ECLI:NL:RBNNE:2020:3212

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
18/730083-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in schietpartij Leeuwarden na herroepen verklaring slachtoffer

Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een schietpartij in Leeuwarden op 2 mei 2019. De verdachte, bijgestaan door mr. S. Dogan, werd beschuldigd van het opzettelijk beroven van het leven van een persoon, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en bedreiging met een vuurwapen. De officier van justitie vorderde een integrale vrijspraak, omdat er onvoldoende overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen. De enige bewijsmaterialen bestonden uit een 112-melding van het slachtoffer en diens verklaring dat de verdachte had geschoten. Echter, het slachtoffer heeft zijn verklaring op 2 oktober 2019 herroepen, waarbij hij aangaf dat het niet de verdachte was die had geschoten, maar dat derden in de lucht hadden geschoten. Deze herroeping leidde tot twijfel over de betrouwbaarheid van het bewijs.

De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank stelde vast dat er op 2 mei 2019 inderdaad was geschoten, maar dat de herroepen verklaring van het slachtoffer geen doorslaggevende betekenis had en onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. Hierdoor kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wat er zich daadwerkelijk had afgespeeld tijdens het schietincident. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de vereisten voor een veroordeling.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. M.B. de Wit als voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. B.F. Hammerle, en werd openbaar uitgesproken op 17 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730083-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 september 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 september 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met) een vuurwapen (een kogel) heeft afgevuurd/afgeschoten in de richting van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met) een vuurwapen (een kogel) heeft afgevuurd/afgeschoten in de richting van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer] en (vervolgens) (met) dat vuurwapen (een kogel) afgevuurd/afgeschoten in de richting van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een integrale vrijspraak gevorderd in verband met het ontbreken van overtuigend bewijs. Het bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de schietpartij op 2 mei 2019 bestaat uit de 112-melding van het slachtoffer [slachtoffer] en diens op de plaats delict afgelegde verklaring dat het verdachte is geweest die op hem heeft geschoten. Uit het buurtonderzoek blijkt dat er een schot is gehoord en ter plaatse zijn een huls en een patroon gevonden. Dit steunt de verklaring van [slachtoffer] dat er is geschoten. Familieberaad heeft er nadien echter toe geleid dat [slachtoffer] op zijn verklaring is teruggekomen in die zin dat verdachte niet de persoon is geweest die heeft geschoten, dat er door derden in de lucht is geschoten en dat hij het verhaal heeft verzonnen om wraak op verdachte te nemen. Hierdoor is er ruimte voor twijfel ontstaan, hetgeen maakt dat er geen overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat er op 2 mei 2019 in Leeuwarden is geschoten. [slachtoffer] heeft deze schietpartij gemeld bij de meldkamer en heeft verklaard dat hij door verdachte is beschoten.
Op 2 oktober 2019 heeft [slachtoffer] deze verklaring herroepen: het is niet verdachte geweest die heeft geschoten, maar het zijn derden geweest die in de lucht hebben geschoten.
De rechtbank stelt vast dat er naast de verklaring van [slachtoffer] in het dossier geen ander stuk voorhanden is waaruit zou kunnen blijken dat verdachte in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten of aan [slachtoffer] opzettelijk dreigend een vuurwapen heeft getoond en op hem heeft gericht. Nu [slachtoffer] zijn initiële verklaring heeft herroepen, is de rechtbank, alles overziend en in onderling verband en samenhang beschouwd, van oordeel dat aan deze verklaring geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend en deze verklaring daartoe onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Aldus kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld wat er zich op 2 mei 2019 bij het schietincident daadwerkelijk heeft afgespeeld en of en op welke wijze verdachte daarbij betrokken is geweest. Dit betekent dat verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2020.
Mr. C.H. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.