ECLI:NL:RBNNE:2020:3309
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in een civiele procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 juni 2020 een verzoek tot wraking van rechter mr. R. Bootsma behandeld. Het verzoek is ingediend door een verzoeker die in persoon procedeerde en die meende dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De verzoeker had mr. Bootsma gewraakt naar aanleiding van een brief van de griffier, waarin stond dat hij niet had gereageerd op de stellingen van de tegenpartij, OHRA, en dat er vonnis zou worden gewezen. De verzoeker betwistte echter de inhoud van deze brief en stelde dat hij wel degelijk had gereageerd.
Mr. Bootsma heeft in haar verweer aangegeven dat de verzoeker tijdig op de rolzitting was uitgenodigd en dat zijn reactie te laat was ingediend, waardoor deze niet in de procedure kon worden betrokken. De rechtbank oordeelde dat de onvrede van de verzoeker over de processuele beslissing van de rechter op zichzelf onvoldoende grond biedt voor wraking. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid.
De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard, en de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden onverwijld op de hoogte gesteld van deze beslissing.