ECLI:NL:RBNNE:2020:3334
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoekschrift tot dwangakkoord in faillissementsprocedure met nieuwe schulden aan de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij de verzoeker, een ondernemer met een aanzienlijke schuldenlast van € 58.783,82, een dwangakkoord wilde afdwingen met zijn schuldeisers op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). De verzoeker had een regeling aangeboden aan zijn schuldeisers, maar na het aanbieden van deze regeling waren er nieuwe schulden ontstaan aan de Belastingdienst, wat de situatie compliceerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in zijn verzoekschrift primair vroeg om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de aangeboden regeling, en subsidiair om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp).
Tijdens de zitting op 29 juli 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn zowel de verzoeker als vertegenwoordigers van de Belastingdienst gehoord. De rechtbank heeft geconstateerd dat de Belastingdienst en enkele andere schuldeisers niet akkoord gingen met de regeling, en dat de hoogte van de schuld aan de Belastingdienst was gestegen door nieuwe aanslagen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat de schuldeisers in redelijkheid niet tot weigering van de instemming met de aangeboden regeling konden komen, vooral gezien de nieuwe schulden die waren ontstaan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verschil in resultaat tussen de minnelijke regeling en de Wsnp minimaal is, en dat de waarborgen die de Wsnp biedt, zoals toezicht en sancties bij niet-nakoming van verplichtingen, zwaarder wegen dan de minnelijke regeling. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord afgewezen. De rechtbank heeft de verzoeker verzocht om binnen vier weken te laten weten of hij zijn verzoek om toelating tot de Wsnp wenst te handhaven, en heeft bepaald dat daarover bij afzonderlijk vonnis zal worden beslist.