 haar medewerking te hebben verleend aan de uitvoering van de overeenkomst door levering van de onroerende zaak, door middel van haar medewerking aan het opstellen van een daartoe bestemde akte van levering welke zal worden opgesteld door een door TDDY aan te wijzen notaris,
7.6.
bepaalt dat, met toepassing van artikel 3:300 lid 2 BW, dit vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht noodzakelijke rechtshandelingen van Westermeer, zodat de notaris op basis van dit vonnis gerechtigd is conform de overeenkomst tot het passeren en inschrijven van de leveringsakte met betrekking tot de onroerende zaak over te gaan, indien Westermeer tenminste drie weken na dit vonnis geen gevolg heeft gegeven aan de veroordeling onder 7.5. zodat dit vonnis, mits TDDY daaraan voorafgaand de verschuldigde koopsom van € 412.732,00 en op grond van de akte van levering voor haar rekening komende kosten op de kwaliteitsrekening van de betrokken notaris heeft voldaan, als zodanig in openbare registers kan worden ingeschreven, waarbij dit vonnis moet worden geacht al de in 7.5. bedoelde conceptakten van levering opgenomen bedingen en bepalingen te bevatten,
7.7.
veroordeelt Westermeer tot vergoeding van de beslagkosten ad € 1.461,94, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
7.8.
veroordeelt Westermeer in de proceskosten, aan de zijde van TDDY tot op heden vastgesteld op € 980,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.9.
veroordeelt Westermeer in de na dit vonnis ontstane kosten van TDDY, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Westermeer niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in de hoofdzaak in reconventie
7.12.
heft op het op 30 juli 2020 door De Trijesprong ten laste van Westermeer gelegde beslag op de onroerende zaken staande en gelegen te [adres] (kadastraal [kadastrale bekendheid] ),
7.13.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.14.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Biesma en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 698/ah