ECLI:NL:RBNNE:2020:3322

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
17/174054
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor tijdelijk verblijf bij grootouder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot machtiging voor de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek was ingediend door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, de gecertificeerde instelling, met het oog op een tijdelijk verblijf van [minderjarige] bij zijn opa van 1 augustus 2020 tot uiterlijk 10 augustus 2020. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door zijn vader, die instemt met het verzoek. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, was alleen de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig, terwijl [minderjarige] en zijn vader niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

De kinderrechter overweegt dat de uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige niet aan de orde is, omdat het verzoek betrekking heeft op een eenmalig verblijf van slechts tien dagen. De kinderrechter concludeert dat de ratio voor rechterlijke toetsing ontbreekt, aangezien het systeem van regelgeving omtrent uithuisplaatsing niet is bedoeld voor tijdelijke logeerpartijen. De kinderrechter wijst het verzoek af, wat betekent dat [minderjarige] zonder machtiging van de kinderrechter bij zijn opa kan logeren. De beschikking is mondeling gegeven door mr. G.J. Baken en is op 29 juli 2020 schriftelijk vastgelegd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/174054 / FJ RK 20-730
datum uitspraak: 27 juli 2020
beschikking machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling,
gevestigd te Leeuwarden,
betreffende
[naam], geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[naam], hierna te noemen de stiefmoeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 juli 2020, ingekomen bij de griffie op
23 juli 2020.
1.2.
Op 27 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Ter zitting is verschenen mevrouw [naam] namens de GI. [minderjarige] en zijn vader zijn niet verschenen, hoewel wel behoorlijk opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
2.2.
[minderjarige] woont bij de vader en de stiefmoeder.
2.3.
Bij beschikking van 16 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot
22 mei 2021.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft de uithuisplaatsing van [minderjarige] verzocht met ingang van 1 augustus 2020 tot uiterlijk 10 augustus 2020 bij opa vaderszijde.
3.2.
De GI heeft aangevoerd dat [minderjarige] in de vakantie één week (van 1 augustus 2020 tot uiterlijk 10 augustus 2020) bij de opa zal logeren. Het verblijf bij de opa kan de vakantie van [minderjarige] doorbreken en tevens de thuissituatie tijdelijk ontlasten. Het verblijf bij opa is niet aan te merken als een netwerkplaatsing en is uitsluitend bedoeld voor verblijf op de camping bij opa en bij opa thuis. Aangezien er sprake is van een ondertoezichtstelling, vindt de GI het van belang dat de plek van [minderjarige] bij opa juridisch gedekt is nu dit verblijf van langere duur is.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de overgelegde stukken en het hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht overweegt de kinderrechter als volgt. Artikel 1:265b lid 1 BW bepaalt onder meer dat de kinderrechter de GI kan machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
4.2.
De kinderrechter overweegt dat in het onderhavige geval de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verzocht voor verblijf bij de opa op de camping dan wel bij de opa thuis. De gezaghebbende vader stemt hiermee in. De plaatsing geschiedt eenmalig gedurende tien dagen in de zomervakantie, namelijk van 1 augustus 2020 tot uiterlijk 10 augustus 2020. De uithuisplaatsing heeft tot doel het doorbreken van de zomervakantie van [minderjarige] en tevens het tijdelijk ontlasten van de thuissituatie. Na de genoemde periode bij de opa zal [minderjarige] terugkeren naar zijn vader en stiefmoeder, waar hij ook op dit moment woont.
4.3.
De kinderrechter komt tot het oordeel dat voor onderhavig verzoek de ratio voor rechterlijke toetsing ontbreekt. Het systeem van regelgeving met betrekking tot de uithuisplaatsing is er naar het oordeel van de kinderrechter niet op gericht tijdelijk, gedurende een eenmalige korte periode, de minderjarige onder de invloedssfeer van een derde te brengen in het kader van een logeerpartij. Een verblijf van tien dagen kan niet aangemerkt worden als een langdurig verblijf. De minderjarige wordt ook niet onttrokken aan (de zorg van) zijn verzorgers nu er in casu geen sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot opvoeden en verzorgen met deze opa. Uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding is derhalve niet aan de orde.
4.4.
Het bovenstaande betekent dat de minderjarige wel kan gaan logeren bij zijn opa. Daar is dus alleen geen machtiging van de kinderrechter voor nodig.
De beslissing
De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 864